EXTRA
KAARSENMAKEN
Twee eeuwen
oude fabriek
opereert
nu vanuit
Zoetermeer
Grote zolder
Kerkkaarsen
Kaarsenstad
Mooier
Jij donderdag
SM, 22 januari 1981
i HS1 VD/SC/WW
De afwerking
van een hand
gemaakte
kaars.
Het maken van kaarsen kan gebeuren op
verschillende manieren.
Het zogenaamde ton ken is één van de
pidste methoden. Men neemt een kaar-
senpit, giet daarover vloeibare was en de
kaars groeit als het ware rondom de pit.
Kaarsepitten kunnen op deze manier ook
in een ketel met was dopen.
Trekken is een tweede manier. Een pit
van ongeveer honderd meter wordt over
twee grote spoelen gespannen waartussen
een bak vloeibare was staat. De pit wordt
door deze bak geleid, heel langzaam, zo
dat ook hier een aangroeiproees ontstaat.
De lange kabel kaars wordt ten slotte in
stukken gesneden. De stukken kaars
worden verder afgewerkt en bijvoorbeeld
gepolijst.
Alleen met bijenwas of een mengsel
daarvan met andere wassen kan een
kaars worden gedraaid of met de hand
worden vervaardigd. In een oven wordt
de was kneedbaar gemaakt Van het
kneedbare was wordt een stuk afgehaald
en deze wordt om de pit heengedraaid.
Daarna moet de kaars uiteraard verhar-
den op een koele plek.
Het gieten van kaarsen Is wat eenvoudi
ger. In een tinnen gietvorm wordt een pit
gespannen. De vorm wordt volgegoten
met vloeibare was. Daarna wordt de
vorm gekoeld en de kaars is klaar.
Een nog vrij nieuwe methode is het per
sen van kaarsen. Dat kan gebeuren op
drie manieren. Twee daarvan houdt het
principe in, de was tot poeder te maken.
Men kan de poeder in een speciale vorm
onder hoge druk tot kaars laten persen of
de poeder komt terecht in een speciale
machine met daarin een schroef zonder
eind. De schroef perst de poeder naar
buiten, zodat er een lange streng kaarsen
ontstaat zoals bij het trekken De derde
methode is de vloeibare was op een wals
te laten lopen, die wordt gekoeld. De laag
was wordt van de wals afgeschraapt en
via een trechter geperst tot een streng.
Uitgezonderd het kaarsend raaien zijn alle
manieren verder in hoge mate gemecha
niseerd. Niettemin zorgt de afwerking
nog voor veel handenarbeid.
Het is mogelijk om zelf thuis kaarsen te
maken. Er bestaat doet-het-zelfpakket
ten. „Niet doen" zegt De Bruijn „Ik ben
er lalikant op tegen Het werken met
kaarsen kan gevaarlijk zijn. Je hebt zo
brandwondenomdat de was zeer snel
kan ontbranden".
Kaarsenfabriek Beuger:
handel in romantiek
Zoetermeer „De gloed
volle sfeer van natuurlij
ke romantiek". Een zo uit
de STER weggelopen slo
gan siert de reclamefol
ders van een bedrijf dat
overal gevestigd zou kun
nen zijn, maar eigenlijk
niet in Zoetermeer. En
zeker niet op het saaie be
drijfsterrein bij de Fok
kerstraat. Maar waar vele
buitenstanders zich ver
gissen in de dynamiek
van het aloude boterdorp,
daar komt men ook niet
onderuit om in dit geval
excuus te maken; Zoeter
meer herbergt een kaar
senfabriek en niet zomaar
eentje. Hoewel de eigen
lijke produktie niet hier
plaats vindt, maar in het
oostelijke Delden worden
de kaarsen wel degelijk
onder de naam 'Beuger
Zoetermeer' op de markt
gebracht. Het is notabene
de grootste kaarsenfabri
kant van Nederland.
Achter de kaars zit eon enorme his
torie Zo ook achter de naam Beu
ger. bijna tweehonderd jaar geleden
de grondlegger van een kerkkaar-
senfabnek. De huidige eigenaar van
Beuger is de eerste in de lijn die
met meer van de oorspronkelijke
familie afstamt. Het kaarsengeslacht
stierf enkele tientallen jaren gele
den uit. Hagenaar G. de Bruijn (59)
probeerde een traditie voort te zet
ten, maar heeft enkele jaren gele
den toch moeten capituleren; een
fusie met een Deldense kaarsenfa
briek moest het bedrijf meer arms
lag geven. Het lijkt een goede gooi
te zijn geweest, omdat de combina
tie thans de grootste van Nederland
is. Maar ook De Bruijn kampt op
zijn beurt met opvolging. In de fa
milie is niemand die verder 'in de
kaarsen' wil gaan.
De Zoetermeerse geschiedenis is in
feite slechts een nietig verlengstukje
van de Beuger-historie. In zijn kan
toor grijpt De Bruijn terug naar het
verleden Hij koestert een opvallen
de voorkeur voor de kleur waarop
zjn naam is gebaseerd. Een bruine
houten wand. jute behang, bruin
stalen bureau, bruin vloerkleed.
Een keurig bruin pak, bruinge-"
streepte stropdas en dezelfde kleur
schoenen. Vele verschillende soor
ten kaarsen staan keurig uitgestald
op de glazen tafel.
„De oude Beuger". peinst hij. „Die is
begonnen op het Haagse Westeinde,
vlakbij het huidige ziekenhuis. Uit
eraard een typische handwerkkaar-
senmakerij. Hij had geen kinderen,
zodat een neef van hem de zaak la
ter voortzette. W. van Honstede was
dat Die had wel een zoon, maar die-
stierf op 33-jarïge leeftijd. Hij zette
Beuger toen voort met zijn dochter,
die trouwde met ene Van Rooij. Op
5G-jarige leeftijd stierf deze. En toen
kwam ik...".
Op 20-jarige leeftijd, vlak voor de
laatste oorlog kwam De Bruijn in de
zaak. Na een proefperiode werd hij
door Van Rooij opgeleid voor het
grotere werk: de leiding over de
kaarsenfabriek. „We hebben het in
de oorlog verdomd moeilijk gehad",
piekert hij. „Zoals vrijwel alle zaken
moesten we werken met een bon
nensysteem. Tot acht jaar na de oor
log moesten we het doen met afge
paste hoeveelheden vanwege het te
kort aan grondstoffen".
Het Westeinde was toen overigens
al geruild voor een zolder aan de
1
Raamstraat in Den Haag. „De grote
zolder", zoals De Bruijn, een sym
pathieke prater die af en toe zich
zelf waarschuwt tegen al te grote
publiciteit, met enige trots vermeldt.
Toen nog werden de kaarsen met de
hand gemaakt, een techniek die
overigens ook nu nog in Delden
wordt toegepast.
„In de Jan Hendrikstraat kregen
we er een depot bij. In 1942. Een
flinke werkplaats. In 1955 verhuis
den we naar Rijswijk, waar we tot
december vorig jaar hebben geze
ten, Toen werd de fusie een feit...".
Beuger is oorspronkelijk
een kerkkaarsenfabriek,
zoals vele van de fabrie
ken die in de achttiende
eeuw werden opgericht.
„Ook nu maken we ze
nog. Verder komen er re
gelmatig speciale op
drachten. We hebben
eens een kaars gemaakt
van tweeëneenhalve me
ter met een doorsnee van
15 centimeter. De klein
ste ooit gemaakt is ons
tuïgkaarsje: viereneenhal-
ve centimeter hoog en
drieëneenhalve milimeter
dik. We bedrukken ze op
verzoek, bewerken of be
schilderen ze. Daarvoor
hebben we iemand met
academische opleiding in
onze farbiek. Voor het
huwelijk van Beatrix
hebben we destijds ook
voor speciale kaarsen ge
zorgd".
Met weemoed denkt De Bruijn aan
de omwenteling. Welke ambachts
man doet dat overigens niet? Hij wil
er niet zoveel over kwijt. Zegt: „De
fabriek werd verplaatst naar Del
den, waar de firma Kristen ook een
fabriek had. In Zoetermeer hadden
we al drie jaar een magazijn. Beslo
ten werd om vanuit hier de verkoop
te regelen en het magazijn te hou
den".
Of het pijn doet? „Daar zit iets in.
Het is wel jammer, Maar de proble
men zijn zo aan ie wijzen. Het is
ontzettend moeilijk om hier mensen
te krijgen. De grondstoffen worden
duurder. En de concurrentie met
name uit Oost-Duitsland wordt
steeds meer voelbaar. En natuurlijk
word ik ook een dagje ouder.".
Wie de cijfers van Beuger leest
komt echter voor verrassingen te
staan. De gecombineerde belangen
van de Zoetermeerse en de Delden
se fabriek blijken het grootste kaar-
senbedrijf van Nederland op ie le
veren. Hoewel De Bruijn geen cij
fers wil prijsgeven („Een afspraak
binnen on2e branche") over de ba
ten, licht hij toch een tipje van de
sluier op. De jaarlijkse kaarsen pro
duktie schommelt zo tussen de 25 en
30 miljoen. Per dag worden er
120.000 kaarsen geproduceerd. Wel
een cijfer dat hij kwijt wil is de tota
le Nederlandse omzet; zo'n 60 mil
joen gulden per jaar. Per gezin wor
den dit jaar in ons land vijftig kaar
sen gebruikt, tegen 44 vorig jaar.
..We blijven vrij constant", alus de
Hagenaar, die destijds aan de Raam
straat met nog een vijftal mannen
het geheim van de kaarsenmakerij
onder de knie kreeg. „We gebruik
ten toen voor 60 procent zuivere bij-
Het hand
werk zoals op
deze oude foto
wordt nog
steeds gedaan
bij Beuger.
De oude
kaarsenfabriek
in Rijswijk.
Het magazijn
in Zoetermeer
enwas. Dat werd kneedbaar ge
maakt in een oventje. Nu is het een
compositie van paraffine (tachtig
procent) en stearine. We gebruiken
nog vele methoden: het zogenaamde
tonken* het trekken, het gieten van
kaarsen en het oude handwerk".
Bij het aanhoren van de Hagenaar
verbleekt Gouda als erkende kaar
senstad. „De steannekaars van Gou
da lag destijds uitstekend in de
markt", legt hij uil „Maar dat is een
beetje historie. Unilever, die de
oude kaarsenfabrieken heeft over
genomen is in eerste instantie een
chemisch bedrijf. Slechts drie a vier
procent van de produktie bestaat uit
kaarsen. Ze moeten ook wel om de
stearine kwijt te raken
In Nederland zijn er weinig concur
rerende factoren, kan uit het ge
sprek worden geconcludeerd. De ei
gen markt wordt goed beschermd.
Dat ligt echter anders bij de buiten
landse concurrenten die op de loer
liggen. Mei name de Oostduitsers
pikken een forse graan mee. De
echte ambachtsman gruwelt van
deze omwikkeling. De Bruijn: „De
druk neemt toe. We moeten eigen
lijk voor te lage prijzen verkopen.
De kosten vliegen omhoog hoewel
we tot nu toe over de omzet niet
echt hoeven te klagen. Er komt ech
ter teveel import uit de DDR. Tegen
abnormaal lage prijzen worden die
hier op de markt gebracht. De kwa
liteit van deze kaarsen is echter be
duidend minder. Dat komt omdat
de Oostdiiitsers veel meer olie er in
stoppen. De kaars wordt zachter,
walmt meer en gaat flink druipen.
Ze zijn nog niet zover m de tech
niek als wij. Maar ja, vele mensen
kijken alleen maar naar de prijs".
Het ontwerpen van nieuwe kaarsen
wordt zelf ter hand genomen door
de Bruijn. Elk jaar weer schetst hij
een nieuwe 'trend'. De consument
etst dat en diens wil is wet. „In de
regel zijn de veranderingen klein.
We hebben de versierde kaarsen ge
had. En de droogbloemen. Echte
modeverschijnsels. Negentig procent
van de verkoop bestaat toch echt uit
de doodgewone huis tuin en keu
kenkaars. Toch komen we ieder
jaar met tussen de tien en twintig
weer andere soorten".
Regelmatig koerst hij naar Delden,
een gemeente vlakbij Hengelo. Het
contact met het oorspronkelijke
werk laat hij niet los. Zo'n vijftig a
zestig werknemers (het aantal
schommelt nogal) werken daar. On
der hen bevindt zich nog een hand
werker, die op dit moment iemand
opleidt. „Die kaarsen zijn uiteraard
duur. Voor één ben je 15 a 20 minu
ten kwijt. Er is geen verschil in
brandtjd. maar ze zijn natuurlijk
veel mooier".
De Bruijn beleeft nog veel plezier
aan zijn werk. Hij kijkt al weer uit
naar een mogelijke opvolger. „Mjjn
vader was bakker. Van hem heb ik
geleerd optimistisch te zijn. Te blij
ven boksen. Al gaat het de laatste
jaren wat moeilijker. We moeten
voortdurend alert blijven...".