4
EXTRA
Cultuur
historisch
erfgoed
why
föfWhJi
vl
|P$
^5»
woensdag
28 januari 1981
VD/SC/WW
Eendenkooien zijn net zo oer-Hollands als molens en cul
tuurhistorisch bijzonder interessant. Bovendien vormen
ze voor flora en fauna in het bij 'onder voor vogels
ware dorado's. Als gevolg van ruilverkavelingennieuwe
autosnel wegen en uitdijende woonkernen verdwijnen er
hier en daar
In 1970 beëindigde de kooiker van de Hoogezandse kooi
(op de buitengronden van de Ambachtsheerlijkheid
Cromstrijen te Numansdorp) zijn werkzaamheden. Over
deze kooi, de kooikers die er werkten en de gebeurtenis
sen sinds 1970 gaat het volgende relaas van de heer G. L.
Ouweneel uit Maasdam. Het verscheen kortgeleden in
„Vogels", het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging
tot Bescherming van Vogels. Ouweneel pleit daarin on
der meer voor herstel van de aftakelende kooi. die voor
de Hoeksche Waard een uniek cultuurhistorisch erfgoed
vormt
,'J, «Het koolbos met
een deel van de
f relgerkolonie.
De heer*
J. L- van
Spanje.
einde
Toen op 15 Jnli 1492 de
roomse koning ZVïaximi-
llaan aan zijn gunsteling
G. Nnman een groot ge
bied* deel uitmakend van
de tegenwoordige Hoek
sche Waard, in eeuwigdu
rende erfpacht gaf, behoor
de de „vogelarij" tot de
gunsten die Maximilian
„gunde, gaf en liet" Be
kend is dat begin zeven
tiende eeuw pogingen wer
den ondernomen om op het
Hoogexand langs het Hol
lands Diep een eendenkooi
in te richten, maar hoge
vloeden deden deze onder-
neming schipbreuk lijden.
Ia 1840, ruim twee eeuwen la
ter, was er weer een kandidaat
maar ook dat liep op niets uit.
In 1852 pachtte Leendert de
Gids voor een periode van 12
jaar 4 bunder griend, rietveld
en water voor/ 120.- per jaar.
Verkregen werd daarbij het
recht van afpaling op de Am-
bachtsheerlijke gronden tot
1506 ellen uit het middelpunt
van de door hem aan te leggen
eendenkooi.
Kort daarop droeg De Gids
zijn rechten over aan Hendrik
van Spanje, die de K.uogezand-
se Kooi tot bloei wist te bren
gen en wiens zoon en klein
zoon tot 1956 op de kooi werk
ten. In dat jaar volgde de over
dracht aan van Ballegooyen
die in 1970 het veld moest rui
men doordat in het kader van
de ruilverkaveling Korendijk-
Strienemonde het kooihuis
plaats moest maken voor een
nieuw gemaal.
Buitenpijp
De ligging langs het onder in
vloed van de getijden staande
Hollands Diep eiste bijzondere
voorzieningen en bovendien
veel onderhoud, maar bood de
kooiker ook speciale mogelijk
heden. De Hoogezandse Kooi
lag buitendijks, aan weerszij
den van de monding van de
Schuringse Haven in het Hol
lands Diep. Ten oosten van
deze monding is de eigenlijke
kooi gesitueerd. Drie vangpij-
pen reiken vanaf de kooiplas
het kooi bos in: twee op de
„borst" van de kooi, de z.g.
noordwest- en zuidwestpijp, en
een derde, de noordoostpijp,
vanuit de oostelijke korte zijde
van de plas. Een automatische
duiker hield de kooiplas op
peil, wanneer tweemaal per
etmaal de ebzuiging het water
door de lijsloten van de bui
tengronden wegtrok.
Uniek was de aan de westzijde
van de Schuringse Haven ge
legen getijdenpijp, de buiten-
pijp. Aangelegd door heen van
Spanje kon deze direct op het
Hollands Diep uitkomende
pijp alleen worden gebruikt bij
vloed, maar hij leverde de
kooiker meer op dan de drie
andere pijpen bij elkaar. Ove
rigens verklaarbaar want ook
nu nog zoekt bij ruw water op
het Hollands Diep veel water
wild beschutting in de Schu
ringse Haven, van waaruit de
eenden als vanzelfsprekend in
de buitenpijp belanden.
Alleen enkele in de Biesbos
gelegen kooien kenden het fe
nomeen van een buitenpijp; de
sluiting van het Haringvliet in
1970 maakte een einde aan
deze bijzondere variant van
eendenkooityper
's Winters kon h -t spoken op
het Hollands Diep. Vóór 1970
raakten ieder seizoen bij een
behoorlijke noordwester de
buitengronden overstroomd en
dus ook de kooi. Vader en
zoon Van Spanje werden dus
met veel onderhoud gecon
fronteerd.
Zalmnelten
Jaarlijks kregen de rieten
schuttingen een beurt en
moesten de tenen beugels wor
den nagezien. De Van Spanjes
zwoeren bij houten beugels en
Hendrik van Spanje gebruikte
vroeger zalmnetten om de pij
pen af te dekken; later werd
dit gaas.
Ook het koolbos eiste veel on
derhoud. De wilgen mochten
een zodanige hoogte bereiken
dat ze de kooiplas de gewenste
beschutting konden bieden,
maar schoten de bomen door
dm kon de hoogte een belem
mering gaan vormen voor in
vallende eenden. Voorts moest
het rond de aan het einde van
de vangpijp gelegen korf vrij
van geboomte blijven want
dan bleef het daar lichter. De
visie dat eenden vluchten naar
het dicht, lag aan dit streveh
van een eendenkooi
vóór de schutting heen en
weer lopende hondje bood een
essentieel onderdeel van de
vangprocedure. Dat spektakel
mocht niet eentonig worden
reden waarom de familie drie
hondjes had die steeds wissel
den. En grootvader Van Span
je ging zelfs zo ver dat hij de
hondjes uitdoste met een
broekje of vestje.
Toen de Ambachtsheerlijkheid
overging op gemechaniseerde
bedrijfsvoering betekende dat
een verontrusting voor de
kooi. hetgeen m de vangsten
te bemerken viel. Maar wan
neer als gevolg van de sluiting
van het Haringvliet de rustige,
buiten in het Hollands Diep
liggende banken en slikken
zouden verdwijnen, voorzag
de kooiker pas de grootste pro-
glemen. En niet ten onrechte
Terstond na 1 november 1970
heeft het gros van de winter
talingen het estuarium de rug
toegekeerd.
Do buitenpijp, kort vóór de
Harïngvlietsluiting (1970).
ten grondslag. Na de waters
nood van 1953 duurde het een
jaar voordat de kooi weer was
herbouwa. Ook na 1944-J45,
toen de Britten op de tegeno
ver liggende Brabantse oever
lagen, ruïneerden de Duitsers
en hun trawanten de boel der
mate grondig dat het na de be
vrijding geruime tijd duurde
eer de kooi weer op poten
stond.
Bovenbout
De Hoogezandse Kooi was in
de eerste plaats een wilde een
denkooi, met op de tweede
plaats (winter)talingen. Maar
onder de vangst bevonden zich
ook slobeenden, smienten en
pijlstaarten, en met krakeen
den waren de Van Spanjes al
best op de hoogte. De vangst
moet zo*n 4000 tot 5000 eenden
per jaar hebben belopen. Het
kwam voor dat 500 eenden
(een onwaarschijnlijk hoog
aantal) per dag werden be
machtigd, maar na zo'n hoog
tijdag werd er prompt 14 da
gen niet gekooid. Anders raak
te de kooi afgevlogen.
Invallende vorst leverde vaak
veel op. Van Spanje herinnert
zich dat zijn vader hem dan
's nachts om 4 uur kwam
wekken om de kooi te „ijzen":
er moes' dan bijten komen
en de stat* '"in werden naar
het Holia, 1 >iep gejaagd om
het bovenv- J mee te lokken,
of liever „de bovenbouten",
het door de vorst uit het noor
den afkomende waterwild.
„Ze waren te herkennen aan
de lange punt aan de staart
door het verre vliegen", aldus
Van Spanje. Door het ontbre
ken van een tnyriesmogelijk-
heid moesten r5 zomers de
vangsten direct worden „ge-
darmd"; de talingdarmen le
verden dan weer een uitste
kend aas op om op de paling te
gaan,
Iedere kooiker heeft zo zijn ei
gen kneepjes. Zo waren de
Van Spanjes ervan overtuigd
dat de eenden geboeid raakten
door het schouwspel dat het
De kooi-avifauna
Toen ik januari 1970 de Hoog
ezandse kooi voor het eerst be
trad, was deze net verlaten en
nog geheel bedrijfsklaar; wij
hadden 20 kunnen gaan
kooien. Met de vogels was het
gelïik raak, want langs het
Hollands Diep 2wierf toen we
kenlang een zeearend rond die
vaak de kooi als rustplaats
koos.
Zomer 1970 was er gelegen
heid o.a. de kooi op broedvo-
gels te inventariseren. Als
startpunt voor de gang van za
ken, nadat de kooi was prijsge
geven, bleek die inventarisatie
achteraf uiterst waardevol.
Die zomer broedden in de kooi
32 soorten vogels. Hieronder 9
paar blauwe reigers, zowel een
pcartje boomvalken als toren
valken, 2 paartjes tortelduiven,
2 paartjes grote bonte spechten
en 3 paar ransuilen. Alle gang
bare soorten insektenetertjes
waren als broed vogel aanwe
zig, waarbij speciale vermel
ding 2 paar grauwe vliegen
vangers en 9 paar tuinfluiters.
Aan het eind van de jaren zeventig biedt de buitenpijp een vervallen aanblik.
Bijzonder genoegen schonken
2 paar wielewalen. Niet direkt
tot de kooi-avifauna behorend,
maar huizend op een begren
zend rietgors was een paartje
bruine kiekendieven dat in
1970 mogelijk en sinds 1971 ze
ker jaarlijks jongen groot-
brengt.
Ook in 1970 was het kooibos al
behoorlijk verwilderd en lag
overal met inundaties aange
voerd veekhout Her en der
omgetuimelde wilgen en een
dicht en hoog doorschietend
vegetatiedek waarin brandne
tel, fl ui te kruid en groot hoef
blad domineerden, brachten
wel helemaal de sfeer die on
miskenbaar aan een eenden
kooi verbonden is: die kooi-ex-
cursies in de eerste zomer wa
ren kostelijk.
Blauwe reigers broedden vol
gens Van Spanje altijd al in de
Hoogezandse Kooi, maar er
kwam niet helemaal uit of de
reigers al dan niet ongemoeid
werden gelaten. Met aalschol-
ven leefden de Van Spanjes in
ieder geval op voet van oorlog:
„de stront maakt de schuttin
gen kapot*'. Maar hoe dan ook,
na het verlaten van de kooi
vertienvoudigde het aantal pa
ren blauwe reigers binnen en
kele jaren. De 3 paar ransuilen
hadden domicilie gekozen in
de alom in de kooi kwistig
aangebrachte eendenkorven.
Inventarisatie
Na X970 werd de gang van za
ken in de Hoogezandse Kooi
op de voet gevolgd, waarbij
het in 1974 en 1978 tot een
complete inventarisatie kwam.
Soorten verschenen en ver
dwenen. De eendenkorven
raakten al spoedig onttakeld
en met het verdwijnen van
deze nestelmogelijkheden
ruimden ook de ransuilen het
veld. In de eerste jaren bood
een reigemest nog soelaas,
maar de steeds omvangrijker
opkomst van de blauwe rei
gers had tot gevolg dat deze
geen nest onbezet lieten. Deze
gang van zaken had ook voor
boom- en torenvalken gevol
gen.
Gelukkig bleven onmiddellijk
buiten de kooi voor beide laat
ste soorten mogelijkheden
voorhanden, maar in 1974 al
hadden ransuil en boomvalk
de kooi verlaten en resteerde
nog één paar torenvalken.
De voortschrijdende uitdun
ning van het kooibos was mo
gelijk ook de oorzaak dat ook
andere boomgebonden broed-
vogels in aantal afnamen: in
1978 broedden er o.a. minder
grote bonte spechten, vinken,
wielewalen en spreeuwen in
de kooi. De tortelduif viel te
rug naar één paar. Soorten
welke in de periode 1970 tot
en met 1978 als broed vogel
verschenen waren heggemus,
roodborstje en zwartkop.
De verleiding was soms groot
door het scheppen van kunst
matige broedmogelijkheden te
pogen voor kostbare soorten
uitkomst te bieden. Nieuwsgie
righeid naar hoe de zaak zich
zou ontwikkelen zonder het
geven van „nestkas tsteun"
weeerhield mij tot dusver.
Hoogezandse Kooi:
exit
De onttakeling van de Hooge
zandse Kooi voltrok zich bin
nen enkele seizoenen. Schut
tingen tuimelden om en ver
gingen. Beugels met gaas stort
ten in de pijpen die op hun
beurt weer veranderden in
modderige greppels. De turf-
plankjes verdwenen spoorloos
en de kooiplas groeit langza
merhand dicht. Maar het bleef
niej bij typische kooiattribu-
ten. De afsluiting van het Ha
ringvliet leidde ertoe dat wind
en water definitief hun slag
kunnen slaan. De sindsdien
gestabiliseerde waterstand te
zamen met de overheersende
windrichting gaven het water
een vaste greep cp de onbe
schermde oever tientallen me
ters kalfden af en inmiddels is
het Hollands Diep al plaatse-
Iijk opgerukt tot in het kooi-
door G. L. Ouweneel
bos. Ook steeds meer bomen
kapseizen. De door het ver
dwijnen van de inundaties los
ser wordende grond kan de in
middels zwaar uitgegroeide
bomen onvoldoende steun ge
ven met als gevolg dat iedere
storm van betekenis grotere
gaten slaat in het kooibos.
Niets wordt ondernomen om
de kooi te redden, zodat bin
nen vijftien tot twintig jaar op
de plaats waar nu de Hooge
zandse Kooi nog ligt. het Hol
lands Diep zal kabbelen.
Door in 1970 de Natuurbe
schermingswet van toepassing
te verklaren op de Hoogezand
se Gorzen met zijn eenden
kooi, gaf CRM er blijk van te
beseffen dat het hier om een
terrein ging met zaken die het
waard waren om behouden te
blijven. Men zou dan ook van
uit Rijswijk initiatieven mogen
verwachten welke er toe lei
den dat het niet alleen blijft bij
een papieren bescherming.
Met de oever kalft ook de ge
loofwaardigheid af,
Toen in juni 1979 Van Spanje,
in gezelschap van de auteur,
zich door de Hoogezandse
Kooi een weg baande, ging er
begrijpelijkerwijze wel wat in
ons om. Elke meter leidde tot
herinneringen en de verhalen
kwamen los over hoogtijdagen
als „de plas vol lag met bout"
en over „het scherp einde van
de pijp". Een geheel door ve
getatie overwoekerde korf met
scheeltjes (luikjes waardoor de
gevangen eenden uit de korf
konden worden genomen), nog
gebouwd door ae vader van
Van Spanje, gaf aanleiding tot
weer een ander kleurrijk ver
haal.
Tevergeefs zocht Van Spanje
naar „de spartelhokjes'de.
houten kotjes waarin de be-,
machtigde en inmiddels omge-.
brachte eenden tijdelijk wer
den gedeponeerd: deze waren
al geheel vergaan. Maar de
staat van verval waarin zijn
vroegere werkterrein verkeer-
de en het feit dat geen hand
wordt uitgestoken om de zaak,
voor een volledige liquidatie te
behoeden, overschaduwde het
avondje nostalgie geheel.
Behoud is onderhoud
„De pijp uit". Dit was de met
dubbele betekenis geladen titel
van de expositie over eenden-'
kooien die zomer 1979 in het
Jachthuismuseum te zien was.
Eendenkooien worden
gebouwd om eenden te be
machtigen, voor veel vogelbe
schermers een onverteerbare
zaak. Met de kievitseierenzoe-
kerii vormt het kooikersbe-'
drijf altijd de geheide pil die
de Nederlanders krijgen te
slikken als zij op in terconfe
renties hoog op de kansel gaan
staan. J
Een filosofie over de vogelbe-
schermingsgedachte versus het
kooibedrijf past niet in het ka-J
der van dit betoog, maar eer
der en elders vielen al vaak-*
pleidocien te beluisteren oyer-'
het belang van eendenkooien-
en voor onze avifauna, zodat'
dit weinig stof tot discussie zal
opleveren. Het behoud van
onze eendenkooien is dus evi
dent - wat er dan in gebeurt is
een tweede zaak, die Vogeibe-.
scherming overigens ook wel.
aangaat.
Behoud vergt onderhoud; een»
gang van 2aken zoals in de_
Hoogezandse Kooi nadat deze-
was verlaten, vond al vele ma-,
len in Nederland plaats. Zelfde
situaties spelen zich waar-,
schijnlijk momenteel af in een,
aantal andere kooien in Ne-'»
derland. Kan er niet eens een
fonds worden gesticht --