EKÜÏ Wilg en Mand" wil ambacht behouden Bijna rijp voor het museum m*nawètik; ipatnèpü ef mR V- of leesf llïmthi W$m donderdag 25 juni 1961 vorsC/WW Door Pieter A. Kerkwijk Manden maker Van der Grijn Ameide Tienhoven In de tot nu toe schaarse voorjaarszon liggen aan de voet van de Lekdijk de dorpen Tienhoven en Ameide er dromerig bij. Dorpen, die model zouden hebben kunnen staan voor "Het Dorp" van Wim Sonneveld. Ook hier zal de dorpsjeugd ooit zoethout hebben gekocht voor een cent bij de grutterswarenwinkel, samen hebben geklit in minirok en beatlehaar en hebben gedanst op beatmuziek. Maar dat alles is inmiddels ook al weer verleden tijd. Wat wel is ge bleven, is het kleine gemeentehuis van het rustieke Tienhoven met en kele meters verderop de kerk, waar men vanaf de dijk geheel onbelet de dienst zou kunnen volgen. De Lek dijk maakt er ter plaatse een "eer biedige" lus omheen, zodat de auto mobilist genoodzaakt is gas terug te nemen. Het is ook de plek waar we op schrikken uit onze mijmering en ons realiseren dat ook hier mensen leven en werken en de tijd niets on aangetast laat. Ook hier leven jon geren met hun prille en ouderen met hun grijze verleden. De oude ren, met in hun vingers de ambach ten. die al lang niet meer "in" zijn en die, wanneer zij niet meer kun nen, zullen uitsterven. Zoals het ambacht van mandenmaker. Vlak vooraan in Ameide, vinden we in een eenvoudige werkplaats nog twee mandenmakers. Het zullen de laatsten zijn; Marius de Vroome en Jan van der Grijn. De ruim 65-plus- sers werken voor P.L. van der Lee- den en Zoon, vaten- en flessenhan- deL De entourage waarin, is geheel in overeenstemming met de grijs heid van het ambacht dat zij beoefe nen. Sober, en aan de "laatste lood- Maar een mandenmaker dt ook weinig nodig. In het mid den staat een potkachel en daar om heen twee vlonders, waarop de mannen zwijgzaam hun werk doen. De vloer vertoont bruine kringen, die blijken te zijn van de pruimta bak van Van der Grijn. Als hij geen pijp rookt heeft hij graag een pruim achter de kiezen, ónder hun nijvere handen krijgt een bloemenhanger vrij snel vorm. Zij hebben ongeveer twee uur nodig voor het "vlechten" van een paar hangers. Het zijn dan tenen kunstwerken geworden. Maar voor het tweetal zal het wel routi newerk zijn. Vooral als we wat later horen, wat voor kunstwerken Jan van der Grijn op zijn naam heeft staan. Gistmanden Hun 66-iarige baas Van der Leeden begon js 16-jarige in het manden makersvak. Zijn vader Johannes stichtte het bedrijfje in 1898, toen hij amper 25 jaar oud was. Toentertijd waren er nogal wat mandenmake rijen in Ameide/Tïenhcwen. Het •V m Ameide/Tienhoven Sinds vorig jaar september bestaat de Stichting "Wilg en Mand". Deze stichting, opgericht in LJsselstein, heeft als doelstelling het stimuleren van de belangstelling voor de mandenmakerij en de griendcultuur, organiseren van cursussen mandenvlechten en verzamelen van historische gegevens en materialen. Secretaris. Ir. C. Tutein Nolthenïus, consulent voor riet, griend en biezen bij het Staatsbosbeheer te Oisterwijk, vertelt dat "Wilg en Mand" is ontstaan uit grote sympathie voor wat dreigt te verdwijnen: de Nederlandse grienden en de Nederlandse manden. 'Typische stukken landschap voor grondstofvoorzïening en karakteristieke producten van veelzijdige ambachtslieden ziin in een al te kleine hoek gedrukt door de moderne industriële ontwikkeling, 't Kleinschalige heeft het voor de zoveelste maal van het grootschalige verloren. Dit is geen aanklacht, 't Is alleen maar de constatering van een feit Waarbij velen 2ich gelukkig niet willen neerleggen". Tutein Nolthenius vervolgt: "De naam "stichting" is voor ons doel waarschijnlijk niet markant genoeg. We vormen meer een aktiegroep, die wil behouden wat niet verloren mag gaan. We willen dan ook - net als al die mandenmakers van toen - zo min mogelijk vergaderen en zoveel mogelijk doen". Hij wijst erop dat al vijf jaar lang er in Heerde cursussen mandenvlechten worden gegeven. Met succes. Een onderzoek heeft volgens Tutein Nolthenïus geleerd dat er in veel meer gemeenten animo voor deze cursussen bestaat Tutein Nolthenius: 't Probleem is alleen: waar halen we goede docenten vandaan? Maar ook dat probleem is op te lossen. Leermeesters zijn er nog. We kunnen starten met een kaderopleiding. En die opleiding levert dan de docenten op voor een opleiding op bredere schaal". Hij deelt verder mee. dat er al vergevorderde plannen zijn voor het oprichten van een 'mandenmuseum". Tutein Nolthenius: De bedoeling is te komen tot een expositie van alle manden, die in de loop der tijd zijn gemaakt. Dat zijn honderden verschillende typen. Door middel van fotomateriaal kunnen de diverse toepassingen worden getoond. Onze "mandenmuseum" zal een plaatsje krijgen in het oudheidkundig museum van de gemeente IJsselstein, gevestigd op de zolders van het fraaie oude gemeentehuis". Voorzitter P. v.d. Dool, mandenmakerspatroon te Boskoop, wijst erop dat "Wilg en Mand" de werkzaamheden heeft overgenomen van de werkgroep, ingesteld door de Mandenmakerspalroonsbond. V.d. Dool: "De Nederlandse Vereniging van Mandenmakerspatroons kan worden beschouwd als de voortzetting van de Ondervakgroep Verpakkingsmandenindustrie, onderdeel van de Vakgroep Griendhout- en Rietverwerkende industrie. Deze laatste organisatie was overgehouden uit de bezettingsjaren 1940/45". Volgens hem is vóór en in de zomer van 1954 er veel gediscussieerd over de omzetting van de vakgroep in een bedrijfsschap. Daar geen medewerking verkregen kon worden van de werknemers ging een en ander niet door. V.d. Dool: "Nu was al eerder in principe besloten een Nederlandse Vereniging van Mandenmakers op te richten en de voorbereidingen hieraan werden gedaan door dezelfde personen die het bestuur van de Ondervakgroep vormden. Het belang van deze organisatie werd door lang niet alle vakgenoten die indertijd noodgedwongen wegens distributie van het teenhout lid van de Ondervakgroep waren, ingezien. Toen dan ook in september 1954 een definitieve oprichtingsvergadering in Utrecht werd gehouden, waren ca. 40 belangstellenden aanwezig, tien procent van de ingeschreven mandenmakers bij de vakgroep". Verder vertelt hij, dat in de loop der jaren door de vereniging diverse activiteiten zijn ontwikkeld. Met de werknemersorganisaties werden onderhandelingen gevoerd over de totstandkoming van de CAO's. V.d. Dool: "Eén van de grootste zorgen was wel de import van manden uit de goedkope landen als Polen (flesmanden), Joegoslavië enz. Adviezen werden gezonden naar het Ministerie van Landbouw, waar ook diverse besprekingen plaatsvonden. Tien jaar na de oprichting had de vereniging nog ca. 70 betalende leden, zeer velen waren door de jaren afgevallen, soms door bedrijfsbeëindiging, soms door geringe belangstelling. Daar er in 1980 eigenlijk geen echte mandenmakerspatroons met werknemers meer waren, maar wel de wens leefde om de handvaardigheid die het mandenmaken vereist te behouden, is de gedachte gerezen om door middel van een stichting - "Wilg en Mand" - het behouden van deze handvaardigheid te stimuleren, hetzij beroepsmatig, hetzij uit creativiteitsoogpunt. Een aspect dus ook nu weer geboren uit maatschappelijke ontwikkeling". Wie belangstelling heeft voor de Stichting "Wilg en Mand" kan zich wenden tot Ir. C. Tutein Nolthenius, Nassaulaan 14, 5052 JN Oisterwijk, tel. 04242 - 2238. Ambacht van mandenmaker sterft langzaam uit vak werd je als kind met de paple pel ingegeven. Op de schoolbanken leerde je als het ware het manden- maken. Andere werk dan in de agrarische sector, griendcultuur en mandenmakerij was er niet veel in die tijd. Vroeger maakte men veel gistman den voor Engeland. Die gingen met honderden tegelijk per schip naar Rotterdam om daar verscheept te worden. Het was in die tijd dat de Van der Leedens zelf over een aan tal grienden beschikten, ofschoon het meeste hout werd gekocht. Het griendhout dat in de mandenmake rij wordt gebruikt, is éénjarig wil genhout Vroeger werd het gekapte rijshout per schip aan de voet van de Lekdijk aangevoerd en verder met paara en wagen binnendijks ge bracht De industrie was vroeger de groot ste afnemer van de mandenmakers. Tegenwoordig is het onder andere de bloemenhandel, die voor veel werk zorgt Luxe-artikelen zoals bloemenhangers(nesten), bloembak ken, wiegen en lampekappen blij ken een veel gevraagd artikel te zijn. De meeste produkten zijn be stemd voor het binnenland. Vele bloembakken, grote vierkante man den, gaan kompleet gevuld met grond-plan ten-bloemen naar het buitenland. Maar er moeten tegen woordig veel artikelen worden geïmporteerd .omdat ons land nog maar weinig mandenmakers telt Jan van der Grijn: "Het éénjarig wilgenhout wordt eerst gedroogd en op schelf gezet. Tegen de tijd, dat we het denken te gaan gebruiken, gaat het acht dagen lang het water in. Daardoor krijgt het zijn buig zaamheid terug. Is het eenmaal ver werkt dan is het voor de duurzaam heid gewenst het niet meer met vocht in aanraking te brengen. Het gaat bij een goede behandeling een mensenleven mee". Zo'n vijf jaar geleden verwerkten de toen in de werkplaats vier aanwezige manden makers nog zo'n twaalf ton wilgen hout per jaar. Vroeger kon men met een gerust hart van een gistmand duizend stuks in voorraad maken. Die vlogen namelijk de deur uit Te genwoordig wordt veel op bestelling gemaakt. Er is dus veel veranderd, maar het mandenmaken is een zeer arbeidsintensief ambacht gebleven. En....zolang er mandenmakers zijn zal dat wel zo blijven. Oude garde Over het ambacht merkt Marius de Vroome met enige weemoed in zijn stem op: "Het werk zal wel blijven, maar de mandenmakers zul je met een héél groot licht moeten zoeken. De mandenmakerij loopt dood. Daar zijn twee belangrijke redenen voor aan te wijzen. Ten eerste voelt de jeugd niets voor het ambacht Ten tweede valt het moeilijk het werk te automatiseren. In Duitsland heeft men wel pogingen ondernomen om een en ander te automatiseren, maar duidelijke suksessen zijn tot aan de dag van vandaag nog niet geboekt. Duidelijk zal zijn, dat men het van de oude garde zal moeten hebben". Hij wijst op de konkurrentie van onder andere uit de Oostbloklan den. De Vroome heeft zich laten Manden- vlechter De Vroome aan de dagelijkse arbeid vertellen dat daar zelfs scholen zijn voor mandenmakers. Over de kwa liteit is hij niet positief. Volgens hem wordt er veel "rommel" geïm porteerd en laat de konsument 2ich leiden door de lage prijs. Over publieke belangstelling heb ben ze niet te klagen. Hun verrich tingen zijn - vooral de laatste jaren - door vele fotografen vastgelegd. De mandenmakers zijn ook graag ge ziene gasten op jaarmarkten, oude ambachtenfeesten en zoals bijvoor beeld het schapenherdersfeest in Ede. Jan van der Grijn merkt op, dat ooit eens een jongeman de vraag stelde, hoe oud eigenlijk het man denmakersambacht was. "Ik heb gezegd, dat het ambacht er zo lang is als de aarde bestaat. De jongeman keek me daarop wat vreemd aan". Hij wijst erop dat er een oorkonde bestaat met het opschrift van het gildebord der mandenmakers van anno 1639, te zien in de Jacobi-kerk te Utrecht Het opschrift luidt: "Men maakt het mandwerk con- stieh, gerdich uyttegeest Na gheen patroon of voorbeeld, sonder vorm of leest. Anno 1639", Tijdverdrijf Marius de Vroome was veertien jaar toen hij het ambacht inging. "Wel moet gezegd worden, dat ik ook nog andere werkzaamheden heb ver richt. Zo heb ik in de bouw gezeten, 's Winters ging ik de griend in om hout te hakken voor de hoepelma kers. Die had je in Tienhoven en Ameide toentertijd ook veel. Maar daarnaast ben ik veelal mandenma ker geweest Nu doe ik het voor tijdverdrijf". Gekscherend merkt hij op - bij onze vraag hoe laat het tweetal begint - "Wie het meeste last van zijn geld heeft, is veelal het eerste hier. Nou, en dat ben ik niet want meestal ben ik rond de klok van kwart over ne gen 's morgens hier. rk kijk niet zo krap, maar ik kan moeilijk de gehe le dag thuiszitten. Daarbij komt dat we niemand in de weg lopen. Er zijn geep jongeren die het kunnen en de andere ouderen hebben ande re hobby's". Jan van der Grijn, een hartstochtelijke pruimer, is in feite de "artiest" van het tweetal man denmaker3. Hij is er op z'n twaalfde aan begonnen en is er vijfentwintig jaar uit geweest. Hij is de manden maker, die veel jaarmarkten en der gelijke bezoekt. Van der Grijn: "Overal gaan we niet meer naar toe. Ik ben ook zeve nenzeventig en het reizen wordt me ook wat te veel. Straks begint het seizoen weer en dan zal ik bij leven en welzijn onder andere te vinden zijn op de folkloristische markt in Spakenburg. Deze maand heb ik een opdracht bij het stedelijk mu seum van Utrecht Ik moet daar een bank rond een boom "vlechten". Van der Grijn draait z'n hand er niet voor om als er iets aparts ge maakt moet worden, zoals een wieg. Wel heeft hij dan graag een oud model of een tekening bij de hand. Een jaar of drie geleden presteerde hij het een zijspan voor een motor te vlechten. Het is eigenlijk overbodig de vraag te stellen hoe zij in dit am bacht verzeild zijn geraakt? De va ders kenden het vak en de jongens konden géén betere toekomst kie zen, dan in de mandenmakerij te gaan werken. Daar zat brood in. Mandenmakerij Van der Leeden drijft dus alleen nog maar op de gratie van deze twee nijvere AÖW- ers. Maar spoedig zal het tijdstip na deren waarop zij de pijp aan Maar ten zullen geven' Ge hebt toch géén haast"? Het wa3 de vraag die ons terugvoerde naar het verleden. Terug naar de tijd, dat er nog volop - mandenmakers waren in onder an dere Ameide en Tienhoven. Het was ook de tijd, dat er nog tien uur per dag in de mandenmakeriien - werd gewerkt Het laatste mag géén verheugend feit zijn, maar dat het ambacht mandenmaker op de drem- pel staat om voorgoed geschiedenis te worden is nog pijnlijker. Nog - even, dan hangt het gereedschap er- gens in een museum en houden ver geelde foto's de herinnering aan het ambacht levendig.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1981 | | pagina 4