STREEK %"Ym1 m Dolf Buschkens: journalistiek is mooier dan voorlichting 12 januari 1982 VD/5C/WW Schiedam Zijn constante antwoord was: „Weet ik niet Moet je niet bij mij wezen. Moet je die en die voor hebben." En dan noemde hij een naam van een of andere ambtenaar en die ambtenaar gaf dan het gevraagde antwoord öf verwees terug naar de gemeentevoorüchter. In dat laatste geval werd het lastig. Dan' belde je Buschkens voor de tweede keer en zei je dat die ambtenaar niks wilde zeggen. Buschkens ging er dan zelf op uit en belde een half uurtje later terug. Met de benodigde informatie. Dat was vroeger zo. Tegenwoordig komt het steeds vaker voor dat je 'voorlichting' niet nodig hebt v en rechtstreeks de betrokken ambtenaar belt. Terugkijkend op zijn elfjari- - ge loopbaan als voorlich tingsambtenaar van de ge meente Schiedam zegt Dolf A- Buschkens: „Dat heb ik toch aardig bereikt, dat amb- - tenaren nu zelf ook bereid zijn informatie naar buiten toe te verstrekken. Het is na tuurlijk de geest van de tijd, met meer inspraak, grotere openbaarheid van bestuur, maar het is hard knokken geweest om het zover te krij gen. Kijk, toen ik in 197Q voorlichter werd, was de voorlichting al een tijdje in opkomst, Schiedam was er laat mee. Als journalist had ik zelf meegemaakt hoe moeilijk het was informatie te betrekken van het stad huis, het was altijd als een gesloten bus, en toen ik hier als voorlichter kwam, be schouwde ik als mijn belang rijkste taak: het opvoeden van B en W en van ambtena ren in voorlichting. Toen was dat nodig. Tegenwoor dig, als ze wethouder wor-, den, dan weten ze 't.wel, dan hebben ze allang met de pers te maken gehad, en ambte naren weten het nu ook wel. Er is nog maar een enkele die tegen een journalist zegt: daar moet je bij de voorlich ter voor wezen. Want dat heb ik ook altijd bestreden. Ik heb, tegen Roelfsema des tijds, steeds gezegd: voor goe de voorlichting moet je niet bij de gemeentevoorlichting Zijn. daarvoor moet je de ambtenaar hebben die erover gaat. Niet alleen de chef of de hoofd van dienst, maar ook de lagere ambtenaar die de leuke details weet. Want "details, die heeft de pers graag. Er is niets erger dan een eigenwijze voorlichtings ambtenaar die maar een beetje uit zijn nek zit te klet sen en doet alsof hij alles zo goed weet." Het verklaart Buschkens voortdurende terughoudend heid in dat soort dingen. En die verklaring, nu bij zijn af scheid (deze week is hij voor het laatst), is nodig, want menigeen ambtenaar, po liticus zowel als menig jour nalist was wel eens ge neigd om te denken dat Bus chkens de boot expres af hield. Dat hij vastgeroesd was in zijn gewoonten: de voorlichtingspagina in Het Nieuwe Stadsblad, de routi neuze persberichtjes die da gelijks in de persmappen van het stadskantoor lagen. Maar vastgeroest was hij aller minst. Alleen: tien jaar voor- lichtingswerk in je eentje moeten doen, dat gaat niet in je kouwe kleren zitten. „Je knapt erop af," zegt Dolf Buschkens, met bezwerende handgebaren die hem beves tigen in zijn houding van een eerlijk, direct man. „Destijds, in 1970, ben ik met veel en thousiasme aan de gemeente- voorlichting begonnen. Men zegt wel eens dat ik Schie dams eerste voorlichter was, maar dat is niet helemaal ■waar. Je had toentertijd de bekende Schiedammer C. Brunt, die was als chef van algemene zaken ook belast met voorlichting, maar voor hem was het nog minder dan een parttime-baan. Hij was geen vakman, hij deed het erbij. Hij beperkte zich ertoe alle persberichten op te zou ten en ze eenmaal in de maand te publiceren in een blaadje dat er toen was, 'Het stadhuis meldt'. Het eerste wat ik deed toen ik hier kwam, was met dat blaadje stoppen. Het had allemaal al ïn de krant gestaan! Maar toen? Van meet af aan heb ik mijzelf de vraag gesteld: wat doe, je met die voorlichting? In een stad als Schiedam ge beurde zoveel, ik in mijn eentje kon niet alles dóen en toen Bas van Bochove er vo rig jaar bij kwam, kon hij ta ken op zich nemen die ik al tijd had moeten laten liggen. Public relations, daar wilde hij mee aan de gang en dat doet hij uitstekend, nij heeft Er is niets erger dan een eigen wij ze voorlichter die uit zij n nek kletst' daar feeling voor. Maar in de tijd dat ik voorlichter werd, was PR een vies woord, dat dééd je niet, public relations betekende: de stad verkópen. Nou, dat was er niet bij, dat lag mij niet. Daar was je te veel objectief journalist voor. Maar dat is helemaal weg- geëbt: tegenwoordig werkt de WA (vereniging van voorlichtingsambtenaren) zelfs samen met de PR-club. Wel deed ik publiciteit. Ik kwam uit het vak, ik was journalist geweest bij De Schiedammer, dat was toen de Schiedamse editie van Het Parool. Het was mijn vak, ik vond de kranten de belangrijkste media en daar op richtte ik mij in de eerste plaats." „Ik was feitelijk aangeno men om het maandblad van de Schiedamse Gemeenschap op poten te zetten, samen met de SG zelf. Maar de me ningen liepen te veel uiteen. De SG wilde er te graag een leuk historisch getint blad van maken en ik zei: dat is geen voorlichting. Mijn aan deel zag er heel anders uit. En daar kwamen de kosten nog bij. Vanwege die kosten heeft Roelfsema toen gezegd: stop er dan maar mee, zoek maar naar andere mogelijk heden. Ik heb toen het idee geopperd van die gemeente pagina in het Stadsblad." „Die gemeentepagina's zijn lange tijd de hoeksteen ge weest van mijn voorlichting. In het begin had ik er geen moeite mee. Ik had alle erva ringen van de journalistiek in Schiedam en ik kon bij wijze van spreken de eerste dag al een persberichtje klaar maken. Dat grote voor deel heeft Bas van Bochove ook, die jarenlang als journa list in Schiedam heeft ge werkt Dat voordeel mist na tuurlijk mijn opvolger, Theo Reyman. ik heb er altijd voordeel van gehad. Als ie mand vroeg: hoe was Schie dam toen en toen, dan greep ik terug naar mijn journalis tieke ervaringen. Als iemand de weg vroeg, dan kende ik alle straten van de stad om dat ik er als journalist mee te maken had gehad. Dat is ui termate prettig. Je hebt een groot overzicht over de hele stad en Schiedam is daarvoor net overzichtelijk genoeg, voor een journalist en ook voor een geroeentevoorlich- ter. Maar er is een belangrijk verschil. Jullie journalisten, aan de andere kant van de pijplijn, denken wel eens dat een voorlichter een journalist in gemeentedienst is, maar zo gaat dat niet. Als journa list ben je veel breder geö- riënteerd, ie kent de vereni gingen, je kent de mensen in de stad, als voorlichter slijten die contacten, want je hebt er feitelijk niks meer mee te maken. Je mèg er ook niets over zeggen! Je hebt puur met de gemeente te maken en die is kleiner. De contac ten heb je op een kleinere schaal. En daarbij heb je te maken met ambtelijke ver houdingen en de wensen van B en W. Kijk, voorlichting is een fijn vak, in verhouding met de andere ambtenaren- baantjes, want ie kunt je vrij bewegen, je kunt creatief 'zijn, je kunt je persoonlijk heid erin leggen, en veel ambtenaren kunnen dat niet. En toch is journalistiek mooier dan voorlichting, want in de journalistiek mag je ook ééns zeggen: dat stuk- kie gooi ik weg! In Schiedam althans, in een Rotterdamse situatie moet je ook als jour nalist maar afwachten of wat je maakt, wel in de krant komt Maar het is een zwaar vak, en daarom stopte ik er toen mee. Elk weekend wer ken, nooit eens een zondaga vond vrij, elke avond v^n de week bezig, dat is voor oude re journalisten te zwaar. Kijk maar naar een willekeurige redactie. Of de oudere jour nalisten zijn een soort chefje, of ze schrijven eenmaal ïn de week een rubriekje vol, of ze 2ijn voorlichter geworden... Het is dan veel te zwaar ge worden, die vrije nieuwsga ring." Pharao's en goden Ook voorlichting viel uiter aard niet mee, en'Dolf Bus chkens kijkt dan ook met ge mengde gevoelens aan tegen dan zie je er geen kip. Prach tig. En wat wij ook beslist zullen gaan doen: kijken in Nederland. Het barst hier van de leuke stadjes, in veel ben ik al geweest, maar er is nog zoveel te zien. Daar krijg ik nu tijd voor. En verder heb ik een boekenkast vol - halfgelezen boeken. Ik krijg het nog druk. Ik heb, gehin derd door mijn werk, zoveel niet kunnen doen! Het was kranten lezen, tijdschriften, en boeken schoten erbij in. En tekenen natuurlijk! Ik kan het niet, ik heb er geen aanleg voor, maar twee jaar zijn VUT-regeling. Eindelijk geleden zag ik een adverten- krijgt hij weer vrije tijd, „Aan de ene kant ben ik blij dat ik ervan af ben, want die speelt al zolang! de andere kant, het is een eind van mijn werkzame le ven." Ga je geen boek over Schie dam schrijven, zoals oud- burgemeester Roelfsema? „Ach nee, er is de laatste tijd al zoveel over Schiedam ge schreven, daar heb ik geen enkele behoefte aan. Ik ga al die dingen doen waar ik door mijn werk nooit aan toe kwam. Mijn vrouw en ik zijn gek op reizen. Wel binnen Europa, hoor, anders wordt het te duur. Maar zo zijn wij ook gek op musea. Beiden zijn wij daar reuze in geïnte resseerd. Maar combineer dat eens met werk? Je bent op de zaterdagen aangewe zen, door de weeks kan je niet. Die tentoonstelling des tijds over pharao's en goden, daar stond een rij voor tot op de straat, en in het gedrang kan je dan zeker die exposi tie bekijken? Dali, vind Ik ook prachtig, maar idem dito, e ziet èr door de men senmassa niets van. Straks kan ik naar dat soort dingen ook op maandagochtend en tie, daar stond in: iedereen die kan schrijven, kan ook tekenen. En verdomd, het is wéér! Ik zal wel nooit een Rembrandt worden, maar een beetje krabbelen, dat is leuk om te doen. Dat is het mooie van modern onder wijs: je hoeft niet te kunnen tekenen, als je het maar dóet!" IVeef van Colijn Buschkens kwam met Pink steren 1954 naar Nederland. Waarom? „Ik was journalist in Indone sië, maar daar viel niet meer te werken. Het was toeval dat ik in de journalistiek kwam. Ik had drieëneenhalf jaar in dienst gezeten, waar ik nu overigens pas de vruchten van pluk, want ik krijg ineens een mooi bedrag extra uitgekeerd, maar in mijn diensttijd werd ik krijgsgevangene gemaakt, in het voormalige Nederlands Indië. Ik zat krijgsgevangen samen met een journalist, A. H. Colijn, een neef van de grote Colijn. Die zei toen: als nou de oorlog afgelopen is, kom dan bij de krant! Dat heb ik gedaan. De oorlog had alles vernield, het was een puinhoop, ook de persen wa ren kapot, maar samen met die Colijn heb ik de krant weer op poten gezet. Die krant had een merkwaardige naam, zij heette De Locomo tief. Genoemd naar de eerste trein die in dat land reed, in 1852, van Smarang waar ik op school gezeten heb, naar Djokja. Die krant ïs in dat jaar opgericht en noemde zich naar die eerste locomo tief." Net zoals je in Neder land de Telegraaf hebt: opge richt toen dat van de grond kwam. Ik heb het honderdja rig bestaan van De Locomo tief nog meegemaakt. Toen ik er begon had ik nog geen minuutje journalistieke erva ring, maar ik werd meteen chef gemaakt van de stadsre dactie. Tot in 1950 de over dracht kwam. Alle Neder- larfders vertrokken uit Indië en dus ook al onze abonnees, want het was een Nederland se krant. Een tijdje later ben ik ook overgekomen. En ik moet zeggen, ik heb mij in Nederland gauw kunnen aanpassen. In september '54 was ik al bij Het Parool. Het gekste was nog die verzui ling die je in Nederland had. Dan zat je voor de krant bij de christelijke geitenfokkers- vereniging, nou, wat móest je daar nou mee? Ik herinner me mijn eerste journalistieke blunder nog, dat ging over het muziekkoepeltje in het Julianapark, dat er moest komen. Een raadslid had ge zegd: net zo een als in HiUe- gersberg in Rotterdam. En ik schreef in de krant: zo'n koe pel als op de HMigersberg, want in mijn land was een berg een berg..." Schrijf dit! Buschkens kon goed wen nen. „Ik kom uit Indonesië, maar ik kan helemaal niet tegen de warmte. Als het hier 25 graden word, heb ik het niet meer, en daar was het altijd boven de 25 gra den. -Ze hadden gezegd dat Nederland zo'n regenachtig land was, maar kom, als het hier regent, dan is het miezer vergeleken met daar. Ik liep er doodleuk doorheen. En dat beetje kou van nu, daar heb ik niets van." Hij kwam in Nieuwland te wonen, in '54. Twee jaar daarvoor was de eerste paal voor die wijk geslagen en vanuit zijn raam kon Bus chkens de groei van Nieuw land meemaken. Het was voor hem een ingrijpende tijd, de bloei van Schiedam, en journalistiek veruit de meest interessante. Maar er was journalistiek ge zien een groot verschil met de hedendaagse pers. „De hoofdbrok van het journalis tieke werk was het aflopen van verenigingsavondjes. Ik had een collega, die had er plezier in om in zijn eentje op een zaterdagavond veer tien feestavondjes af te lo pen. Ik heb dat nooit willen doen, dat ging mij te ver, maar drie op een avond moest wel, en mijn' mede werkers deden dan de ande re. Ja, je moest wel, want er was verder niefs. Dc ge meente was een gesloten ap paraat, politieke relletjes zoals tegenwoordig hóórde je gewoon niet En de benade ring van de pers was heel anders. Directeuren van be drijven, of jubilarissen, ze kwamen naar je toe en zei den: dit móet je schrijven! En als je het vertikte, dan liepen ze naar de advertentieafde ling of de abonnementenser vice en die gingen naar de directie en dan moest je het toch doen. Als de directeur belde, ging je door de knieën. Wat dat betreft, is de pers nu veel volwassener geworden. Zij maakt zelf uit wat zij schrijft. Er is nog een enkele keer wel eens een ambtenaar die naar mij toekomt en zegt; dit en dit moetje dan en dan in de krant zetten, en onge wijzigd! Maar dan lach ik en zeg ik: dat maken die kran ten zelf wel uit, meneer! Zo gaat het niet als u denkt! Ach, vroeger ook. Een voor zitter van een vereniging, al tijd vriendelijk en mededeel zaam als er iets leuks was, maar oh wee als er een con flict lag: dan waren ze zo zwijgzaam als een muur, dan klapten ze dicht!" „Je hoort wel eens van die ouwe knarren, wat was het vroeger toch gezellig hè? Ja, maar het' was ook veel dorp- ser. Van de gemeente kreeg je veel minder nieuws dan nu, je kreeg als journalist al leen de raadsstukken en daar moest je het mee doen, com missiestukken waren er niet, dé toevoer van gegevens is zoveel groter geworden. En tegelijk daarmee: at die uit bundige feestavonden van vroeger kwamfen er veel minder. Vroeger waren de stadsgrenzen heilig, mensen gingen niet op vakantie, er was geen televisie, nee, Schiedam stond voorop en daarmee het lokaal chauvi nisme. Dat. is allemaal heel anders. En daarmee is na tuurlijk ook het karakter van de krant enorm veran derd. In de jaren zestig was het ondenkbaar dat je een politieke rel meldde, want dat kostte abonnees en onder die druk mocht het niet eens. Nu wel. De aandacht voor het bestuurlijk gebeuren is veel groter geworden. Vooral jullie krant zit daar bovenop, er is aandacht voor de poli tiek als in geen ander blad. Gevolg is wel, dat je als krant de kleinere dingetjes laat liggen. Jeannet Rensema van Het Vrije Volk had dat ook in zich, een hele pagina politiek. Maar op den duur is dat voor die lezer natuurlijk niet te pruimen!" De hik van *1 Liesveld De tijd, dat Buschkens Schie dam als journalist meemaak te, was er een van grote ont plooiing. De Slachtnuisbuurt was net gebouwd, uit slechte noodmaterialen, beton was toen nog nauwelijks beton, en Nieuwland was net in de maak. De eerste paal voor Groenoord zou ïn 1962 gesla gen worden. „Toen ik kwam, gebeurde er van alles. De Broersvest liep toen nog tot het Koolas, waar aan het eind een paar huisjes stonden en waardoor het verkeer via Lange Kerkstraat en Dam zijn weg moest vinden. De BK-laan kreeg toen pas as falt. Er was het' enorme spoorwegplan, de ophoging van de spoordijken. De Maasboulevard was nèt aan gelegd, maar het Balkengat lag daar nog. Al die rothuis- jes in de binnenstad gingen weg, de Nieuwe Buurt die al eeuwenoud was. de Louron- straat, God weet wie Louron ooit was, noem maar op, In die tijd dacht ik: Schiedam, leuk stadje, met een echte brink in het midden, de Koe markt, en een Hoogstraat waar de mensen toen ook nog wóónden. Ik herinner me dat ik eens in Vlaardin- gen ging kijken. Met de bus mee. Aangekomen bij de Westhavenkade vroeg ik de buschauffeur: waar moet ik uitstappen voor het centrum.. En die man kéék me vuil aan! Hij bromde, meneer, dit xs het centrum! En toen dacht ik, jongens, wat blij mag ik zijn met Schiedam! Ben je 's avonds wel eens op het Liesveld wezen kijken? Twee katten en verder niks, daar krijg je toch de hik van?" Buschkens herinnert zich de plannenmakerij voor de Schiedamse binnenstad, waarvan hij vond dat er best een paar flinke gebouwen mochten komen. Kleinscha ligheid is in zijn ogen vaak kneuterig, al vind hij het stadskantoor een kolossaal onding. Hij had een onmis kenbare invloed op de me tro-plannen, Eind jaren zes tig was er het idee om de metro bovengronds aan te leggen, over een metershoge boog, dwars door de binnen stad, over Musis Sacrum heen. „Ik heb toen Octave deConinck hevraagd. die toen voor ons tekeningen maakte: Octave, wil jij eens een tekening maken van de metro die over de Lange Ha ven heen rijdt? Hij deed het en van die hele Lange Ha- ven bleef geen spatje over. De mensen schrokken ervan. Ze zeiden, nee, dan toch lie. ver ondergronds. Daar ben ik nog altijd een beetje trots op, dat dat zo gegaan is. Maar wat mij ergert vaak, is dat er maar niets gebeurt: er is nog steeds een railverbinding met Schiedam-Noord en in 1968 werd er al over ge praat!" Kastje naar muur Hij kwam in 1970 bij de ge meente Schiedam. Met Hel Parool was het een aflopende zaak en was hij daar geble ven, dan was hij ongetwijfeld terechtgekomen op de redac tie in Amsterdam of Utrecht „Dat waren echte fabrieken, met echt hoor, een lopende band op de redactie! Die krant was in verval, ook daarom heb ik naar deze post gesolliciteerd en het was voor mij een uitkomst. Een prachtige mogelijkheid. ïn 1971, een jaar later, werd de Schiedamse redactie van Het Parool opgedoekt..." Maar om nu te zeggen dat de gemeente voorlichting ge makkelijk verliep: nee. Bus chkens komt er weer op te rug: hij heeft vijf portefeuil lehouders voor voorlichting meegemaakt, achtereenvol gens burgemeester Roelfse ma, de wethouders Bert Kaptein en Hans van der Wilk, en de burgemeesters Lems en Te Loo. „Alle vijf beste kerels, hoor, mooie jon gens met prima ideeën over voorlichting, maar wel alle maal anders. En ik moest mij steeds omschakelen. In die tijd ben ik ook vijf keer verhuisd: begonnen op de Nieuwstraat 26, toen met de héle secretarie verhuisd naar het stadskantoor en daar eerst op de vierde, toen naar de achtste, de zevende ver dieping, en nu weer tijde lijk op de vierde... Het ty peert het voorlichtingsbeleid: van het kastje naar de muur! Geen wonder dat mijn ka mer zo'n rommeltje is. Bin nenkort gaat de voorlichting naar de begane grond van het stadskantoor, moet ik dan hier nog mijn kamer in richten? Wat is binnenkort?" De ideeën van burgemeester Te Loo om op de begane grond een hulp- en informa tiecentrum in te richten, een HIC zoals in Rotterdam, krij gen zijn warme instemming. Hij wijst op het nieuwe PvdA-verkiezingsprogram, waarin van een HIC gespro ken wordt. „Ik vind dat een verrekte mooi idee. Ook om dat er afgezien wordt van sa menwerking met de VVVJ dat is naar mijn mening te commercieel. Maar een HIC, prima, in Rotterdam doet Yvonne Hontelê het en daar loopt het als een trein, dat zou in Schiedam ook kun nen." Wat Busèhkens echter ook kwijt wil over het PvdA-pro- gram: „Er wordt 22 keer ge sproken. over de voorlich ting, die over een of ander onderwerp verbeterd moet worden, en 14 keer over iets anders waarmee ze voorlich ting bedoelen, bijvoorbeeld informatieverstrekking of communicatie. En niet één keer wordt er gezegd dat het bureau voorlichting uitge breid moet worden! Ik wil je wel zeggen dat twee man voor 20n bureau veel te wei nig is, hoor." „Kort nadat ik ïn dienst kwam, heb ik al om uitbrei ding gevraagd. Pas in 1977 gaf Lems de eerste stoot En het heeft nog drie jaar ge duurd voor Bas van Bochove hier kon komen." Buschkens eerste raad aan zijn opvolger, de 36-jarige Helvoeter Theo Reyman, té dan ook om de eerste dag van zijn voorlichtingswerk in Schiedam meteen al een derde man aan te vragen. Zodat Bas van Bochove en Theo Reyman van het voor lichtingswerk meer kunnen maken dan momenteel reeds betracht wordt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1982 | | pagina 4