REGII
'Bejaarden lopen met
angstcomplexen rond'
m
Vuilnisman, mag
die zak zo mee?
mmm
a
Hans maakt in z'n
eentje speelgoed
m
m
IIP*!
A'
weerzin
tegen uit-
kerings
systeem
Rotferdajns Nieuwsblad
zatendag
11 lebruari 1984
- „Het is in IJsselzicht Ex-bewoners over serviceflat IJsselzicht:
alom bekend dat ieder
een met angstcomplexen
meent rond te moeten
lopen. Toen het bestuur
van IJsselzicht, gekozen
door en uit de bewoners,
het recht dacht te heb
ben mevrouw Drabbe en
de heer Veerman in hun
vrijheid te moeten be
knotten als strafmaatre
gel, is niemand op het
idee gekomen het be
stuur te attenderen op
de grove fout die ze
maakten..."
Het is een citaat uit een brief
van enkele ex-bewoners van
de Capelse serviceflat IJssel
zicht, daterend van ruim een
jaar geleden. Het epistel zette
geen zoden aan de dijk. Het
bericht werd genegeerd; de
schrijvers uitgestoten. De fa
milie F. H. Veerman zit er nu
niet meer mee, hoewel de
.woede bij tijd en wijle de kop
op blijft "steken. „We hebben
er zoveel ellende en leed ge
had", merkt de 65-jarige man.
„Maar het is niet uit wraak,
wat we nu vertellen. We wil
len alleen de waarheid naar
voren brengen,"
Het voormalige hoofd van de
huishoudelijke dienst, me
vrouw M. T. H. van Etten,
knikt bevestigend. Daar gaat
het om. Dat zij in een twee
jaar durend proces met de Ne-
derlanse Centrale voor Huis
vesting Bejaarden (NCHB)
zij beheren in naam van het
ABP dit oord was gewik
keld, is maar bijzaak.
„Ik heb er drie keer de benen
willen nemen van dat zootje
ongeregeld. In juni 1980 ben ik
voorgoed, ziek en overspan
nen, naar huis gegaan." Ver
der gaat zij daar liever niet op
in, want het rijt enkel wonden
open, die amper geheeld blij
ken. Haar woorden geven en
kel aan hoe schrijnend de zaak
ligt.
Angsi
De angst van de bewoners van
de serviceflat IJsselzicht in
Capelle. Het wordt een ont
hutsend gesprek, dat plaats
vindt in de huiskamer van het
echtpaar Veerman. Soms emo
tioneel, tot tranen toe, vaak
verbijsterend en ook niet re
gelmatig gespeend van een
wat wrange soort van humor.
„Je komt er op je zestigste in",
lachen ze gedrieën hartelijk,
„maar we voelden ons tachtig
toen we er vertrokken."
De huidige IJsselzieht-bewo-
ners doen er liever het zwijgen
door Cock Rijneveen
toe en wensen niet, of alleen
anoniem, op de vragen in te
gaan. Vrouw Veerman, een
jaar jonger dan haar eega: „De
mensen die er wonen, zijn zo
ontzettend bang. Voor de di
rectrice; voor elkaar. Maar jij
bent niet bang, hè Freek", zegt
ze in de richting van haar
man. Zelf is ze overigens ook
uiterst strijdvaardig en kan
het niet laten de hele situatie
te hekelen.
Het begon allemaal met de 'ac
tie' van Utrechter Drabbe, die
vond dat zijn moeder een te
grote huurverhoging kreeg
voorgeschoteld en dat met re
sultaat bestreed. Niet veel la
ter, rond I960, werden Drab-
be's moeder en heer Veerman
uit de bewoners vereniging ge
kegeld, Te opstandig, vond de
voormalige voorzitter en mari
ne-officier. Elfferich. Het
tweetal werd 'besmet' ver-
klaard en de toegang tot de re
creatiezaal min of meer ont
zegd.
„Van de ene op de andere dag
lieten de mensen ons vallen.
Jan van Meel zöekt tussen het huisvuil wie voor deze puinhoop verantwoordelijk is, terwijl
Theo van der Meer in zijn boekje kijkt of het de eerste keer is.
Ik", onthult Veerman, „werd
van het bridge en het klaver
jassen en een jaar later van al
les uitgesloten. We werden ge
woon verstoten," Zijn vrouw
komt met een brief aanzetten,-
waarin zij hun huisgenoten in
kennis stellen van dit op
zin zachts gezegd vreemde
feit. „...Wat dit schrijven be
treft, het is alleen maar de be
doeling u enig idee te geven
hoe iemand, die wel eens wat
Mevrouw Van Etten, het
voormalige hoofd huishoude
lijke dienst: „Alsof ik de di
rectrice heb vermoord..."
anders wil, verguisd kan wor
den.,.", schreef hij op 31 maart
1981.
Represailles bleven niet uit.
Veerman: „Ik kreeg telefoon
tjes, waarin mij werd verteld
dat ik overhoop zou worden
gestoken." „Het deed jou
niks", voegt zijn echtgenote er
aan toe. Maar ik... ik was zo
zenuwachtig. Ik durfde zelfs
de deur niet meer uit", bekent
ze nu met een glimlachje. „We
raakten helemaal geïsoleerd."
Andere brieven heeft het
echtpaar al lang verscheurd;
uit angst dat ooit de kinderen
ze zouden vinden. „Voor hen
willen we eigenlijk niet weten
wat er is gebeurd."
Ook mevrouw Drabbe werd
volledig aan zichzelf overgela
ten. Ze kwam de deur niet
meer tilt en de toch al zieke
80-jarige kwijnde langzaam
weg. Alleen de familie Veer
man, nog een enkele andere
familie en hoofd huishoudelij
ke dienst Van Etten, trokken
zich haar lot aan.
'Vreselijk'
Zo zijn er overigens meer
(noodjgevallen, die verder niet
met naam en toenaam worden
'genoemd, omdat zij nog in IJs
selzicht wonen en daar zeker
niet bij gebaat zijn. „Als je zo
oud bent", stelt mevrouw Van
Etten triest vast, „en zo gepakt
wordt door je medemens, da's
vreselijk."
Vanaf die tijd. weet zij, „werd
er rustig gezegd: als je je met
mevrouw Van Etten bemoeit,
pakken we je." Hoofdschud
dend denkt ze over haar eigen
woorden na. „Daarom ook
werden wij buitengesloten",
vult de familie Veerman de
stilte op. „We zijn gewoon uit
IJsselzicht weggepest. U,
waarschuwen ze, u zult het
nog heet te verduren krijgen.
En wij zullen ook wel weer al
lerlei telefoontjes krijgen."
Mevrouw Veerman, ex-bewoner van de Capelse serviceflat
IJsselzicht: „Ze moeien hun ogen uit de kop schamen..."
De voorbeelden zijn legio, zeg
gen ze. Maar; er zullen ook
mensen zijn die er niet zo veel
van merken en het er best
naar hun zin hebben. Het huis
oogt tenslotte fraai, de gangen
zijn met planten opgesierd,
hoewel ze toch dat 'doodse'
houden dat blijkbaar elke ser
viceflat in zich moet hebben.'
„Het is niet alleen Elfferich
geweest", vertelt hei echtpaar
Veerman. „De hele kliek." En
dat is het personeel en direc
trice Holstcin. „Wat ik daar
over zou kunnen vertellen, is
niet geschikt voor de krant."
De Veermannen: „De directri
ce is een bange vogel."
Doofpot
Er over praten wil zo goed als
niemand en de adjunct-direc
trice hoort de vraag met een
vies gezicht aan. „Mevrouw
Holstein is naar Amsterdam".
En verder heeft zij geen enke
le behoefte ook maar een po
ging te doen de argumenten
van de vroegere bewoners en
het hoofd van de huishoudelij
ke dienst te ontzenuwen.
„Alles wordt hei liefst in de
doofpot gehouden. Ze durven
er nog steeds niet openlijk
voor uit te komen. Blijven
bang. Handel in oud mensen
vlees, heeft iemand daar eens
gezegd en zo is hel", stelt het
drietal. Mevrouw Van Etten:
„Ik kan het allemaal niet be
vatten, Wanneer jc iemand
van de bewoners in winkel
centrum De Terp tegenkomt,
durven ze je niet eens meer
aan te kijken. Draaien ze hun
hoofd om en proberen ze je
schichtig te ontwijken."
„Verguisd en uitgestoten. Nu
lopen ze je voorbij, alsof je de
directrice hebt vermoord. Ik
had het kunnen accepteren als
ik een briefje had gekregen
met: 'We breken met u. Wij
moeten hier leven...' We zul
len niet vragen of u hel be
grijpt... dat doen wij zelf ook
niet,"
Schiedam ,,'t Is eigenlijk
belachelijk, dat wij mensen
moeten vertellen hoe ze een
vuilniszak buiten moeten
zetten. Maar het is hard no
dig."
Milieucontroleur Theo van der
Meer en opzichter Jan van
Meel van de VROM noemen
het dan wel belachelijk, maar
inmiddels vinden ze het een
doodnormale zaak dat ze ieder
jaar enkele weken bijna dage
lijks door Schiedam fietsen, op
zoek naar niet dichtgemaakte
vuilniszakken of huisvuil dat
zomaar in een doos langs de
stoeprand is neergekwakt. De
daders spreken ze vermanend
toe en als later blijkt dat het
niet heeft geholpen, schrijft
milieucontroleur Vermeer een
proces-verbaal uit, dat meestal
resulteert in een bekeuring
van vijfden gulden.
„We letten er het hele jaar op,
maar de komende weken trek
ken we er meer tijd voor uit
en zijn we ook strenger. Je
moet het zo zien: we trekken
nu de touwtjes strakker aan,
in de hoop dat de mensen het
leren."
Het is bar slecht gesteld met
de manier waarop de Schie
dammer zijn huisvuil aan de
reinigingsdienst aanbiedt, *t
Lijkt niet moeilijk. Vuil in de
zak, afsluitstripje er omheen,
voordeur open, langs de stoep
rand zetten en klaar is Kees.
De dagelijkse praktijk is ech-
ter anders. Er staan dagelijks
genoeg niet dichtgemaakte
zakken, waar het vuil uitpuilt,
zodat heL op straat belandt in
plaats van in de vuilniswagen.
Of overvolle plastic bood-
.schappentasjesen kartonnen
dozen, die vooral bij regen een
oorzaak van vervuiling zijn.
straatvuil te wijten is aan de
slordige manier,waarop het
huisvuil wordt aangeboden.
'Zwerfvuil' noemen Van der
Meer en Van Meel dat, omdat
het door de wind wordt mee
genomen en overal terecht
komt. Papier, etensresten,
stukken vloerbedekking, blik
jes, noem maar op. Het ligt
overal.
Op inspectietocht zegt Theo
van der Meer: „Vroeger ston
den we bekend als een proper
volk. Maar dat is niet meer
zo", terwijl hij, in een van de
nauwe straatjes in Schïedam-
door Hans van Reeuwijk
West, wijst op een berg vuil-
riiszakken en kartonnen do
zen, waar het vuil aan alle
kanten uitpuilt. „Kijk, er is al
vuil op de straat terecht geko
men." Als Van der Meer en
Van Meel zoiets constateren,
hellen ze bij de huizen in de
buurt aan om te informeren
wie er verantwoordelijk voor
is. Is de persoon in kwestie ge
vonden, dan wordt geduldig
uitgelegd dat dit niet de juiste
wijze is om vuilnis aan te bie
den en hoe het wel moet.
Beide mannen schromen niet
om tussen het vuil te zoeken
naar een aanwijzing, waaruit
kan worden afgeleid wie de
boosdoener is. Is er niemand
thuis dan wordt een gele kaart
in de bus gegooid, waarop staat
aangekruist wat er mis is.
Zwerfvuil
Een onderzoek heeft uitgewe
zen dat de helft van al het
Rode kaarl
Milieucontroleur Van der
Meer schrijft altijd op, wie hij
een waarschuwing heeft gege
ven. De volgende keer kan hij
dan zien of iemand zich al eer
der heeft schuldig gemaakt
aan het onzorgvuldig aanbie
den van huisvuil. De tweede
keer volgt een rode kaart en
gebeurt het dan nog eens, dan
schrijft Van der Meer, die vo
rig jaar is beëdigd als onbezol
digd opsporingsambtenaar, een
proces-verbaal uit.
„Ik doe dat alleen in uiterste
noodzaak", legt hij uit, „Veel
liever wijs ik er in een per
soonlijk gesprek op dat ze zo
niet op een goede manier bezig
zijn. Dat als iedereen dat doet
het een rotzooi wordt." Dat
blijkt ook wel uit het geringe
aantal processen-%'erbaal die
de milieucontroleur vorig jaar
heeft gegeven: twaalf.
Opzichter Jan van Meel geeft
als verklaring voor de vele
kartonnen dozen, waarin het
vuil tegenwoordig op straat
wordt gezet de veranderde
koopgewoonten van het pu
bliek. „Er wordt veel meer bij
supermarkten gekocht. De
boodschappen gaan dan vaak
mee in dozen. Maar de mensen
nemen niet de moeite ze op te
vouwen eh in een zak te doen.
Nee, ze gooien zo'n doos vol
met vuil. Maar als het regent
valt een natte kartonnen doos
uit elkaar als de vuilnisman
hem oppakt. Ze ruimen de
ergste boel wel op, maar je
kunt er niet aan ontkomen dat
er toch rommel op straat blijft
liggen."
Beide mannen, wijten het aan
de gemakzucht van het pu
bliek. „De mentaliteit is de
laatste jaren duidelijk achter
uit gegaan", merkt milieucon
troleur Theo van der Meer op.
„Ze denken: dat ruimt de vuil
nisman wel op. Maar dat gaat
echt niet. Dan zouden de reini
gingsrechten gigantisch om
hoog moeten, want die zijn
hier in Schiedam maar voor
zestig'procent kostendekkend.
Als ze op vakantie zijn ge
weest zeggen ze dat het in het
buitenland zo schoon was. Dat
zou hier ook kunnen, als ie
dereen meewerkte."
„Tja", verzucht collega Jan
van Meel, „wij hebben een op
voedende taak, waar nooit een
eind aan komt."
Sliedrecht „Mijn
speelgoed is in verge
lijking met grootscha
lig geproduceerd speel
goed goedkoop. Voor
mij is plezier in het
werk belangrijker dan
geld verdienen", zegt
de 30-jarige, in Rotter
dam geboren Hans Ke-
meling in zijn huisje,
dat tegen de Slie-
drechtse dijk aanleunt
en bedreigd wordt
door het pas gebouwde
verpleeghuis Waerthor
ve.
Terwijl hij geniet van een
shaggie en een door hem zelf
gezette bak koffie voegt
Hans eraan toe: „Kleinscha
lig geproduceerd, wat bete
kent dat ik zelf ontwerp, fa
briceer en verkoop. Die per
soonlijke aandacht garan
deert dat er een goed pro
door Pieter A. Kerkwijk
dukt tot stand komt. Een
goed produkt is ook; veilig,
sterk, geen scherpe randjes
en niet giftig. Wat is mooier
en beter dan de eigen fanta
sie van het kind? Het tegen
woordige speelgoed verhin
dert elke gezonde fantasie
ontwikkeling bij kinderen.
Gebleken is dat een simpele
vormgeving en eerlijk mate-
riaai kinderen boeit en in
staat stelt een heel eigen we
reld te verzinnen. Op ionge
leeftijd is het betangrijk dat
zij eerst de oorspronkelijke
manieren leren kennen.
Voorwaarde is dan ook dat
het materiaal natuurlijk is
en niet behandeld met gifti
ge stoffen." Een zienswijze,
die door psychologen en or
thopedagogen ongetwijfeld
onderstreept wordt.
Hans runt in z'n wat enigs
zins chaotisch ingerichte wo
ning een kabouter (dat is het
merk) speelgoedbedrijfje, dat
het momenteel goed doet,
maar met vakkundige on
dersteuning het zeker nog
beter zou doen. Voor Hans
Kemeiing hoeft het echter
niet, want hij heeft een pri
ma leventje.
Hij heeft niet het gevoel dat
hij werkt; hij gaat alleen zo
af en toe aan de slag. Eén
van zijn stellingen is dan
ook: „Je moet geen eigen be
drijfje beginnen om er flink
geld mee te verdienen. Dan
kun je wel vergeten. De mo
tivatie moet veel meer ko
men uit het werk zelf. Als
dat zo is dan heb je als 'vrije
ondernemer* een, plezierig
bestaan."
Hans Kemeiing: „Kabou
ter-speelgoed moet het for
maat van kinderhanden
hebben".
Jongerenwerker
Een aantal jaren geleden
gooide Hans Kemeiing als
jongerenwerker er het bijltje
bij neer. Na vijf jaar wel
zijnswerk in Sliedrecht en
Hoofddorp had hij daar z'n
buik dan ook van vol. Daar
vóór verdiende Hans met al
lerlei baantjes z'n boterham.
Hem wachtte de WW, met
alle ellende vandien: kortin
gen op zijn uitkering, ge
dwongen sollicitaties, afhan
kelijkheid enz. Hans besloot,
uit weerzin tegen heel het
uitkeringensysteem, zijn ei
gen boontjes te gaan doppen.
Min of meer toevallig begon
hij tegen kerstmis uit lief
hebberij met het draaien van
houten kandelaars. 2onder
dat Hans zelf in de gaten
had waren dat de eerste pro-
dukten van zijn eigenhandig
opgebouwde bedrijfje.
Over het vervolg vertelt hij:
...Daarvóór had ik twee tele-
foortjes gepleegv'. Papieren
had ik niet nodig, omdat het
maken van houten speel
goed als een vrij beroep te
boek staat. Verder kreeg ik
het" boekje 'schep je eigen
werk'. Een bevriende boek
houder houdt m'n boekhou-
ding bij. M'n kandelaars ble
ken tot mijn stomme verba
zing een gewild artikelen te
zijn, waarmee ik zowaar wat
geld verdiende. Veel meer
dan 25 gulden per dag was
het nog niet, maar er kwam
brood op de plank. Op de
zolder van m'n huis heb ik
een werkplaatsje ingericht
dat net genoeg ruimte biedt
voor één persoon. Er zijn al
mensen geweest, die me
hebben aangeboden een fa
briekje te beginnen. Maar
voor mij hoeft het niet. Eerst
konden m'n produkten ten
toongesteld worden in een
etalage van een bevriende
middenstander. Al snel ver
kocht het speelgoed redelijk
en kwamen opdrachten bin
nen. Nu heb ik zes vaste
verkooppunten in ons land:
in Amsterdam, Rotterdam,
Sliedrecht en Woudrichem."
Bonnetjes
Hans Kemeiing heeft vorig
jaar in Rotterdam meege
daan aan het Kleinschalig
heidfestival. Hij had er een
stand, waarin hij een de
monstratie van het 'draaien'
gaf en speelgoed verkocht.
In amper anderhalve dag
was Hans door z'n spullen
heen.
Hij doet uit de doeken dat
voor het maken van goed
c.q. verantwoord speelgoed
heel wat komt kijken. Hans:
„Speelgoed moet op formaat
zijn; kinderhanden moeten
het gemakkelijk kunnen
omklemmen. De meeste ont
werpen zijn tot stand geko
men door kinderen met aan
tal proefmodellen te laten
spelen." Als het model klaar
is. maak ik er een schetsje
van. Maar je blijft altijd zien
dat het handwerk ïs. Wan
neer er belangstelling is
voor een serie, knutsel ik
wat malletjes in elkaar."
Naast het maken van speel
goed verricht Hans allerlei
klusjes, die variëren van het
schaven van een deur tot het
vervaardigen van ;we-rol-
houder.Hans: „Die klusjes
zijn nodig om genoeg geld te
verdienen om rond te kun
nen komen. Al met al blijft
mijn inkomen onder het mi
nimumloon. De administra
tie vraagt niet veel werk.
Alles wat ik heb is een
bankrekening en bonnetjes
met BTW. Dat loopt voor
treffelijk."
Hans haalt bij aannemers af
valhout. Ook op andere ma
nieren doet hij aan kosten
besparing, hetgeen in zijn
werkplaats op de zolder van
z'n huisje duidelijk wordt.
Zo staal hij op punt om trap
pend zelf stroom op te wek
ken voor zijn werk. Momen
teel sleutelt hij aan een
draaibank, die op trapkraeht
werkt. Onderdelen van een
naaimachine, éen buiten
boordmotor en zelfs een
bromfiets zijn er aan te pas
gekomen. Met die zelfge
maakte draaibank -wil hij de
markten af om het publiek
te laten zien hoe hij zijn
speelgoed 'draait*.
Hans Kemeiing maakt zich
maar over één ding zorgen:
als hij maar niet binnen af
zienbare lijd uit z'n huisje
moet, omdat het 'vloekt*, te
gen de strakke nieuwbouw
van het verpleeghuis. De -
zandhopen rukken met de
dag verder op. Hans wil z'n
eigen kostje blijven verdie-
nen. èn uitbreiding moet
toch weer niet helemaal uit-
gesloten worden...