23
Nieuwland en het gevecht tegen de puinzooi
Het onvermogen tot het goede
Claustromium
Rotterdams Dagblad
Zaterdag 10 juli 1993
tÏA,2i'{ "&VL
De manifestatie AIR-Alexander belicht dit jaar
verschillende na-oorlogse nieuwbouwwijken in
Rotterdam. Wijken als Kleinpolder, Pendrecht,
Westpunt in Hoogvliet, het Lage Land en
Ommoord.
Maar de woningnood, goeddeels de belangrijkste
reden voor de bouw van deze wijken, bleef niet
beperkt tot Rotterdam alleen. Ook in de
gemeenten rond Rotterdam zijn ze te vinden: de
eindeloze galerijflats, de in serie gebouwde
portiekwoningen. Hoe is het wonen in die wijken,
zo'n dertig jaar na de bouw? Na de vijf
Rotterdamse wijken is hel nu de beurt aan de
regio-gemeenten. Vandaag: Nieuwland in
Schiedam.
Door Ben Maandag
Gehorig zijn ze ook nog, ja, die
huizen. „Wanneer de buurman
een scheet laat kunnen we 'm hier
horen." Maar saai? Eentonig? Dat
ligt eraan. Sommigen wennen er
nooit aan. Voor een ander is het
even doorbijten. Dan merk je er
na verloop van tijd niets meer
van. Of vlieg je uiteindelijk toch
tegen de muren. Van ellende. De
wijk Nieuwland in Schiedam.
Vroeger zó'n buurt. Daar kon je
met goed fatsoen gaan wonen.
Maar nu?
Op het kleine puntje groen op de
hoek van de Burgemeester van
Haarenlaan en de P.J. Troelstra-
laan ligt op een geruite deken
speelgoed uitgestald. Poppen,
rammelaars, blokken,, een bal.
Een oude vrouw in een antieke
grijze winterjas, veel te warm
voor een dag ais vandaag, houdt
zachtjes induttend toezicht op het
bankje, dat ze zich heeft toegeëi
gend. Haar slordig opgestoken
haar gepropt in een knotje, som
mige slierten hangen over haar
jaren zestig bril. Een blond meisje
dartelt door het hoog opgescho
ten gras. Dat speelgoed, dat heeft
ze wel gezien, daar is verder wei
nig lol aan te beleven. Met nu en
dan een steelse blik naar het
bankje probeert ze aan de aan
dacht van oma te ontsnappen.
Vreemde plek om te spelen, met
zo'n grote speelweide vlakbij en
al die groene tussenruimten on
deraan de ontelbare flats. Maar
inderdaad, daar zie je nauwelijks
iemand, Éen Turkse vrouw, in
traditioneel zwarte dracht, schuift
met haar volgestauwde bood
schappentas gehaast langs de net
vernieuwde speelplaats. Haar ge
zicht is nauwelijks te 'zien. De
twee wipkippen staan er eenzaam
bij. Het houten klimrek, heel
kindvriendelijk en opvoedkundig
verantwoord, is verlaten. Het
groen van de nieuwe tuintjes
moet voor het grootste deel de
grond nog uitkomen. Rondom
straalt het zachtgeel, het licht
grijs en het mintgroen van de ge
renoveerde portiekwoningen. De
nieuwe kleuren van Nieuwland.
Voor een raam aan het Dr. Wibau-
tplein haalt een oude man, ge-
kleed in hemd, balancerend in de
vensterbank, halsbrekende toe
ren uit bij het lappen van de ra
men. Een vrouw kijkt toe. Ze
heeft slechts een zwarte BH aan.
,;Wij woonden daarboven, op de
derde verdieping," wyst John, die
hier de eerste twintig jaar van zijn
leven doorbracht. Nou ja, de eer
ste twee jaar woonden ze ergens
in en dat was behelpen natuur
lijk. De blijdschap was groot toen
ze eindelijk hierheen konden ver
huizen. In het huis nog wel waar
voorheen die Sehiedamse autori
teit bij uitstek woonde, journalist
Lutkemeijer. Een nieuwe wijk
nog, naar verf ruikende huizen,
alles glansde en glom. Dit hier,
Nieuwlana.
iom ±993.
dat was het nieuwe wonen. Ruim
te zover je keek, de Poldervaart in
de verte, toen nog wel.
Trend
Jozsef Michaly Horvath heette de
Hongaarse stedebouwkundige,
die in dienst van de gemeente
Schiedam begin jaren vijftig de
plannen maakte voor Nieuwland,
die uitbreidingswijk tegen het
centrum. De trend werd indertijd
gezet door CIAM, het internatio
nale architecten- en stedebouw-
kundigenoverleg, waar de
nieuwste ideeën werden uitgewis
seld. Waar werd vastgesteld wat
kon en wat niet km Dit kon wel:
rijen portiekwonii gen, onafzien
bare rjjen na elkaai, drie verdie
pingen, vier verdiepingen, drie
verdiepingen, vier verdiepingen.
Horvath leefde zich uit. Eindeloos
repeterende gestapelde hoog
bouw in blokken, drie kamers,
vier kamers, drie blokjes recht,
zoveel blokjes daar haaks op, daar
nog een paar blokjes, blokjes hier.
blokjes daar, in eindeloze mono
tonie, tussen het stadscentrum en
de spoorlijn, alles helemaal vol.
De triestheid van de harhaling, de
troosteloosheid van het grijze be
ton van het geroemde Muwi-sys-
teem, dat zag toen nog niemand.
Nee, er was toch veel groen, dat
hoorde er tenslotte bij. Tussen de
blokjes, aan de randen^ En een
lange winkelstraat. En een plein
met winkels. Het Dr. Wibaut-
plein.
Even een blik op de naambordjes
naast de deuren. Kijk daar, een
bekende. Maar niet veel. Slechts
een enkeling van destijds woont
er blijkbaar nu nog. Verder is er
niet meer te zien dan gzatjes,
waar die bordjes vroeger zaten.
„Slecht teken, wanneer er in een
wijk geen naambordjes meer han
gen," mompelt John. In gedach
ten is 't weer even als vroeger. Het
sprankelende winkelcentrum,
wat het Dr. Wibautplein toen was,
jaren vijftig, jaren zestig. „Daar
kocht ik m'n speelgoed, bij Teba.
En daar zat de winkel waar je kop
jes en schoteltjes kon kopen. De
'mooie winkel', zeiden we toen.
'Even naar de mooie winkel.' La
ter is er een luifel boven de win
kels gekomen." De tijden van Ard
en Keessie, toen de sel.ooljei gd,
bij gebrek aan ijs, op rolschaatsen
ronajes van een cukkc minuut
draaide om het grasperk van het
plein. „Bij dat bankje was het wis-
selpunt."
Heftig gehamer in een van de
winkelruimten stampt de nostal
gie weg naar de dag van vandaag.
Winkels, die zitten hier nauwe
lijks meer. Is ook niet de bedoe
ling. De winkels worden ver
bouwd. Het Wibautplein wordt,
helemaal anders. Kleiner,,'intie
mer. is de bedoeling. Een cen
trum voor soeiaaal-culturcel
werk.
Negatief
Ooit, in de jaren tachtig, is het he
lemaal misgegaan met Nieuw
land. Daarover praten ze in
Schiedam met graag. Dat is alle
maal zo negatief. Biengt dc wijk
weer in dis crc diet. En dal kan
Nieuwland niet hebben. Juist nu
niet nu de ingrijpende opknap
beurt net is begonnen. Maar hol
moet ongeveer als volgt zijn ge
gaan. Eind jaren zeventig was het
ook in Schiedam tijet om iets aan
stadsvernieuwing te doen. De ou
de. voor-oorlogse wijken dienden
opgeknapt en dai betekende dat
Denkwijzer
Door René Diekstra
Op een ochtend ontstond er grote
consternatie in de psychologische
kliniek, waar ik een aantal jaren
geleden aan was verbonden. Een
van de patientes, een 33-jarige
vrouw, was in het holst van de
nacht door de poütie naar de kli
niek teruggebracht. Ze was zo'n
dertig kilometer verderop door
een vrachtwagenchauffeur aan de
rand van de weg gevonden. Een
hoopje ellende, in de w_r en
schijnbaar levensmoe. De chauf
feur had haar meegenomen naar
het dichtstbijzijnde politiebu
reau
Het volgende was gebeurd. De
voorafgaande middag had een
van de andere patièntes ontdekt
dat de vrouw 'in een vorig leven'
prostituée was geweest. Die infor
matie was vervolgens als een lo
pend vuurtje rondgegaan. Uit
drukkingen als 'die hoer' waren al
gauw niet van de lucht en bij het
avondeten hadden twee vaste ta
felgenoten van 'die hoer' zelfs el
ders een eetplek gezocht. Op haar
vraag om opheldering was een
fikse woordenwisseling ontstaan.
Daarin was onder meer de uit
drukking 'zo'n slet als jij hoort
hier niet' gevallen. Niemand van
de andere patiënten had het voor
haar opgenomen.
Toen de pastor van de kliniek en
ik 's morgens het verhaal uit haar
mond hoorden, besloten we eerst
links en rechts om opheldering te
vragen. Toen dat in grote lijnen
bevestiging van haar verhaal op
leverde, besloten we de hele
groep vrouwen tijdens de koffie
bijeen te roepen en ze te confron
teren met hun gedrag. Het werd
een dramatische bijeenkomst. Ik
herinner me nog glashelder de
woorden waarmee de pastor, die
het voortouw nam, begon: „Jullie
hebben met zijn allen iemand an
ders, een medepatiënt, een mede
mens, uitgedreven, aan de kaal
gesmeten, uitgekotst! Niemand
van jullie heeft het voor haar op
genomen, niemand van jullie
heeft gezegd dat het onrechtvaar
dig is om iemand als persoon op
te hangen aan iets dat zij in het
verleden gedaan heeft. Boven
dien weten jullie er geen bliksem
van waarom ze dat heeft gedaan,
hoe ze daartoe gekomen is. Jullie
hebben als een stel wolven een
medemens emotioneel afge
maakt en ik wil nu van jullie ho
ren hoe je dat voor je geweten
kunt verantwoorden."
Moordenaressen
„Als niemand van jullie iets zegt,
ga ik het jullie stuk voor stuk per
soonlijk vragen. Iedereen die dan
nog haar mond houdt, die zegt me
genoeg. Die zegt dat ze op een on
aanvaardbare, kwaadaardige ma
nier met een ander mens is omge
sprongen. Laat ik het nog anders
zeggen: als zij vannacht een einde
aan haar leven had gemaakt - en
dat heeft ze goddank niet gedaan
- dan had ik hier nu in zekere zin
voor een groep moordenaressen
en medeplichtigen gestaan!"
Het effect van zijn woorden was
verpletterend. De meeste vrou
wen bleven strak naar di grond
kijken. Sommigen begormen on
derdrukt u? huilen. Minuten ver
streken voordat iemand iets zei.
Het was de oudste van de groep
die op een gegeven moment van
haar stoel opstond en als eerste
het woord nam. „Ik heb ook niks
gezegd. Ik heb het ook niet voor
haar opgenomen. En ik kan niet
precies zeggen waarom niet. Maar
als ik er nu over nadenk, dan vind
ik dat heel erg, ook van mezelf.
War om doen we elkaar dit soort
dingen aan?"
Toen, terwijl ze haar rug echtte,
keerde ze zich tot haar medepati-
entes en zei met een ondertoon
van boosheid in haar stem:
„Waarom praten wij altijd over
anderen? Waarom beeft zij het al
tijd gedaan? Waarom is hij altijd
begonnen?"
Deze hele gebeurtenis kwam
weer in mijn herinnering naar bo
ven toen ik onlangs zat te lezen in
het dagboek van een meisje, dat
helaas wel zelf een einde aan haar
leven heeft gemaakt. In het dag
boek beschrijft ze een scène,
waarin ze door een leraar ten
overstaan van de hele klas bela
chelijk werd gemaakt vanwege
een opmerking die ze had ge
maakt. Na afloop van de les deden
een aantal van haar klasgenoten
op het schoolplein nog eens dun
netjes over wat de leraar had voor
gedaan: haar uitlachen, pesten,
uitjouwen. Zij had de pesterijen
met tranen in haar ogen en hope
loos ondergaan.
'Bullies'
Elke keer als ik me een beeld van
die scène vorm - haar daar onbe
schermd zie staan met de 'bullies'
om haar heen - welt er een ge
voel van woede in me op en dan
heb ik zin om die hele klas aan de
haren bij elkaar te slepen en ze -
net als de pastor indertijd -
keihard te confronteren met zich
zelf, met hun kwaadaardigheid.
Maar heeft dat zin als het kwaad
zó diep in mensen verankerd zit
dat ze al op heel jonge leeftijd de
meest wrede dingen ten opzichte
van elkaar uithalen? Als ze elkaar
opzettelijk proberen onderuit te
halen of af te maken met hun oor
delen en meningen? En als ze ook
dan nog, de gevolgen van hun ge
drag overziend, min of meer
onverschillig hun rug naar het
slachtoffer keren en gewoon weg
lopen? Is er überhaupt hoop dat
het kwaad uitgeroeid kan worden
zolang er mensen in?
In zijn prachtig uek. Celebra
ting The Other [liet Verheerlij
ken van de Ander), dai eerder dit
jaar verscheen, schrijft Edward
Sampson dat een van de tragische
aspecten van dit leven is dat de
mens zich tegen de mens moet
beschermen. Tragisch, omdat een
mens om zich te ontwikkelen en
om überhaupt te leven aan de ene
kant op andere mensen moet vol
trouwen, en er aan de andere kant
altijd rekening mee moet houden
dat hij morgen kari worden ve"ia
den door dezeltde mensen uaar-
op hij vandaag vertrouwt.
Die tragedie komt heel pijnlijk tot
uitdrukking in het verhaal van
het verraad van Petrus, zoals dal
in het Nieuwe Testament wordt
beschreven. Op het moment dat
degene van wie hij houdt, Jezus.
Illustratie Theo Googe1"
door de priesters, de gevestige or
de, de overheio, wordt belasteid,
beschuldigd, vmiiprr^elu en aan
de schandpaal wordt genageld, op
dat moment wil hij hem opeens
niet meer kennen. Tot driemaal
toe ontkent hij als hem wordt ge
vraagd of hij een vriend van Jezus
is. Als hij moet kiezen tussen zijn
angst voor de reacties van ande
ren en zijn vriend, verloochent hij
zijn vriend.
Ontrouw
Maar het meest schokkende is
misschien nog wel - zoals Eugen
Drewermann in zijn studie van
dit verhaal schrijft - dat Petrus
aanvankelijk bleef volhouden dat
hij niet zo was, net als de meeste
mensen overigens. Hij bleef hard
nekkig beweren dat hij Jezus niet
zou verraden, en vermoedelijk ge
loofde hij op dat moment ook zelf
in wat hij zei. Mgl andere woor
den: ondanks zijn voornemen tot
trouw, tot goedheid, verviel hij
toch m ontrouw toen het er op
aankwam Zolang de angst voor
wat de buren, de familie, de ba
zen dt* kranten, de andere men
sen zeggen doorslaggevend blijft,
zo lang hebben we de neiging om
onszelf en anderen te verlooche
nen, zegt Drewermann.
We kunnen het ook eenvoudiger
zeggen naarmate we angstiger
zijn voui wat andere mensen zou
den kunnen denken, zijn we eer
der geneigd medemensen op te
offeree
Drewermann. ,.Pas als de vrees
voor a-: mensen zich oplost, en de
fobie "oor de kntiek van de sa-
menie" mg ons een stuk minder
m haar greep houdt, raken we aan
hel punt 1. van een menselijk
heid zonder vooroordeel, van een
menselijkheid waaraan geen
grenzen worden gesteld."
veel bewoners uit die woningen er
weg moesten. Maar -vaar konden
ze heen, die mensen die lage hu
ren gewend waren, niet tot de
mee^t draagkrachtïgen behoor
de! i en voor een groot deel van
buitenlandse afkomst waren?
Juist Naai Nieuwland. Daar wa-
i en de huren ook laag. daar waren
woningen bosohikbsai, omdat de
ooispronkehjkc oewouersuii hun
woninkje waren gegroeid en het
ruimer zochten, naar de Woud-
hoek of zo.
Gevolg: een 'negatieve demogra
fische en sociaal-economische se
lectie van de wijkbevolking', zo
als het in het gemeentelijk jargon
wordt genoemd. Ofwel: veel bui
tenlanders, veel uitkeringsge
rechtigden. veel beginners op de
woningmarkt. Mensen met een
gebruiksaanwijzing. Veel ellende,
Spanningen tussen bewoners,
Vergrijzing. Ouderen die er wel
bleven wonen, maar hun wegge
trokken bekenden missen. Ver
eenzaming. Kleine criminaliteit.
Vandalisme. Opengebroken kel-
derboxen. Inbraakjes. Onveilige
plekken. Samenscholende jeugd.
Communicatieproblemen, door
de verschillen in taal. Door de ver
schillen in cultuur. Niet prettig
wonen, in Nieuwland. De wijk
dreigde het vuilnisvat van de re
gio te worden. Het inwonertal
daalde spectaculair, van 21,000
begin jaren zeventig, tot 15.000
nu.
Kwaliteiten
Daar moest dus iets aan gebeu
ren. Er is gerenoveerd. Er is een
enorm plan op tafel gekomen, om
de buurt, die kwaliteiten heeft, ja
zeker, om die buurt eens stevig
onder handen te nemen. Om te
zorgen dat er daar weer te wonen
valt. Bewoners zelf benaderen.
Hen weer verantwoordelijk ma
ken voor de woonomgeving. Een
beheersplan. Slopen van flats.
Stadsvilla's. Duurdere woningen
in de wijk. Differentiatie. Kosten:
250 miljoen gulden. Het proces is
al volop in gang.
„Op een gegeven moment dreig
de het hier zo'n onchristelijk
puinzooi te worden," zegt Wil
Binkhorst in de Jan Oudegeest
straat. „dat we met een aantal bu
ren zijn begonnen de straat op te
ruimen." Dat werkte. Kinderen
werden ingeschakeld de grasper
ken proper te houden. En er wer
den gesprekmiddagen gehouden.
Met de allochtone bewoners. „Die
gooiden steeds brood op straat en
dat gaf een smerig gezicht. We
zijn daarover gaan praten. Bleek
dat die mensen volgens nun gods
dienst brood niet in de vuilnisbak
mogen gooien." Praten met 'die
mensen', Dat werki verhelde
rend. Dan begrijp je meer van
eikaar. „Dj? mensen waier. nier
gewend ine- zomaar in een fiat tc
komen wonen."
Iedereen is veranderd, m vergelij
king met vroeger. De buren van
toen, die krijg je nooit weer. Be
woonster Tonnj Spuij: „Het is ge
makzucht, De tijdgeest Die moe
ten we hier weer zien om te bui
gen. Dat ze denken: er bestaat
toch ook een andere wereld bui
ten m'n voordeur." Maar dat is
moeilijk. Er zit geen eenheid in
de wijk. Mensen spreken ver
schillende talen, of ze zijn na een
paar jaar weer weg. Zoiets schept
geen band. Er moet nog veel ver
beterd worden, stelt Wil Bink
horst vast. In veel huizen zit nog
geen centrale verwarming. De
ventilatie laat te wensen over. De
woningen zijn gehorig. Die
buurman en zijn scheten. Vaak
moet een lavet nog plaatsmaken
voor een douche.
Moed
„De buurt is er qua huizen wel op
vooruit gegaan," zegt Piet den
Outer helemaal aan de andere
kant van de wijk in de Goeman
Borgesiuslaan. „Maar de men
sen? Ach, het is hier een buurt
waar ze nogal eens met bierflesje
in hun hand buiten staan. Weetje,
af en toe zakt de moed je in de
schoenen. Het is vechten, wat we
hier doen. Om een voorbeeld te
noemen: die grotere jongens, die
halfwassen, wat die je naar je
hoofd gooien. 'Ouwe lui, bemoei
je er niet mee.' En dan gaan ze
weer, met hun brommers door de
perkjes, of met een tennisbal te
gen de muur. Boem, boem,
boem."
Den Outer, een robuuste AOWer,
leven lang gewoond in het Oude
Westen van Schiedam, maar nu
hier woonachtig in Nieuwland,
stoffig zwart colbertje en grijs
overhemd bezuiden een vrijwel
tandeloze mond, heeft zich met
een aangemeld toen hij hoorde
van het oprichten van een buurt-
groep van bewoners. „Ik zag het
toen helemaal zitten. Maar ze vra
gen bijna alles van je. Piet kun je
dit niet, Piet kun je dat niet. En ik
heb er toch ook niet veel zin in om
als een Stasi-agent door de wijk te
lopen." Dus doet hij het wat onge-
merkter. Maakt hij elke ochtend,
voor dag en dauwz'n rondje. Om
te kijken of alles wel goed gaat. Of
de jonge aanplant er nog lekker
bijstaat. Of die jongen met z'n
blaaspijp, die gisteren met z'n
pijltjes uit de Gouden Gids het
hele binnenterrein volblies, z'n
troep wel heeft opgeruimd. Hij en
nog een aantal bewoners. Zo moet
het wat wordenals iedereen ten
minste meewerkt.
Er is nog een lange weg te gaan
voordat Nieuwland aan z'n twee
de leven kan beginnen. Nieuw
land is groot. Wel 6700 woningen,
verdeeld over al die gelijkvormi
ge flats. En dan hoort de Slacht-
huisbuurt er nog niet eens bij. Of
toch? Aan de toog van het wijk
centrum aan het Wibautplein we
ten ze het antwoord wel: „Ach, al
die getto's, die horen toch alle
maal bij elkaar?"
Door Aly Knol
Hartstikke leuk idee, vond de vi
site. Hoe vaak hadden ze het niet
op roto's gezien, uil de verte de
markante vorm gadegeslagen en
toch waren ze or nooit in geweest.
Bel was ons niet anders vergaan
en /o stapten we op een middag in
dt metro en zoefden in een half
uurtje naar 'de Hecze1', onderweg
genietend van verrukkelijke
kunst, want daar zijn ze in de
Brusselse ondergrondse flink
scheutig mee.
Uit de mond van de visite steeg
bij het verlaten van het station
'oeh' en 'ah' en 'wat is-ie groot' op
en we prezen onszelf voor de keu
ze van dit uitstapje. De negen me
ialen bollen van het Atomium
glommen in de zomerzon. We be
taalden 160 francs en schaarden
ons in de rij voor de lift. Op dat
moment had ons een lichtje moe
ten opgaan, maar dat deed het
niet.
Terwijl wij de prachtige techniek
van de lift schetsten, die ons met
vijf meter per seconde in één
ademstoot naar de hoogste bol op
92 meter hoogte zou brengen, en
wezen op de wondervolle staal
constructie van dc schepping van
André Waterkeyn, viel de visite
sti'. Geen instemmend woord,
geen verwachtingsvolle glimlach,
slechts twee handen die elkaar
zweterig omklemden, maar die
wij nog voor hun niet-lanende
verliefdheid versleten.
Dc lil't stroomde vol, wij stroom
den mee. Door het glazen dak,
legden we lyrisch uit, zag je het
kloppende hart van het mecha
niek met de zware trossen kabels
als het ware als dc slagaders,
Maar cle visite gaf geen sjoege. De
blik bleef strak op de grond ge
richt. Er begon ons iets te dagen:
hier was iets mis.
Toen kwam het hoge woord eruit:
beiden waren niet geheel ver
schoond van claustrofobie en zo'n
lift was een regelrechte beproe
ving. Nauwelijks op het panora
maplatform aangekomen begon
nen ze dan ook meteen een trap te
zoeken die hen op mensenmanier
naar beneden zou voeren, maar
deze bleek afgesloten en voor de
tweede maal moesten ze horror
van de lift doormaken.
Terug op de begane grond, dach
ten wij, had de visite het ergste
wel achter de rug en nu konden
we rustig de rest van het Atomi
um bekijken. Een roltrap bracht
ons naar het eerste niveau en de
permanente tentoonstelling over
de geschiedenis van de genees
kunde. Geïnteresseerd werd het
uitgestalde bekeken, totdat in
eens met alle kracht de onvermij
delijkheid van de Atomium-struc-
tuur zich opdrong. Hier voerde
geen trap meer naar beneden,
hier kon je alleen maar verder
omhoog om je vervolgens via de
overige bollen weer langzaam een
weg naar beneden te banen.
We stonden nu aan de voet van
een 35 meter lange roltrap, één
van de langste en steilste in Euro
pa, die ons via een nauwe schacht
een bol verder zou leiden. De pa
niek sloeg opnieuw toe. Niet al
leen hadden ze lasi van claustro
fobie. hoogtevrees was tien ook
niet vreemd en ir. een bijna ver
stikkende omstrengeling hielden
ze elkaar op dt roltrap vast, geen
blik wieipen ze dooi de patrijs
poortjes naar buiten
De volgende bol werd in hoog
tempo genomen. Dit was geen be
zichtiging meer, dit was een wed
loop tegen de angst geworden ih
een doolhof dat door zijn eigen
aardige vorm des te ondoorgron-
delijker was. Nog zo'n ellendige
roltrap, nog een bul. dan een stei
le trap naar beneden, weer zo'n
rond kreng. Help, waar was de uit
gang?
Voor wij opnieuw mensen meene
men naar het Atomium, zullen we
eerst eens voorzicliting informe
ren naar de algehele gezond
heidstoestand.