23 Nieuwland en het gevecht tegen de puinzooi Het onvermogen tot het goede Claustromium Rotterdams Dagblad Zaterdag 10 juli 1993 tÏA,2i'{ "&VL De manifestatie AIR-Alexander belicht dit jaar verschillende na-oorlogse nieuwbouwwijken in Rotterdam. Wijken als Kleinpolder, Pendrecht, Westpunt in Hoogvliet, het Lage Land en Ommoord. Maar de woningnood, goeddeels de belangrijkste reden voor de bouw van deze wijken, bleef niet beperkt tot Rotterdam alleen. Ook in de gemeenten rond Rotterdam zijn ze te vinden: de eindeloze galerijflats, de in serie gebouwde portiekwoningen. Hoe is het wonen in die wijken, zo'n dertig jaar na de bouw? Na de vijf Rotterdamse wijken is hel nu de beurt aan de regio-gemeenten. Vandaag: Nieuwland in Schiedam. Door Ben Maandag Gehorig zijn ze ook nog, ja, die huizen. „Wanneer de buurman een scheet laat kunnen we 'm hier horen." Maar saai? Eentonig? Dat ligt eraan. Sommigen wennen er nooit aan. Voor een ander is het even doorbijten. Dan merk je er na verloop van tijd niets meer van. Of vlieg je uiteindelijk toch tegen de muren. Van ellende. De wijk Nieuwland in Schiedam. Vroeger zó'n buurt. Daar kon je met goed fatsoen gaan wonen. Maar nu? Op het kleine puntje groen op de hoek van de Burgemeester van Haarenlaan en de P.J. Troelstra- laan ligt op een geruite deken speelgoed uitgestald. Poppen, rammelaars, blokken,, een bal. Een oude vrouw in een antieke grijze winterjas, veel te warm voor een dag ais vandaag, houdt zachtjes induttend toezicht op het bankje, dat ze zich heeft toegeëi gend. Haar slordig opgestoken haar gepropt in een knotje, som mige slierten hangen over haar jaren zestig bril. Een blond meisje dartelt door het hoog opgescho ten gras. Dat speelgoed, dat heeft ze wel gezien, daar is verder wei nig lol aan te beleven. Met nu en dan een steelse blik naar het bankje probeert ze aan de aan dacht van oma te ontsnappen. Vreemde plek om te spelen, met zo'n grote speelweide vlakbij en al die groene tussenruimten on deraan de ontelbare flats. Maar inderdaad, daar zie je nauwelijks iemand, Éen Turkse vrouw, in traditioneel zwarte dracht, schuift met haar volgestauwde bood schappentas gehaast langs de net vernieuwde speelplaats. Haar ge zicht is nauwelijks te 'zien. De twee wipkippen staan er eenzaam bij. Het houten klimrek, heel kindvriendelijk en opvoedkundig verantwoord, is verlaten. Het groen van de nieuwe tuintjes moet voor het grootste deel de grond nog uitkomen. Rondom straalt het zachtgeel, het licht grijs en het mintgroen van de ge renoveerde portiekwoningen. De nieuwe kleuren van Nieuwland. Voor een raam aan het Dr. Wibau- tplein haalt een oude man, ge- kleed in hemd, balancerend in de vensterbank, halsbrekende toe ren uit bij het lappen van de ra men. Een vrouw kijkt toe. Ze heeft slechts een zwarte BH aan. ,;Wij woonden daarboven, op de derde verdieping," wyst John, die hier de eerste twintig jaar van zijn leven doorbracht. Nou ja, de eer ste twee jaar woonden ze ergens in en dat was behelpen natuur lijk. De blijdschap was groot toen ze eindelijk hierheen konden ver huizen. In het huis nog wel waar voorheen die Sehiedamse autori teit bij uitstek woonde, journalist Lutkemeijer. Een nieuwe wijk nog, naar verf ruikende huizen, alles glansde en glom. Dit hier, Nieuwlana. iom ±993. dat was het nieuwe wonen. Ruim te zover je keek, de Poldervaart in de verte, toen nog wel. Trend Jozsef Michaly Horvath heette de Hongaarse stedebouwkundige, die in dienst van de gemeente Schiedam begin jaren vijftig de plannen maakte voor Nieuwland, die uitbreidingswijk tegen het centrum. De trend werd indertijd gezet door CIAM, het internatio nale architecten- en stedebouw- kundigenoverleg, waar de nieuwste ideeën werden uitgewis seld. Waar werd vastgesteld wat kon en wat niet km Dit kon wel: rijen portiekwonii gen, onafzien bare rjjen na elkaai, drie verdie pingen, vier verdiepingen, drie verdiepingen, vier verdiepingen. Horvath leefde zich uit. Eindeloos repeterende gestapelde hoog bouw in blokken, drie kamers, vier kamers, drie blokjes recht, zoveel blokjes daar haaks op, daar nog een paar blokjes, blokjes hier. blokjes daar, in eindeloze mono tonie, tussen het stadscentrum en de spoorlijn, alles helemaal vol. De triestheid van de harhaling, de troosteloosheid van het grijze be ton van het geroemde Muwi-sys- teem, dat zag toen nog niemand. Nee, er was toch veel groen, dat hoorde er tenslotte bij. Tussen de blokjes, aan de randen^ En een lange winkelstraat. En een plein met winkels. Het Dr. Wibaut- plein. Even een blik op de naambordjes naast de deuren. Kijk daar, een bekende. Maar niet veel. Slechts een enkeling van destijds woont er blijkbaar nu nog. Verder is er niet meer te zien dan gzatjes, waar die bordjes vroeger zaten. „Slecht teken, wanneer er in een wijk geen naambordjes meer han gen," mompelt John. In gedach ten is 't weer even als vroeger. Het sprankelende winkelcentrum, wat het Dr. Wibautplein toen was, jaren vijftig, jaren zestig. „Daar kocht ik m'n speelgoed, bij Teba. En daar zat de winkel waar je kop jes en schoteltjes kon kopen. De 'mooie winkel', zeiden we toen. 'Even naar de mooie winkel.' La ter is er een luifel boven de win kels gekomen." De tijden van Ard en Keessie, toen de sel.ooljei gd, bij gebrek aan ijs, op rolschaatsen ronajes van een cukkc minuut draaide om het grasperk van het plein. „Bij dat bankje was het wis- selpunt." Heftig gehamer in een van de winkelruimten stampt de nostal gie weg naar de dag van vandaag. Winkels, die zitten hier nauwe lijks meer. Is ook niet de bedoe ling. De winkels worden ver bouwd. Het Wibautplein wordt, helemaal anders. Kleiner,,'intie mer. is de bedoeling. Een cen trum voor soeiaaal-culturcel werk. Negatief Ooit, in de jaren tachtig, is het he lemaal misgegaan met Nieuw land. Daarover praten ze in Schiedam met graag. Dat is alle maal zo negatief. Biengt dc wijk weer in dis crc diet. En dal kan Nieuwland niet hebben. Juist nu niet nu de ingrijpende opknap beurt net is begonnen. Maar hol moet ongeveer als volgt zijn ge gaan. Eind jaren zeventig was het ook in Schiedam tijet om iets aan stadsvernieuwing te doen. De ou de. voor-oorlogse wijken dienden opgeknapt en dai betekende dat Denkwijzer Door René Diekstra Op een ochtend ontstond er grote consternatie in de psychologische kliniek, waar ik een aantal jaren geleden aan was verbonden. Een van de patientes, een 33-jarige vrouw, was in het holst van de nacht door de poütie naar de kli niek teruggebracht. Ze was zo'n dertig kilometer verderop door een vrachtwagenchauffeur aan de rand van de weg gevonden. Een hoopje ellende, in de w_r en schijnbaar levensmoe. De chauf feur had haar meegenomen naar het dichtstbijzijnde politiebu reau Het volgende was gebeurd. De voorafgaande middag had een van de andere patièntes ontdekt dat de vrouw 'in een vorig leven' prostituée was geweest. Die infor matie was vervolgens als een lo pend vuurtje rondgegaan. Uit drukkingen als 'die hoer' waren al gauw niet van de lucht en bij het avondeten hadden twee vaste ta felgenoten van 'die hoer' zelfs el ders een eetplek gezocht. Op haar vraag om opheldering was een fikse woordenwisseling ontstaan. Daarin was onder meer de uit drukking 'zo'n slet als jij hoort hier niet' gevallen. Niemand van de andere patiënten had het voor haar opgenomen. Toen de pastor van de kliniek en ik 's morgens het verhaal uit haar mond hoorden, besloten we eerst links en rechts om opheldering te vragen. Toen dat in grote lijnen bevestiging van haar verhaal op leverde, besloten we de hele groep vrouwen tijdens de koffie bijeen te roepen en ze te confron teren met hun gedrag. Het werd een dramatische bijeenkomst. Ik herinner me nog glashelder de woorden waarmee de pastor, die het voortouw nam, begon: „Jullie hebben met zijn allen iemand an ders, een medepatiënt, een mede mens, uitgedreven, aan de kaal gesmeten, uitgekotst! Niemand van jullie heeft het voor haar op genomen, niemand van jullie heeft gezegd dat het onrechtvaar dig is om iemand als persoon op te hangen aan iets dat zij in het verleden gedaan heeft. Boven dien weten jullie er geen bliksem van waarom ze dat heeft gedaan, hoe ze daartoe gekomen is. Jullie hebben als een stel wolven een medemens emotioneel afge maakt en ik wil nu van jullie ho ren hoe je dat voor je geweten kunt verantwoorden." Moordenaressen „Als niemand van jullie iets zegt, ga ik het jullie stuk voor stuk per soonlijk vragen. Iedereen die dan nog haar mond houdt, die zegt me genoeg. Die zegt dat ze op een on aanvaardbare, kwaadaardige ma nier met een ander mens is omge sprongen. Laat ik het nog anders zeggen: als zij vannacht een einde aan haar leven had gemaakt - en dat heeft ze goddank niet gedaan - dan had ik hier nu in zekere zin voor een groep moordenaressen en medeplichtigen gestaan!" Het effect van zijn woorden was verpletterend. De meeste vrou wen bleven strak naar di grond kijken. Sommigen begormen on derdrukt u? huilen. Minuten ver streken voordat iemand iets zei. Het was de oudste van de groep die op een gegeven moment van haar stoel opstond en als eerste het woord nam. „Ik heb ook niks gezegd. Ik heb het ook niet voor haar opgenomen. En ik kan niet precies zeggen waarom niet. Maar als ik er nu over nadenk, dan vind ik dat heel erg, ook van mezelf. War om doen we elkaar dit soort dingen aan?" Toen, terwijl ze haar rug echtte, keerde ze zich tot haar medepati- entes en zei met een ondertoon van boosheid in haar stem: „Waarom praten wij altijd over anderen? Waarom beeft zij het al tijd gedaan? Waarom is hij altijd begonnen?" Deze hele gebeurtenis kwam weer in mijn herinnering naar bo ven toen ik onlangs zat te lezen in het dagboek van een meisje, dat helaas wel zelf een einde aan haar leven heeft gemaakt. In het dag boek beschrijft ze een scène, waarin ze door een leraar ten overstaan van de hele klas bela chelijk werd gemaakt vanwege een opmerking die ze had ge maakt. Na afloop van de les deden een aantal van haar klasgenoten op het schoolplein nog eens dun netjes over wat de leraar had voor gedaan: haar uitlachen, pesten, uitjouwen. Zij had de pesterijen met tranen in haar ogen en hope loos ondergaan. 'Bullies' Elke keer als ik me een beeld van die scène vorm - haar daar onbe schermd zie staan met de 'bullies' om haar heen - welt er een ge voel van woede in me op en dan heb ik zin om die hele klas aan de haren bij elkaar te slepen en ze - net als de pastor indertijd - keihard te confronteren met zich zelf, met hun kwaadaardigheid. Maar heeft dat zin als het kwaad zó diep in mensen verankerd zit dat ze al op heel jonge leeftijd de meest wrede dingen ten opzichte van elkaar uithalen? Als ze elkaar opzettelijk proberen onderuit te halen of af te maken met hun oor delen en meningen? En als ze ook dan nog, de gevolgen van hun ge drag overziend, min of meer onverschillig hun rug naar het slachtoffer keren en gewoon weg lopen? Is er überhaupt hoop dat het kwaad uitgeroeid kan worden zolang er mensen in? In zijn prachtig uek. Celebra ting The Other [liet Verheerlij ken van de Ander), dai eerder dit jaar verscheen, schrijft Edward Sampson dat een van de tragische aspecten van dit leven is dat de mens zich tegen de mens moet beschermen. Tragisch, omdat een mens om zich te ontwikkelen en om überhaupt te leven aan de ene kant op andere mensen moet vol trouwen, en er aan de andere kant altijd rekening mee moet houden dat hij morgen kari worden ve"ia den door dezeltde mensen uaar- op hij vandaag vertrouwt. Die tragedie komt heel pijnlijk tot uitdrukking in het verhaal van het verraad van Petrus, zoals dal in het Nieuwe Testament wordt beschreven. Op het moment dat degene van wie hij houdt, Jezus. Illustratie Theo Googe1" door de priesters, de gevestige or de, de overheio, wordt belasteid, beschuldigd, vmiiprr^elu en aan de schandpaal wordt genageld, op dat moment wil hij hem opeens niet meer kennen. Tot driemaal toe ontkent hij als hem wordt ge vraagd of hij een vriend van Jezus is. Als hij moet kiezen tussen zijn angst voor de reacties van ande ren en zijn vriend, verloochent hij zijn vriend. Ontrouw Maar het meest schokkende is misschien nog wel - zoals Eugen Drewermann in zijn studie van dit verhaal schrijft - dat Petrus aanvankelijk bleef volhouden dat hij niet zo was, net als de meeste mensen overigens. Hij bleef hard nekkig beweren dat hij Jezus niet zou verraden, en vermoedelijk ge loofde hij op dat moment ook zelf in wat hij zei. Mgl andere woor den: ondanks zijn voornemen tot trouw, tot goedheid, verviel hij toch m ontrouw toen het er op aankwam Zolang de angst voor wat de buren, de familie, de ba zen dt* kranten, de andere men sen zeggen doorslaggevend blijft, zo lang hebben we de neiging om onszelf en anderen te verlooche nen, zegt Drewermann. We kunnen het ook eenvoudiger zeggen naarmate we angstiger zijn voui wat andere mensen zou den kunnen denken, zijn we eer der geneigd medemensen op te offeree Drewermann. ,.Pas als de vrees voor a-: mensen zich oplost, en de fobie "oor de kntiek van de sa- menie" mg ons een stuk minder m haar greep houdt, raken we aan hel punt 1. van een menselijk heid zonder vooroordeel, van een menselijkheid waaraan geen grenzen worden gesteld." veel bewoners uit die woningen er weg moesten. Maar -vaar konden ze heen, die mensen die lage hu ren gewend waren, niet tot de mee^t draagkrachtïgen behoor de! i en voor een groot deel van buitenlandse afkomst waren? Juist Naai Nieuwland. Daar wa- i en de huren ook laag. daar waren woningen bosohikbsai, omdat de ooispronkehjkc oewouersuii hun woninkje waren gegroeid en het ruimer zochten, naar de Woud- hoek of zo. Gevolg: een 'negatieve demogra fische en sociaal-economische se lectie van de wijkbevolking', zo als het in het gemeentelijk jargon wordt genoemd. Ofwel: veel bui tenlanders, veel uitkeringsge rechtigden. veel beginners op de woningmarkt. Mensen met een gebruiksaanwijzing. Veel ellende, Spanningen tussen bewoners, Vergrijzing. Ouderen die er wel bleven wonen, maar hun wegge trokken bekenden missen. Ver eenzaming. Kleine criminaliteit. Vandalisme. Opengebroken kel- derboxen. Inbraakjes. Onveilige plekken. Samenscholende jeugd. Communicatieproblemen, door de verschillen in taal. Door de ver schillen in cultuur. Niet prettig wonen, in Nieuwland. De wijk dreigde het vuilnisvat van de re gio te worden. Het inwonertal daalde spectaculair, van 21,000 begin jaren zeventig, tot 15.000 nu. Kwaliteiten Daar moest dus iets aan gebeu ren. Er is gerenoveerd. Er is een enorm plan op tafel gekomen, om de buurt, die kwaliteiten heeft, ja zeker, om die buurt eens stevig onder handen te nemen. Om te zorgen dat er daar weer te wonen valt. Bewoners zelf benaderen. Hen weer verantwoordelijk ma ken voor de woonomgeving. Een beheersplan. Slopen van flats. Stadsvilla's. Duurdere woningen in de wijk. Differentiatie. Kosten: 250 miljoen gulden. Het proces is al volop in gang. „Op een gegeven moment dreig de het hier zo'n onchristelijk puinzooi te worden," zegt Wil Binkhorst in de Jan Oudegeest straat. „dat we met een aantal bu ren zijn begonnen de straat op te ruimen." Dat werkte. Kinderen werden ingeschakeld de grasper ken proper te houden. En er wer den gesprekmiddagen gehouden. Met de allochtone bewoners. „Die gooiden steeds brood op straat en dat gaf een smerig gezicht. We zijn daarover gaan praten. Bleek dat die mensen volgens nun gods dienst brood niet in de vuilnisbak mogen gooien." Praten met 'die mensen', Dat werki verhelde rend. Dan begrijp je meer van eikaar. „Dj? mensen waier. nier gewend ine- zomaar in een fiat tc komen wonen." Iedereen is veranderd, m vergelij king met vroeger. De buren van toen, die krijg je nooit weer. Be woonster Tonnj Spuij: „Het is ge makzucht, De tijdgeest Die moe ten we hier weer zien om te bui gen. Dat ze denken: er bestaat toch ook een andere wereld bui ten m'n voordeur." Maar dat is moeilijk. Er zit geen eenheid in de wijk. Mensen spreken ver schillende talen, of ze zijn na een paar jaar weer weg. Zoiets schept geen band. Er moet nog veel ver beterd worden, stelt Wil Bink horst vast. In veel huizen zit nog geen centrale verwarming. De ventilatie laat te wensen over. De woningen zijn gehorig. Die buurman en zijn scheten. Vaak moet een lavet nog plaatsmaken voor een douche. Moed „De buurt is er qua huizen wel op vooruit gegaan," zegt Piet den Outer helemaal aan de andere kant van de wijk in de Goeman Borgesiuslaan. „Maar de men sen? Ach, het is hier een buurt waar ze nogal eens met bierflesje in hun hand buiten staan. Weetje, af en toe zakt de moed je in de schoenen. Het is vechten, wat we hier doen. Om een voorbeeld te noemen: die grotere jongens, die halfwassen, wat die je naar je hoofd gooien. 'Ouwe lui, bemoei je er niet mee.' En dan gaan ze weer, met hun brommers door de perkjes, of met een tennisbal te gen de muur. Boem, boem, boem." Den Outer, een robuuste AOWer, leven lang gewoond in het Oude Westen van Schiedam, maar nu hier woonachtig in Nieuwland, stoffig zwart colbertje en grijs overhemd bezuiden een vrijwel tandeloze mond, heeft zich met een aangemeld toen hij hoorde van het oprichten van een buurt- groep van bewoners. „Ik zag het toen helemaal zitten. Maar ze vra gen bijna alles van je. Piet kun je dit niet, Piet kun je dat niet. En ik heb er toch ook niet veel zin in om als een Stasi-agent door de wijk te lopen." Dus doet hij het wat onge- merkter. Maakt hij elke ochtend, voor dag en dauwz'n rondje. Om te kijken of alles wel goed gaat. Of de jonge aanplant er nog lekker bijstaat. Of die jongen met z'n blaaspijp, die gisteren met z'n pijltjes uit de Gouden Gids het hele binnenterrein volblies, z'n troep wel heeft opgeruimd. Hij en nog een aantal bewoners. Zo moet het wat wordenals iedereen ten minste meewerkt. Er is nog een lange weg te gaan voordat Nieuwland aan z'n twee de leven kan beginnen. Nieuw land is groot. Wel 6700 woningen, verdeeld over al die gelijkvormi ge flats. En dan hoort de Slacht- huisbuurt er nog niet eens bij. Of toch? Aan de toog van het wijk centrum aan het Wibautplein we ten ze het antwoord wel: „Ach, al die getto's, die horen toch alle maal bij elkaar?" Door Aly Knol Hartstikke leuk idee, vond de vi site. Hoe vaak hadden ze het niet op roto's gezien, uil de verte de markante vorm gadegeslagen en toch waren ze or nooit in geweest. Bel was ons niet anders vergaan en /o stapten we op een middag in dt metro en zoefden in een half uurtje naar 'de Hecze1', onderweg genietend van verrukkelijke kunst, want daar zijn ze in de Brusselse ondergrondse flink scheutig mee. Uit de mond van de visite steeg bij het verlaten van het station 'oeh' en 'ah' en 'wat is-ie groot' op en we prezen onszelf voor de keu ze van dit uitstapje. De negen me ialen bollen van het Atomium glommen in de zomerzon. We be taalden 160 francs en schaarden ons in de rij voor de lift. Op dat moment had ons een lichtje moe ten opgaan, maar dat deed het niet. Terwijl wij de prachtige techniek van de lift schetsten, die ons met vijf meter per seconde in één ademstoot naar de hoogste bol op 92 meter hoogte zou brengen, en wezen op de wondervolle staal constructie van dc schepping van André Waterkeyn, viel de visite sti'. Geen instemmend woord, geen verwachtingsvolle glimlach, slechts twee handen die elkaar zweterig omklemden, maar die wij nog voor hun niet-lanende verliefdheid versleten. Dc lil't stroomde vol, wij stroom den mee. Door het glazen dak, legden we lyrisch uit, zag je het kloppende hart van het mecha niek met de zware trossen kabels als het ware als dc slagaders, Maar cle visite gaf geen sjoege. De blik bleef strak op de grond ge richt. Er begon ons iets te dagen: hier was iets mis. Toen kwam het hoge woord eruit: beiden waren niet geheel ver schoond van claustrofobie en zo'n lift was een regelrechte beproe ving. Nauwelijks op het panora maplatform aangekomen begon nen ze dan ook meteen een trap te zoeken die hen op mensenmanier naar beneden zou voeren, maar deze bleek afgesloten en voor de tweede maal moesten ze horror van de lift doormaken. Terug op de begane grond, dach ten wij, had de visite het ergste wel achter de rug en nu konden we rustig de rest van het Atomi um bekijken. Een roltrap bracht ons naar het eerste niveau en de permanente tentoonstelling over de geschiedenis van de genees kunde. Geïnteresseerd werd het uitgestalde bekeken, totdat in eens met alle kracht de onvermij delijkheid van de Atomium-struc- tuur zich opdrong. Hier voerde geen trap meer naar beneden, hier kon je alleen maar verder omhoog om je vervolgens via de overige bollen weer langzaam een weg naar beneden te banen. We stonden nu aan de voet van een 35 meter lange roltrap, één van de langste en steilste in Euro pa, die ons via een nauwe schacht een bol verder zou leiden. De pa niek sloeg opnieuw toe. Niet al leen hadden ze lasi van claustro fobie. hoogtevrees was tien ook niet vreemd en ir. een bijna ver stikkende omstrengeling hielden ze elkaar op dt roltrap vast, geen blik wieipen ze dooi de patrijs poortjes naar buiten De volgende bol werd in hoog tempo genomen. Dit was geen be zichtiging meer, dit was een wed loop tegen de angst geworden ih een doolhof dat door zijn eigen aardige vorm des te ondoorgron- delijker was. Nog zo'n ellendige roltrap, nog een bul. dan een stei le trap naar beneden, weer zo'n rond kreng. Help, waar was de uit gang? Voor wij opnieuw mensen meene men naar het Atomium, zullen we eerst eens voorzicliting informe ren naar de algehele gezond heidstoestand.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1993 | | pagina 1