Priester Fred Keesen was jarenlang machinesmeerder in de fabriek Ik heb het grootste respect voor arbeiders' Joodse begraafplaatsen van cultuur-historisch belang' PWftöiïifi' Priester-arbeider Fred Keesen kreeg onlangs de Erasmusspeld vanwege zijn jarenlange inzet voor sociaal zwakkeren. Zo soli dair als hij was met zijn collega arbeiders en andere 'kwetsba ren', zo lastig was hij voor het ge zag. Voor mensen van aanzien, de overheid, maar vooral ook zijn ei gen Rooms-katholieke kerk. Dat hij op 13 juni precies 45 jaar priester was, mag daarom wel een klein Wonder heten. Door Marijke Nijboer Hij is links, niet bang, en als het moet soms ook even heel onaar dig. „Toen bisschop Van Luyn werd benoemd heb ik als lid van de priesterraad gezegd: de paus heeft u gekozen, maar het volk nog niet, Al bent u de beste bis schop, mijn maag draait om als ik denk dat wy tot uw ?5ste aan u vastzitten." Hij grinnikt. Het was niet aardig, nee, maar zo'n onde mocratische benoeming vraagt toch om commentaar? Van Luyn zit er kennelijk niet meer mee; „Ik kreeg een heel aardig kaartje van hem toen ik m'n Erasmus speld had gekregen." FVed Keesen (74) is erg gevoelig voor ongelijke machtsverhoudin gen. Je wordt vanzelf links als je de Bijbel goed leest, is zijn motto. „Op bladzij één staat dat God de zon en de sterren schiep en alles wat er is. Dus niks op aarde mag zich verbeelden dat het iets meer is. Niemand is God, Je mag alleen je knieën buigen voor een kind. Het heilige is het kwetsbare." Taal is zijn voornaamste wapen. „Hier in Vreewijk wonen vooral Nederlanders, aan de andere kant van de Strevelsweg meer buiten landers. De Nederlanders noem ik graag inboorlingen. Beetje ne gatieve lading he? Zo hoop ik het machtsbeeld eens om te draaien." Fred Keesen (tweede van rechts) tus sen z'n vroe gere collega's bijvatenfa- briekVan Leer. 'Ik ging als machine- smeerder de hele fabriek door en had met ledereen contact.'Hee, smeerkees', was het dan.' Foto Niels van der Hoeven/Rotter dams D Kantoortje Keesen leerde van z'n ouders dat geloven allesbehalve gezapig hoorde te zijn. Weliswaar waren ze een 'braaf Hoorns gezin' dat el ke dag naar de kerk ging, maar dankzij z'n moeder was het thuis een zoete inval. En vader Keesen. een graficus, was de eerste vrijge stelde voor de katholieke arbei dersbeweging in Rotterdam. „Hij had een kantoortje waar werklo zen met hun verdrietige verhalen kwamen. Dat maakten wij alle maal heel bewust mee. Geloven betekende: sociaal bezig zijn." Op het seminarie viel Freds kriti sche instelling al snel op. „Het was net een kleuterschool. Dit hokje moest blauwen dat rood, en pas op dat je niet over de lijntjes gaat. Ik heb er veel geleerd, maar elk spruitje dat boven de heg uit stak werd afgeschoren." De long- tbcdie hij opliep voelde als een ze gen: in het sanatorium, tussen ge wone jongens, en later in een boe rengezin om aan te sterken, leer- de hy het normale leven kennen. Zijn vriend en studiegenoot Mi chel van der Pias gaf een dicht bundel uit. „Daarin staan twee ge dichten van mij, waar Michel om mij te beschermen 'N.N.' onder heeft gezet," Uit z'n hoofd citeert hij de puntige, komische verzen. De te gevaarlijk bevonden Van der Plas werd van het seminarie verwijderd, Keesen mocht blij ven. Maar lang werd binnen het katholieke bolwerk getwijfeld aan zijn geschiktheid voor het ambt van priester. Pas op zijn 29ste werd Keesen 'losgelaten op de mensen'. Het socialisme dat Fred mee kreeg, kende geen klassenstrijd. Alles moest zoveel mogelijk in harmonie worden opgelost. Ook in de kerk werden conflicten met de mantel der liefde bedekt. „Langzamerhand heb ik echter geleerd dat je de tegenstellingen duidelijk moet maken, zonder op de vuist te gaan. Conflictueus denken hoort erbij, het zit zelfs in elk muziekstuk. Je moet pittig nee kunnen zeggen en dan: nou W Hij vond gelijkgestemden onder radicaal linkse gelovigen. Mensen die Marx lazen en hem vroegen: in wiens belang werk jij? Die vraag bleef hangen. Keesen, die vol overtuiging had 'gestaan' in Leiderdorp en Den Haag, les gaf aan scholieren, werkte met gees telijk gehandicapten en als aal moezenier in het leger, besloot ar beider te worden mét de arbei ders. In 1980 werd hij, op z'n 54ste, ma chinesmeerder bij vatenfabriek Van Leer. Tot z'n pensioen werkte hij eerst full-time, later 24 uur per week in de fabriek. „Niemand daar wist dat ik van de kerk was. Ik ging als smeerder de hele fa briek door en had met iedereen contact. Hee, smeerkees, was het dan." Had hij als priester in diezelfde uren niet veel nuttiger werk kun nen doen? „Het ging mij om de er varing van lotsverbondenheid. Wat met één mens gebeurt, ge beurt in feite met iedereen. Ik had ook kanker kunnen krijgen, ik had ook uit Turky'e kunnen ko men. In de bus naar de fabriek keek ik wel eens om me heen en dan dacht ik: die had een notaris kunnen zijn, die een advocaat..." Nee, preken deed hij niet in die fa briek. Maar hij was actief in de bond. „Ik heb de latere minister Andriessen, toen nog president- commissaris bij Van Leer, nog eens pisnijdig gekregen toen ik in het vakbondsblad schreef dat het bedrijf hier veel minder inves teerde dan in de lage Ionen-lan den. In z'n nieuwjaarsrede kwam hij daar nog op terug. Bovendien was ik binnen DISK, het arbeids pastoraat, een betrouwbare fi guur; ik wist wat er onder arbei ders speelde. „Een bevriende advocaat zei eens: jij hebt je verlaagd tot het niveau van de arbeiders. Toen zei ik: alles wat je in mijn huiskamer ziet komt uit arbeidershanden. Ik heb het grootste respect voor arbei ders. Elke dag staan ze in een la- waaifabriek, ze kunnen geen woord wisselen, en even goed gaan ze 's avonds naar een vak- bondsbyeenkoimf. Daar heb ik meer respect voor dan voor men sen met een goeie opleiding die leuk werk doen." Keesen realiseert zich dat hij het relatief gemakkelijk had:.Machi nesmeerder was geen zwaar werk. Ik heb een opleiding gehad, kon in de fabriek dingen riskeren en er eventueel uitgesmeten wor den." Eigenlijk is hij een anarchist, zegt hij. En wijst op een struik in zijn achtertuin. „Zie je die buxus daar? Die probeer ik te snoeien als een omgekeerde piramide. Mensen moeten zoveel mogelijk invloed op alle beslissingsproces sen hebben. De kerk mag geen machtscentrum zijn. Het moet niet zijn: de paus spreekt een mil joen Polen toe, maar. de paus komt luisteren." Wat moet zo'n anti-autoritaire man in vredesnaam in dat bol werk van onaantastbare macht, de Rooms-katholieke kerk? Ooit, toen Keesen oog in oog stond met het Vatieaan, kwamen spontaan de woorden van een vertoornde Jezus in hem op, en Keesen fluis terde ze bezwerend over het lege plein: 'Geen steen hiervan blijft op de andere!' Waarom is de link se Keesen zijn kerk trouw geble ven? Hij is nu eenmaal katholiek, hjj hoort bij die kerk. En ze willen hem kennelijk nog niet kwijt, „Kritiek en kanttekeningen kun nen binnen de kerk nog wel. Die Vaticaan-ervaring heb ik gebruikt in een overweging voor de KRO, en die is later ook nog in een boek je terecht gekomen. Er is geen kip geweest die zei: wat heb je nou ge zegd. Discussie gaat men uit de weg. Als ik maar niet trouw, word ik er als priester niet uitgesme ten." Hij is gebleven, maar heeft wel eens gewenst dat zijn oppositio nele gedrag serieuzer werd geno men. Spijtig: „Mensen als ik wor den niet tegengesproken. Was dat maar zo, dan kwam de dialoog be ter los. Ik zit dan wel in de pries terraad, een adviesorgaan van de bisschoppen, maar daar voel ik me soms een beetje een nar. Men sen zjjn even stil, en denken dan: nou ja, Kees heeft weer wat" Kwaad is hy soms om de manier waarop 'gemijterde mensen' be langrijk worden gemaakt, ook door de pers. „Alsof waarheid en heil alleen en onfeilbaar in hun kop en hart geconcentreerd zijn, als een soort diksap." Overvalwagens Vanaf 1975 was Keesen vijf jaar lang coördinator van de interker kelijke basisbeweging, die streeft naar recht, vrede, saamhorigheid en openheid. Kortstondig zat liy bij de radicale Calama-beweging. „Die hadden nog ouderwets Leni nistische cellen, compleet met partij-jargon. Ze zijn inmiddels wat communicatiever." Vooral aan Keesens voorzitterschap van KIOSK, waarin alle Rotterdam se kerken samenwerken voor so ciale gerechtigheid, heeft hii zijn Erasmusspeld te danken. De kerk tolereerde kritiek, maar het mocht niet te bont worden: als lid van de kritische, vernieuwende priester- en predikantenbewe ging Septuagint maakte Keesen bij een bisschoppensynode in Chur mee dat de overvalwagens voor hem en zijn kameraden klaar stonden, voor het geval dat zaken uit de hand zouden lopen. Vanuit het arbeidspastoraat DISK maakte hij bedrijfsbezettingen mee, onder meer bij RDM, en ving werklozen op. „Een vijfde van de Rotterdammers heeft een uitke ring. Dan kom je in aanraking met de doodgewone praktijk van de armoede." Er rijn wel eens mensen de kerk uitgelopen als, aansluitend aan Keesens preek, iemand vertelde overeen solidari- teitsstaking. Fred Keesen gebruikt z'n ver stand té graag om alles zeker te willen weten. „Als je je hersens niet by je geloof houdt, gaat't mis. Je moet blijven twijfelen." Maar hij kiest voor optimisme: „De goeie geest van saamhorigheid zal deze aarde veranderen." Dat wordt ook de strekking van rijn nieuwe boek, 'Geloven in ge meenschap'. „Maar ik knijp hem tegelijkertijd als een ouwe dief dat 't niet waar is. Dat niet de lief de in deze kosmos allesbepalend is, maar het recht van de sterkste. „Laatst las ik dat lichaamscellen die geen functie meer hebben, zichzelf afbreken. Toen dacht ik; verdorie, zou 't dan toch zo zijn, dat wij ons van nature wegcijfe ren ten behoeve van de ander?" Door Canis Zijlmans Projectontwikkelaars zouden een lieve cent overheb ben om te kunnen bouwen op het stukje grond achter de oude vervallen muur aan de Oostzeedijk dat grenst aan de parkeergarage van kantoorgebouw De Admiraliteit, Maar sinds 1696 is hier een joodse be graafplaats. Hoewel de laatste begravingen in het eerste kwart van de vorige eeuw plaatsvonden, blijven de 250 gra ven en 195 grafstenen onberoerd. Alleen de in 1996* door de Stichting Comité Loods 24 aangebrachte ko peren plaquette meldt dat achter de muur sinds 1696 een joodse begraafplaats is. „Die muur," vertelt Harry Bonnewits, die binnen de Nederlandse Israëlitische Gemeenschap de zorg heeft voor het begrafeniswezen, „was een geschenk van de stad Rotterdam, als blijk van waardering voor de Oranjegezinde opstelling van de joden tijdens de onlusten tussen patriotten en prinsgezinden in de Bataafse Republiek." Achter de muur, waarover voorbijgangers achteloos vuilniszakken en een oude matras hebben gekiep erd, groeit het onkruid welig. Bossen fluitenkruid steken hoog uit boven de grafzerken, die in enkele rijen staan gerangschikt en waarvan een groot aantal is scheefgezakt of omgevallen. „Hier moet nodig wat aan worden gedaan," verzucht Bonnewits. „Maar voor ons is het te veel werk. We hebben voor twee begraafplaatsen één beheerder in dienst. Door verzakkingen en de tand des tijds kost het steeds meer moeite en geld om alles goed op orde te houden." De Rotterdamse joodse gemeenschap kan de financi ën voor het onderhoud van de begraafplaatsen steeds moeilijker opbrengen, In de jaren dertig registreerde de jouuse gemeente zo'n 12.GÖÖ ieden en nog eens tweeduizend Duitseen Oostenrijkse joodse vluchte lingen. Nu telt de Nederlands Isralitiseh Gemeen schap Rotterdam zo'n 300 leden. De systematische poging van de nazi's om de joden te vernietigen, heeft in de Tweede Wereldoorlog het aantal Rotterdamse joden gedecimeerd. Daarnaast heeft na de Tweede Wereldoorlog ook in de joodse ge meenschap de ontkerkelijking toegeslagen. Velen zyn bovendien geëmigreerd naar Israël of hebben zich elders gevestigd. JUs gevolg daarvanzegt Bonnewits, „vielen joodse voorzieningen weg in de Maasstad. Rotterdam heeft niet veel joods leven meer. Koosjer brood en vlees moeten we tegenwoordig in Den Haag en Amster dam halen. Toch is het voor de stad van belang, dat de joodse ge schiedenis blijft bewaard. Daarvan is jammer genoeg nog maar weinig op schrift gesteld. Er is alleen frag mentarisch onderzoek gedaan. Overigens nooit door beroepshistorici," Vanwege het tolerante klimaat in de Lage Landen werd Rotterdam sinds de 17de eeuw een vestigings plaats voor joden uit Zuid- en Oost-Europa. „Al lang bestaan er met de overheden afspraken, dat joodse graven worden gerespecteerd en niet worden ge ruimd. Daarom willen veel joden op een specifiek joodse begraafplaats liggen, zelfs als ze niet volgens de joodse tradities hebben geleefd. Een graf is een graf en dat moet zo blijven. Eens zullen alle doden herleven, zegt ons geloof en daarom moet men gra ven in principe onberoerd laten." Hoe zwaar het beginsel weegt, bewijst hetgeen op de begraafplaats aan de Oostzeedijk gebeurde, begin deze eeuw. „Een enkele meters brede strook met wat hutjes erop was verkocht aan een buur, die er wilde bouwen. Ineens bleek dat er graven lagen. De grond is toen snel teruggekocht," vertelt Bonnewits. In de regel worden oude joodse begraafplaatsen in Rotterdam gerespecteerd. Zelfs als de zware grafste nen al lang zijn verdwenen of door verzakking in de zachte veengrond zijn gegleden, houden stadsont wikkelaars rekening met de aanwezigheid van oude graven. Zo is aan de Vondelweg de servicefiat Jan van Loon gedeeltelijk om een plantsoen heen gebouwd, waarin een aantal joodse graven liggen. Bonnewits: „Deze joodse begraafplaats, die tot 1701 in gebruik was, is de oudste van de stad. Voor de oorlog lag die inge klemd tussen de krotten. Alleen via een lorrenpak- buïs kon je er komen. Maar na het bombardement was hier alles weg. Eén grote kale vlakte was het, toch zijn de stenen weer op hun plaats gelegd." In het omhekte grasveld met wilgenbomen zijn zes tien grafstenen te zien. Naast veelal vervaagde Por tugese en Hebreeuwse teksten zijn joodse symbolen zichtbaar zoals twee zegenende handen en een Het stukje grond achter de oude vervallen muur aan de Oostzeedijk. FotoMtcfteiBiertnitzeiVCorVos schenkende kan en schotel. Die geven aan dat de overledene behoorde lot de priesterstam van Koha- niem en Levieten, die binnen het jodendom een spe ciale plaats innemen. ..De eerste uit Spanje en Portugal via Antwerpen naar Rotterdam geëmigreerde joden kochten de lap grond in 1613. Rond 1610 kwamen er een paar rijke joodse families in Rotterdam, die door de inquisitie uit Portugal waren verjaagd. Van de Iberische adel was zo'n 50 procent van joodse origine. Men had veel van de cultuur daar overgeno men en belijdde het joodse geloof heimelijk of hele maal niet" Zo lag op die eerste begraafplaats in strijd met de joodse traditie om levende wezens af te beelden het zeer rooms aandoende marmeren pronkgraf van Abraham de Oliveyra. Daarop staat een doodshoofd, Abraham, die aanstalten maakt om zijn zoen te offe ren, en zelfs een mollig engeltje met een uitgedoofde fakkel. De bijzondere steen, waarvan enkele stukken zyn zoekgeraakt, ligt nu op de begraafplaats aan het Toepad om verdere beschadiging te voorkomen. Midden op een kinderspeelplaats bij de Kapelstraat in Delfshaven bevindt zich in een omhekt plantsoen de rustplaats van zes joden, Het begraafplaatsje maakte eens deel uit van de honderd j aar geleden ge sloten algemene begraafplaats van Delfshaven, Schoonderloo. En bij de huidige Crooswijkseweg hadden joden tussen 1695 tot 1700 nog een eigen be graafplaats. Doordat de rooms-katholieken in 1864 het gebied rondom kochten om er hun doden te begraven, werd de begraafplaats 'opgeslokt'. Drie jaar later zijn nog vier joodse graven naar de Vondelweg overgebracht, die bij de bouw van een kapel te voorschijn kwamen. En vier joodse graven liggen sinds 1876 onberoerd in het groen langs de oprijlaan van de Algemene Be graafplaats aan de Kerkhofiaan. Jodenslootje Bonnewits; „Eigenlijk de enige joodse begraafplaats, die voor stadsontwikkeling is geweken, is die aan de Dijkstraat in Kralingen met naar schatting 6QOO gra ven. De naam 'het Jodenslootje', dat een pias daar draagt, is de enige herinnering eraan. Deze begraaf plaats, die in gebruik was van 1737 tot 1895, is later in rijn geheel overgebracht naar het Toepad in de pol der De Esch, waar we nu nog begraven." Aan het Toepad - in gebruik genomen in 1895 - wor-, den jaarlijks nog ongeveer vijf begrafenissen ver richt. De joodse begraafplaats is aangelegd als een soort park, zoals in de 19de eeuw in Nederland ge bruikelijk was. De symmetrische voortuin met zyn twee imposante gebouwen met hoge gietijzeren ra men en het smeedijzeren hek aan de poort is een rijksmonument „Ook hier moet de boel behoorlijk worden opge knapt," stelt Bonnewits vast. „Het linker huis is er het slechtst aan toe. Het stucwerk is erbarmelijk en de muren gaan scheuren. De ruimte voor de lijkwas- sing en het Kohaniemhuisje rijn misschien niet eens onderheid. Het voorplein moet worden opgehoogd en ook aan een aantal graven is herstelwerk nodig. Ze hebben vaak toch een onschatbare cultuur-historische waar de voor Rotterdam en de geschiedenis van de joden indestad." Onlangs besloot de gemeente Rotterdam de MG jaarlijks 110.000 gulden subsidie toe te kennen voor het beheer van de begraafplaatsen aan de Oostzee dijk en het Toepad. En toegezegd is dat de stad het technisch beheer overneemt, wanneer de joodse ge meente daartoe zelf niet meer in staat is. Voor het opknappen van het rijksmonument, is 220.000 gulden beschikbaar. Deze zomer begint men met de werkzaamheden om het linker gebouw in zyn oorspronkelijke staat terug te brengen. Volgens de NIG Rotterdam is eenzelfde bedrag nodig om ook het andere gebouw te restaureren. Zaterdag 3 juli 1999 Rotterdams Dagblad

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1999 | | pagina 5