OPENINGSREDE vanfZ. M. den Koning, van de
fitting der Staten-Gener al, 4 Juni I85S.
I-
UITGEREIKT AAK DE GEABONNEERD OP DE SCITIEDAMSCIIE COURANT.
's GRAVENIIAGE, den 14 Junij.
Op beden is de zitting der Statcn-Gcneraal door den
Koning met de volgende rede geopend
Mije<é Hemen
Ik ben levendig gctrofl'cn geworden, toen onlangs
duizenden Mijner beminde onderdanen, geschokt in bun
nationaal gevoel, en verontrust over hunne tecderste
belangen, zich tot Mij wendden, en van mij voorziening
tegen bet voorwerp hunner bekommering verlangden.
Doordrongen van Mijne vcrpligting om aller hclan-
n en regtcn tc beschermen, heb Ik gemeend Mij niet
tc moeten vcrccnigen met den raad, welke mij door
de Raadslieden der Kroon werd gegeven. Ik begreep,
dat bet opvolgen daarvan de boog gestcgene bekomme
ring niet opheffen, de onmiskenbare spanning der ge
moederen niet bedaren kon.
Op bet alstocn gcopci aard verlangen der Mii iter;
heb Ik aan sommigen hunner ontslag verleend, en hen
vervangen door mannen, die Mijn vertrouwen bezitten.
[k heb Mij vcrpligt geacht, in verband daarmede,
een deel der Vertegenwoordiging te ontbinden, en de
Kiezers in de gelegenheid te stellen om tc doen 1 j-
ken van hunne waardering der omstandigheden.
Thans zie lk Mij met genoegen op nieuw omringd
door de beide Kamers der Slaten-Generaalen bet is
Mij eene behoefte geweest, Mijne Hccren! in persoon
Uwe vergadering te openen.
liet verheugt Mij dit te kunnen doen onder verblij
dende uitzigten. Gewenscbtc goede verstandhouding naar
buiten; toenemende ontwikkeling en welvaart naar bin
nen deze zijn de gelukkige voortcckcncnwaaronder
de Wetgevende Magt hare werkzaamheden mag her
vatten.
Het bezwaar intussclien, waarop ik bij den aanhef het
oog bad, is, tot Mijn leedwezen, nog niet uit den weg
geruimd.
Ik heb getracht hierin tc voorzien zoo wel door op
helderingen uit te lokken daar van waar de wonde
Onwillekeurig, gelijk lk veronderstel, was tocgcbragt
als door maatregelen tc beramen in eigen boezem tc
men.
De overtuiging heeft zich bij de Regering gevestigd,
t aan vele moeijelijkheden alleen door ccnc wet is
Ac gemoet te komen.
•Het Zesde Hoofdstuk der Grondwet verzekert rcgten
aan de Kerkgenootschappen maar bet legt ook aan de
Regering pligten op bij welker volbrenging liet gezag
|der wet niet kan worden gemist.
Het is Mijn oogmerk 1 ertoe Uwe medewerking in te
roepen.
lk zal dit met te meer vertrouwen doennaar mate
!k verzekerd ben, dat de geest van gematigdheid en
bedaard onderzoek, aan onzen landaard zoo zeer eigen,
?bij Uwe overwegingen zul voorzittenen dat liet Uwe
{ernstige zucht zal zijn, gelijk liet de Mijne is, bet he-
jinscl van Godsdienstige rerdraagzaamlicidop onzen
dem sinds lang inhccmsch met kracht te bandhaven,
en alles te vermijdenwat verdeeldheid en scheuring
tusscbcn de zonen van hetzelfde Vaderland zou kunnen
doen ontstaan.
Op die wijze zal bet mogelijk zijn ecu' toestand te
doen geboren worden waarin door den Staat aan
alle Kerkgenootschappen ccnc gelijke bescherming kan
worden verleend, en waarin zij, in gemeenschappelijke
onderwerping aan dezelfde billijke en onpartijdige wet,
waarborgen vinden voor hunne onderlinge vrijheid en
zelfstandigheid.
Het is overigens Mijn voornemen in deze zitting al
leen die' ontwerpen van wet aan Uwe beraadslaging
aan te bieden welke onderwerpen betreffen, die eene
spoedige voorziening eischcn.
Ik verklaar alsnu deze Vergadering geopend, en Ik
besluite inct den wenschdat de wijsheiddie van
boven is, ook ons moge opwekken en besturen opdat
onze pogingen teil nutte van bet dierbaar Vaderland
zich kenmerken door orde, vredelievendheid en regt.
ScuieuAiiBlij B*. J. VAN RIJK.