li». 1855. a a ii d a g o v c ui fo r. r, Verschijn}, eiken laandag en Donderdag. >r s Hel voor dit lilad bestemde wordt aangenomen te: n <S l- A Prijs van liet Abonnement cnderAdvcrtcntiön. H00GE RAAI) DER NEDERLANDEN. KAMER VAN STRAFZAKEN. i r 3 o n V VLAAK.DINGEN bijJ. A. Kanngusskr. MAASSLUIS de Wed. C.TAS der Wkïbk». DELFSHAVEN P. mt Jong, in da Kolk. OVEIISCIIIE i. Hesaeujn, Ja. Memorie van Toelichting tot het Ontwerp van Wet ter aanvulling van'do Wet van 1822 op het Binnon- landsch Gedistilleerd. [Vervolg van No. 546). 13 t I i ij K d Art. 23 behelst eene niet onbelangrijke wijrigtng ran <lc vercischten om als brander werkende voor den landbouw te kunnen worden beschouwd, waaraan, volgens de wet van 1822, het ruorregt ia verbonden Tan cene korting vau 20 per cent op den aanslag voor tien accijns op het gedistilleerd. De bedoelde brander» waren iu de vroegere Ncdcrl. wetgevingen op het stuk van het gedistilleerd onbekend. In de wet van 1822 rijn daaromtrent voor het eerst bepalingen opgenomen, naar men heeft kunnen nagaan op aandrang ran de branders uil de toenmalige zuidelijke provinciën, alwaar inderdaad meer behoefte is aan branderijen voor den landbouw dan hier te lande. Doch Iioc dit zij, de thans beslaande bepalingen geven aanleiding tot misbruiken, waartegen voorziening nootlig is. Immers zoo als die be* palingen thans liggen, is het voldoende dal men een enkel stuk vee aaa- honde om aanspraak op de belangrijke korting to maken, zonder dat men daaraan nogtans ccnigo behoefte heeft. 111} de te dien aanzien thans voor* gestelde wijzigingen heeft nicn gemeend de in Belgiü op liet onderwerp be staande verordeningen veilig te kunnen volgen, en men mag het daarvoor houden dat bij toepassing daarvan geen brander dc korting zal genieten als hij daarop niet werkelijk regt heeft. Artt24 en 25. Art. 25 behelst cene aanvulling, welker gemis in art. 13 der wet \an 1822 tot moeijelijkhcdcn aanleiding heeft gegeven. De vraag heeft zich namelijk voorgedaan, of dc zoogenaamde suiker- of rurmbak- wnlcr-slokeis,die dezegrondstof eenvoudig in vaten of h&kkcu doen gisten en vervolgens op den ketel bicngcn, al of niet kunnen geacht worden te vallen in dc omschrijving der branders van dc 5de klasse, voorkomende in genoemd art. 13 der wet Vau 1823, waarbij gevorderd wordt het gebruik van hestagbakhen, Dc administratie is ran oordeel dat aan die uitdrukking van bcslagbakkcn geen andere zin kan worden gegeven dan dat daarmede bedoeld zijn die aten, kuipen of bakken, waarin de grondstoffen ter af stoking wonlcn gereed gemaakt, en dat cr alzoogecn twijfel kan zijn, ofdc bedoelde stokers moeten onder dc 6de klasse worden gerangschikt. Aan don anderen kant uil men aan het woord bestugbakken ecne meer engere helceketiis hechten cn daaronder slechts »erstaau hakken of raten, waarin grondstellen tot een beslag, dal is lot ecu deeg of pap, worden bereid, en beweert men, dat vermits zulk eene bewerking niet in de vormbak- of suikerwnier-slokcrijcn geschiedt, aldaar dus van geen Leslaghakkeu wordt gebruik gemaakt, en dat mitsdien die slokeryen niet zouden behooren tot de5de klasse en daardoor zouden vallen buiten de wet. liet punt is thans hij den regter aanhangig, cn hoezeer de administratie mag verwachten dal haar gevoelen zal zegevieren, heeft mei» echter ge* meend bij dc zich thans voordoende gelegenheid alle tjuacsiien van dien aard voor goed tc moctcu voorkomen. Van daar de omschrijf iiig dal het, omtol de branderijen der 6de klasse tc behooren, onverschillig is of daarin al dan niet van beslagbakkcn wordt gebruikt gemaakt. De ouder lit. A van ditzelfde artikel omschreven branderijen ziju de stokerijen »oor gedistilleerd uil aardappelen. Met deze stokers werd, «nor aanleiding van art. 21 der wet van 1822, een abonnement aangegaan. Het was echter noodig dat deze branderijen meer duidelijk bij de wet wier den aangewezen, Art, 20. lie bepaling der 2de zinsnede van dit artikel is in het belang van liet toezigt op het gebruik van meel en muel het houden eener juiste jieilrckcmng van die specie bevorderen. De 3de zinsnede strekt om de moeijelijkhcdcn tc voorkomen, die zich meer malen ten kantore van den ontvanger in cene gemeente, waar een aantal ruwslokerijen gevestigd zij», voordoen. De door hem af te geven zooge- naamdeamjdiatieu, houdeudederegeling van des branders werkzaamheden, zijn nog al van omvang en moeten in dubbel worden geschreven, en wan neer vele brandeis op dcnzelfdcn dag aangifte tot stoken ducn, kan hij niet dm met de grootste moeite den volgeudeudagmetdeampliatieu gereed zijn. Artt. 27 —29. De artt. 28 en 2D, handelende over den aanslag von des branders accijnsrekcning voor het gedistilleerd, vervangen art, 41 der wet vau 1822 met onderscheidene, niet onbelangrijke wijzigingen. In do eerste plaats wordt bij de 2de zinsnede van art. 28 dc korting op den aanslag voer de branders, stokoude tol nut van den landbouw, van 2U op 15 per ccnl verminderd. Hierin heeft men gemeend dc wetgeving iu ïlclgul, waarde voor den landbouw stokende branders menigvuldigcr zijn dan hier te lande, tc kunnen volgen. In dc tweede plaats is bij dc laatste zinsnede van hetzelfde art. 28 weg- gelatcn de bepaling, dat dc aanslag vau den accijns voor de branders der 6de klasse niet haogermag zijn. dan iu verhouding van 70 cents per raider Gebruikte ruimte van dc beslagbakkcn. Dehal »c dat de uitdrukking van ticsiag bukken hier dezelfde moeijelijkhedcn heeft doen ontstaan als hier boven hij art. 25 zijn opgegeven, heeft men buitendien gestuit op liet be perkte cijfer van 70 cents per vat beslag. Toen dit cijfer werd vastgesteld, waren onder andere dc aardappelstokurijcn hier, alihaus up haren tegen- woordigen trap van ontwikkeling, nog niet bekenden het i* scdcit ge bleken dat voor deze een aanslag tol een maximum van 70 cents blijft htneden het bedrag van den accijns voor gedistilleerd, in deze stokerijen wordende verkregen. Thans zijn reeds een tweetal fabrieken van gedistil leerd uit beetwortelen opgcrigt cn andere worden daargestcld. Ook voor deze schijnt het cijfer vau 70 cents te beperkt tc zullen wezen. Hel zijn deze redenen dio andere bepalingen op dit onderwerp, in voege als die thans worden voorgesteld, noodig maakten. In dc derde plaats is hij art. 29 van hel ontwerp eene belangrijke uitbrei ding gegeven aan dc 2de zinsnede van het meergenoemde art, 41 der wet van 1822, waarbij den Koningis voorbehouden, om indien de aard van het water nadcelig op dc gisting der grondstoffen mogt werken, ecne korting op den trek te verlcenen. Al spoedig na het in werking komen der wet van 1822 ondervond men dal een aantal branders moeijclijk den bij art. 41 dier wet bepaalden trek konden verkrijgen, cn dat dc wijze van werken en de soort van fabrieaal andere branders medebragt om eene mindere hoeveelheid meel te bo- «Ua dan art, 2 dier wet vorderde, en derhalve naar cene andere ver houding to worden aangeslagen. In dit een en ander werd voorzien, nan- Tsnkelijk bij Koninklijk besluit van 6 Haart 1823, no. 100, iu verband ®ieldaiY&n 2 Oct. daaraanvolgende, no.35; doch vermits uit die vrijgevige hepaungen grove misbruiken ontstonden, zijn zij vervangen door het koninklijk besluit van 10 Junij 1827, no. 60, in verband met die van 27 lunij 1829, no. 00, cn t Oct, 1832, no. 33, van alle welke besluiten hiernevens cc» afschrift is gevoegd, be drie Uatslgcnoemde besluiten zijn thans nog inwerking, en door een {rooi aantal brand ers wordt van de daarin voorkomende bepalingen gebruik gemaakt. Hel is echter niet teontkennen, dat die bepalingen verdergaan de letter der llian» in werking zijnde vvrt gedoogt, cn van daar het voorbeboud in art, 20 van hel wetsontwerp, krachtens hetwelk ruin anders zoodanige tegemoetkomingen, hetzij inde te beslanchoeveelheid m*«li hetzij in den trek, kunnen worden verleend, als in hun belang "ctischelijk mogt zijn, doch altijd rnct die beperking, dal dc te gebruiken ocïccJbcid meel aan een minimum en maximumcn dc tc verantwoorden «kaan een minimum gehouden zijn. Overigens is art. 0 van het Koninklijk besluit van 10 Junij 1827, no, 60, lJnict tuide atluitiusiralbc bevoegdheid bchoorendc, in art.31 van het *<Uoniwcrp opgenomen, 'at dc» aanslag volgens de 2de cn3do zinsnede van art. 20 aangaat, Cu op dc ondervinding gegrond cn wordt ook geregeld door den brander s tominium verantwoord. Dij gunstige omstandigheden kunnen door den ScliicilaniF. J. JSIsïJKUitgever. eerlijken bramier vrij belangrijke overmaten op dien trek worden verkre gen, terwijl het tot dc zeldzaamheden behoort dat doorccnig bijzonder toeval de trek niet kan worden bekomen. Hel werken naar de meergenoemde Koninklijke besluiten tol groTe mis bruiken aanleiding kunnende geven door het beslaan van meerder meel dan dc geoorloofde hoeveelheid, heeft men bedacht moeten zijn om hem, die deze gunst misbruikt, te kunnen straffen; van daar de bcdreigingcener boete van f400 op het meerder gebruik van meel cn van intrekking der gunst om naargezegde besluiten te werken, bij herhaalde ontdekking van misbruik. Art. 30. Tot nu toe heeft mende noodigc klem gemist om dc behoor lijke naleving te verzekeren der voorzieningen, die aan sommige aan branders volgens de wet tc vcrleencn vergunningen moeten worden ver bonden. De overtredingen zouden volgens de wet van 5 Maart lSI8(iS/aö<$&/»no, 12) moeten worden gestraft, doch in vele gevallen zouden dc daarbij be dreigde straffen te ligt weien in verhouding van het kwaad. Dit artikel strekt derhalve om in dezen te voorzien. Art31. Zoo als hierboven is gezegd, is deze bepaling overgenomen uit heL Koninklijk besluit Tan 10 Junij 1827, no. 50. Zij heeft blijkbaar ten doel om dc kleine branders op het platteland, die slechts nuendan stoken, te gecnocl tc komen in het verlies dat zij duor het uildroogen der werktuigen gedurende den stilstand hunner fabriek op hun product bij het weder aan vangen hunner weikzaamheden lijden. Art. 32. Er is meermalen twijfel ontslaan, of het locaal der branderij wel onderworpen is aan de goedkeuring der administratie, bij de laatste zinsnede van art. 45 der wet van 1822 voor panden, dienende tot opslag van gedistilleerd onder doorloopendcrcdict, gevorderd. I)at dit de bedoeling des wetgevers is geweest, schijnt niet twijfelachtig, doch zoo als art. 45 daar ligt, zoude cene andere opvatting wul zijn te verdedigen. Het is intusschcu voor de administratie gcene onverschillige zaak dal die goedkeuring ook van hetlocaalderbranderij wordegevorderd; art. 32 van het wets-ontwerp neemt ^oor liet vervolg tc dien aanzien allen twijfel weg. Art. 33, Dc straf van den ticndubbclcn accijns in het hier bedoelde ge val staat niet in verhouding lot de overtredingvooral als uien in aanmer king neemt de moeijclijhheid om hel feit tc constateren, zoodat vaak uit slagen straffeloos plaats hebben. De verhooging der boete met/100 zal kunucu toebrengen om fraud uleuse uitslagen tc voorkomen. Dc boete vol gens art. 53 der wet van 1822 staat buitendien niet in verband met die van art. 2 der wet van 2 Jan. 1832 {Staatsbl. no, 4) op het ongedekt vervoer van gedistilleerd gesteld. Is het van belang zoodanig vervoer tc weren, van veel meer belang is hel om den on wettigen uitslag uit de fabriek te beletten. Art. 34, Aan cene bepaling als die in de eerste zinsnede van dit art, is hij dc administratie meermalen behoefte gevoeld om fratidulcuse handelin gen to kunnen voorkomen. Het is noodig dut dc administratie wetein welk locaal gcdistiüccid, al is het vcraccijnsd, wordt ncórgelcgd, opdat zij daarop baar toezigt kunne uitoefenen en niet verpligt zij geleibiljetten af tc geven tot uitslag van dranken uit een locaal, waar met haar weten geen dranken zijn opgeslagen. De tweede zinsnede van dit art. staat in verband met bet voorschrift van art. 40 vau het wets-ontwerp. Deze bepalingen vcrcischen ccnige nadere toelichting. Hij de administratie is herhaaldelijk aangedrongen op het nemen van voor zieningen legen het verzuimen van hei vcraecijnsen van Jict gedistilleerd ter plaatse van inslag, vverwaaits het op vervoerbiljcl wordt verzuilden, niet bestemming om te worden vcraccijnsd. Dc wel op het hinncnl. gedistilleerd schrijft, in geval van verzuim vau die vcraccijnsinp, voor, dat dc ojlovcrnur gehouden is den accijn» op te leggen, hetgeen ook geregeld geschiedt, doch waarvan hcL gevolg is dat dc gcmccntc-opccntcn, ter plaatse van iusUg verNchuldigd en die tc gelijk met den rijksaccijns moeten worden betaald niet inkomen, tot groot nadeel der plaatselijke kassen. Dat verzuim heeft roornamelijk plaats melopzigt Tan verzendingen uit gemeenten, waar i« het geheel geen of slechts weinig gemecnlc-opeentcn op het gedistilleerd geheven worden, cn waar dus de veraccijnsing het voordeel oplevert van liet bedrag van alle of van de meer dere gemcentC'Opccnten ter plaatse van inslag bestaande. In den laatslen lijd schijnt men zich nieercn meer van dit middel ter ont duiking vangemecnte opcentcn tc hebben gaan bediencn;althanstooucl van den kant van plaatselijke besturen als van de ontvangers der administratie, die daardoor hunne percentsgewijze belooning in gevaar zien gebragt, zijn daaromtrent herhaalde klagtcn ingekomen; wordende daarbij vooral ook gewezen op dc omstandigheid dat het kwaadbij zijne aanvankelijke toe neming, ecne nog veel grootcrc uitbreiding dreigt te icrkrijgcn, nu vele ge meentebesturen, afziende van eene plaatselijke heffing op het gemaal, het gemis, daardoor in dc gemeentekas zullende ontstaan, willen aanvullen door cene heffing of verhoogde heffing van opeenten op het gedistilleerd. Vermits nu de plaatselijkebcsturcn zelve, cn meer bepaaldelijk die op het platteland niet hij magie zijn om maatregelen tegen de bedoelde ont duiking te nemen heeft het bij hel Departement van Finantien een punt van overweging uitgemaakt, of niet dooreenigen administr&livcn maatregel daartegen kon worden voorzien. Die overwegingen hebben echtcrlotgcene voldoende uitkomst geleid, cn men heeft alzoodc gelegenheid der herziening van de wet op hel immcnl. gedistilleerd uiccncn te moeten benuttigen, om wettelijke maatregelen tegen het aangeduide kwaad voor te stellen. Die maatregelen zijn vervat in de 2de zinsnede van art. 34 en in art, 40 van het wcts-onlwerp, Ilij art. 34 wordt cene boete bedreigd tegen den QÜcvcraar, wanneer het vcrvocrhiljct ongezuiverd van dc plaats van inslag terugkomt. Die boete ia betekend in verhouding van 150 opcenten op de' hoofdsom van den rijksao- cijns, zijnde het maximum van opcenten op het gedistilleerd door dc ge meentebesturen kunnende worden geheven. Door detc hcpaltng vervalt hel voordeel dat men zich bij dc met-veraucijnsing ter plaatse van inslag konde tocCigcnen, en is het alzoo tc verwachten, dat de veraccijnsing Toorlann, ook naar het beginsel der wctophelgedisliUccrd,talge#ühicdcn daar waarde drank ten verbrnikc wonHingeslagen. Om intusschcn den aQcveraar tc gemoct to komen in het bezwaar dat voor hem zou kunnen gelegen zijn in dc betaling cener boete, wanneer ter plaatse v.vn inslag dc veraccijnsing wordt nagelatenis hem aan het slot van art. 34 de weg geopend om zich vooralle nadeel te vrijwaren door namelijk gcene aflevering te bewerkstelligen vóór dat een wettig beu ij» aanwezig is dat de ontbieder zich tot betaling der vjrschublijde belasting verbonden heeft» liet beginsel der wet, dal dc betaling der belasting op bet gedistilleerd moet geschieden ter plaatse waar het ten verbrnikc wordt ingeslagen, heeft ook veroorloofd om cene bepaling als die van art. 4Ü van helwcts-onlvverp -.oor tc stellen, Zonder zoodanig voorschrift zou de ovengenoemde maat regel omtrent dc vervocrhïljctten weinig doel treffen, omdat de slijters, tappers en andeten die zich op hel ontduiken der gcmeeutc-opceiitcu zouden willen toeleggen, daartoe het gereedc middel zonden vinden in het ontbieden van reeds ter plaatse van aflevering vuur bet Kijk vcraccijnsdc dranken. Dc hoeveelheid vau 20 kannen is echter te gering om door dchUautcn ah dio ccnigiins ver vau branderijen zijn gevestigd, te worden ingeslagen, terwijl daarenboven cene hoeveelheid van 20 kannen voldoende is om dc particulieren tc kunnen gerieven. Tot a He lering iu hel ressort van het ontvangkantoor zelf Kunneu overigens veilig geleibiljetten lot oubepaaldc hoeveelheden, even als thans, worden afgegeven. Art, 35, Menigmaal wordt door deu handel bij dc administratie aanzoek AB0NKE5IEKT per drie maanden voor SCHIEDAM 1.25. Id. voor de overige Plaatsen des Kijks franco per Post. - 1.69. ADVEBTEIN'TIEN tot 10 regels f 1,00. Iedere rcgol meerder - 0,10. Zegelgeld voor iedere plaatsing 0.35. gedaan om ccno mindere hoeveelheid hinncnl. gedistilleerd dan van 14 va ten aan dc landzijde of lang» de rivieren te mogen uitvoeren. legen het voldoen aan dit verlangen bestaan gcene bedenkingen, Om intusschcn den bciniclijkcn wcdcr-invocr te voorkomen, is het wen- schclijk, dat bij uitvoer aan de landzijde of langs de rivieren het bewijs van aankomst cn van de verzekering der belasting aldaar worde geleverd. Artt30 cn 37. Deze artikelen bevatten maatregelen van orde tot bevor dering ccncr deugdelijke peiling van hel gedistilleerd in dc branderijen. Zonder een behoorlijken peilstok bij de dikwijls zeer groote grond vaten in die fabrieken is ecne juiste opneming onmogelijk, tenzij men die vaten, tot groot nadeel cn ongerief van den brander, ledigde. Thans verstrekken dc branders hunne peilstokken nan de ambtenaren; behalve dat zij daartoe niet zijn gehouden, vordert liet belang der administratie dat dit punt wet telijk worde geregeld. liet gemis ccner bepaling als die van art. 37 stelt den kwaadwillige in Je gelegenheid ongestraft dranken aan dc peiling tc onttrekken, waartoe zijne veelal groote localitcit hem gemakkelijk in staat stelt. Dal het noodig is daartegen ie voorzien, behoeft geen betoog. Artt38 en 39. Dc desnoods tcicrlocncn kortingen volgens deze artike len zijn reeds sedert lang, als maatregelen van billijkheid, bij Koninklijke besluiten toegekend. Dcltegering acht zich onbezwaard, ze thans wettelijk tc doen vcrlccncu, als zijnde na rijp cn herhaald onderzoek gebleken dat die werkelijk noodig zijn. Art, 40. De aanleiding tot dit artikel cn zijne bedoeling is hierboven bij art. 34 toegelicht. Aril, 4143 bevatten dezelfde bepalingen als bereids in andere ac- eijnswcUcnen met name in die op de zeep cn op het zoutziju opgeno men. Dc bevoegdheid, bij dc twee eerstgenoemde artikelen toegekend i» aliczim dienstig oui frauduleusc vervoeren lo beteugelen, cn men acht het daorom wenschclijk, dat zij ook voor het middel op hel bïnnenl. gcdistil- Iceid worde toegekend. Artt. 44 47. Het is ccno bekende daadzaak dat vele neringdoenden in gedistilleerd, die in dc nabijheid van ruwstokcrijeu gevestigd zijn, frau duleus van dranken worden voorzien tot niet onbelangrijk nadeel van dc schatkist. Van daar dc bepalingen in deze artikelen, die geenc verdere toelichting schijnen te vcreischcn, dan alleen dat het voornemen hestaat om al leen dan van de bevoegdheid tot het onder peil brengen gebruik tc maken, Wanneer daartoe tot Tiet weren van verkeerdheden de noodzake lijkheid bestaat. Art. 48. Deze bepaling wordt door dc billijkheid gevorderd. 'Zoo als hierhoven bij ortt. 1821 is opgemerkt, uerd bij dc tegenwoor dige wetsvoordragt cene belangrijke wijziging gebragt in dc boctvrije spe ling op het meel in de branderijen. Terwijl deze spcKng thans nog een te kort van 5 ten honderd bij ondermaat toelaat, zal zij onderdo nieuwe ver ordeningen. tot 2 ten honderd zijn beperkt. Hij den overgang van den ouden tot den nieuwen slnnd van zaken moet echter bij de eerste peiling het onder de vroegere wetgeving toegekende voordeel worden gehandhaafd. Daartoe strekt dit artikel. Dc Minister van Finantien. VKOLIK. VoonzsTTtn Mn. F. UEGUKVE. ZITTING van 30 Octoiier 1855. IJo lloujjc Kn,'«I enz. II. Gahcl, vanlioi'BDji molenaar, wonemie Ie Schiedam, liecflzicliin eassn- tie votiiveioa tegeneen in Imager licme|igcivrv.eiivuniiisderArrondi>scmciim- Kcgllrmk te Hottenlam vaiulen 5 Mei 1855, waariiijis veniieligil lienit- s.|iraak van den Kanlmiregtcr te Schicthln van den 25 Januari] bevorens, idj dewelke liijis ontslagen van alle reglsvervülging, ter zake van liet binnen laten van water door cene z.ijl ol'opening in den Schudaiiilsdion Hengen Zeedijk, zonder verlof van llooglieeimaden van Sch'wlanilap den 20 Dcrem- lier 185-1, cn iiij (ItW tie lU'gtbank, op nieuw rcgldocmle, mcL toepassing van art. 02 der algumecnc keur van ltd iloogiieemraadsrltap van Schielimil van den 25 cn 2li .Mui iG22, deswege is veroordeeld in eene geldboete van f 75, ten behoeve van liet Hoogheemraadschap van Schiclaad cn in dc kosten der heide uistmiiicn. Gehoord het verslag van don raadsheer da Grave,. Gehoord den atlvoka.it vau den req., tur IC. 4.1'oovhnan, van Schiedam, in zijne mondelinge voordrag!, ter voorstelling en toelichting van onderschei dene middelen uit cassatie. Gehoord den adv.-gen Ikkcth, namens den proc.-gcn. in zijne conclusie, strekkende lot cassatie van het beklaagde vonnis en voorts ten einde dcilooge Hand, regt doende ten principale, den roq. zal ontslaan vim alle rcglsvcrvol- giug, ai do kosten vau dit geding, daaronder hegi epen die iu cassatie, to dragen door den Slant. Umwcgende dat zijn aangevoerd vijf middelen van cassatie.—datdedrio eerste zijn ondergeschikt aan de beide laatstee, en daluil dien hoofde deze hot eerst behooren te worden onderzocht en beoordeeld. 0., dat dc strekking van beide deze middelen is, dal do toegepaste keur van het Hoogheemraadschap van Scliielmul in twee opzigleii zonde zijn niet va bindend voor dc gemeente Schiedam, cn wel in de eerste plaats, omdat artikel een van liet reglement voorliet Hoogheemraadschap vau Schieland, vastgesteld door dc Staten der provincie Zuitl-IlolUindden 27slen Nov. 1851en goedgekeurd Hij Kon. besluit van den 17ilcn Deo. daaraanvolgende, No. 21, voorzoo verre daarbij de gemeente Schiedam is begrepen binnen do grenzen ran liet Hoogheemraadschap, zonde zijn in strijd met art. 191 cn 1!I2 dergroinlwel, cn uil dien hoofde onwettig, cn dat op dien grond is voor gesteld schending van art. toten 192 der Grondwet 0., dal Hij art. 192 der gewijzigde Grondwet, aan de provinciale staten is v eilcnid do iimigt, onder goedkeuring des Koiiiugs in de bestaande iiirjgtin- gcu en reglementen der waterschappen, veranderingen tc maken cn n.cnvvo vast te stellen, dat de hun daarnij ten aanzien van do inriglingen dor water schappen toegekende niagl, volgens dc juiste uitlegging van HeL hckUagdo vonnis, ruim moet worden opgevat en meer moei holcekeneu dau de mede daarbij gegeven magt, de r. ghmienten der waterschappen te wijzigen of door andere ie doen vervangen en dat zoowel nil do vergelijking der lievvoutdin- gcuvand.it artikel, met art. 220 der niet gewijzigde Grondwet, als uil do geschiedenis der wijziging en de hij de voorstelling daarvan van guuvemc- mculswege tokeimeii gegeven bedoeling, volgt, dat onder de daarbij aan de. Provinciale Staten opgedragen magt, is begrepen hut tol eene behoorlijke iinigtiiigder watcisoliappcn noodzakelijk regt tot wijziging cu uitbreiding hunner grenzen; (J-, dal dit dan ookdoordenreq. inliet algemeen is eihcml, maar doorhem is bepeikt tol liet geval, dal hel vcrceuigd gedeelte reeds bevorens een vva- lersvlmp hoeftdaargesleld, of de inwoners zelve verlangen eeo waterschap lo vormen en dat derhalve, vermits geen van heiden :n dezen is aanwezig, de Inlijvhigdcr gemeente Schiethint uit dien hoofde zomlozijn ongrondwettig 0dienaangaande, d it deze onderscheiding Hij liet beklaagde vonnis tc regt is verworpen; dal zij immers berust noch op de woorden, noch op de bedoe ling vau art. !!)2 der Grondwet; dal lueli de uitdrukkingiu dc bestaande iiirigtiugeii dw waterschappen vcramkriiuj la inu/im au nieuwe rust Ie. stellen geenszins medebrengt, dat liet voorwerp, waarop du bevoegdheid lot uitbreiding wordt toegepast, een walcncfiaii zij, maar alleen dat liet is geooiloofd te veranderen de mrigling van een waterschapdal voorts do aard van een waterschap niet verhindert daaronder eene stad Ie begrijpen en dat dan ook sommige Steden, immers voor een gedeelte, reeds voor tang tot l liet ceil of ander walmchftp hebben hehooul en tlat do halve ook dan vvau- neer het hij liet bekliiagdo vonnis ten oiuogtcis beschouwd als aanneembaar

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1855 | | pagina 1