TwMjJt Japlljts, iiitiezüM DMap.
Woensdag 19 Augustus.
Ao. 1874.
M 3452,
POLITIEK OVERZICHT.
A BOJfKEMEKT:
Ah.iimciMrntsprijsprr ilne M.i.hkIoh f 1.85.
Franco per Port, dour hot ePlicula li,jk
Moet men dc Bank van Lccning opheffen t
t.
Anil de beslissing dezer gewichtige vraag heeft onze
Gemeenteraad meer dan eene zitting gewijd. Na lang
durige discussie, na veel weifeling, na stemming en her
stemming, werd liet voorstel om de Bank van Leening
op den tegenwaordigen voet te behouden met '10 legen
7 stemmen verworpen. Uit het voorstel blijkt, dut het
lot van de Bank nog geenszins beslist is. Eu daarom
clitea wij het nog tijd om een enkel woord tot waar-
ehuwing in het midden te bieugen. Voor iedereen toch,
.ie geheel belangloos zich de moeite geeft om deze
.nrichtingwat nader te beschouwen, rijst de vraag of
//ie geheele opheffing der Bauk wenschelijk en een voor-
ichtige maatregel zou zijn. Wij voor ons aarzelen geen
>ogenblik om die vraag ontkennend te beantwoorden.
Ue Bank van Leeuing is eene instelling, die door de
zuiverste philanthropic in het leven werd geroepen. Met
al hare gebreken kan zij ook in deze dagen nog liet
bolwerk genoemd worden legen den gehaten woeker,
die nog altijd de wetten van slaat en kerk weet te
ontduiken. In weerwil van het misbruik, dat er van
gemaakt wordt, blijft de Bank van Leeniug nog voor
duizenden hulp iu nood en doodhet toevluchtsoord
om te ontsnappen aan de klauwen van den woekeraar,
die slechts leeft van den kommer en de ellende van
zijn natuurgenoot.
De verachtelijke hebzucht, de woeker, die er uit ge
boren wordt, is door heel do wereldgeschiedenis, tot
nog in onzen tijd, een der hoofdkwalen van de maat
schappij. Reeds vóór het Christendom vermaande Plu-
tarehus zijn medeburgers, dat zij niet moesten woekeren,
en Cicero had als pleitbezorger vaak deu minderen man
tegen den meerdere te beschermen, die zijn slachtoffer
eerst van zijn geld beroofde, om hem later ook zijne
vrijheid te ontnemen. Het was ook nog de heidensche
woeker, waartegen de groote en vurige redenaars van
het eerste Christentijdperk gestreden hebben. zWanneei
gij leent zeide St. Basiliusdan geeft gij u over aan
een onliaudelbareu meester, die al uw streven, al uwe
handelingen bemoeilijkt, en eindelijk, na u met allerlei
vernederingen overladen te hebben, zich meester maakt
van uw persoon. Verkoop alles, behalve uwe vrijheid.
Gij die leent roept hij uit als gij aan uwe kin
deren al geen goederen kunt nalaten, bewaar hun dan
voor het minst hunne vrijheid; deze zijt ge hun ver-
verschuldigd, zij is bij erfenis op u overgegaan laat
hun niet de erfenis der vervloeking na. En gij rijk
aard boor naar den raad, dien ik, door uwe onmeu-
schelrkheid ingegeven, aan de armen geef1)
Men merke ons naar aanleiding van dit citaat niet op,
'at thans niemand slaaf wordt om zijue schuldea en zelfs
Owooniijk niet meer in den kerker geworpen wordt.
Ht weten wij zeer goed. Maar wij voegen er lei stond bij,
.lat door den geheimen woeker de zedelijke vrijheid vau
den minvermogende ondergaat en het pauperisme zicli
uitbreidt. Gaat de kleinhandelaar onder, omdat hij in
de handeu van den geheimen woekeraar valt, dat volgt
volslagen armoede.
Is liet streven, is dtaal van een Basilius verdacht?
Kan er een zuiverder philanthropic betoond worden,
dan die welke met woord en daad werkt? Basilius ver
maant den rijke, dat hij zonder rente moet leenen; lnj
waarschuwt den arme, dat hij niet tot v vreemde bron"
zijn toevlucht nemen moet, wijl die bron zoo karig is."
Hij geeft al zijn geld en goed weg om den nood te leenigen,
en nog kan hij deu woeker niet geheel bezweren. Na
hem was het de II. Gregorius van Nissa, die met al de
kracht vau zijn vurig hart den woeker bestreed. »Men
moet leenen zegt hij maar hij, die zijne toevlucht
neemt tot den rijkdom, vraagt hulp. Doch men biedt hem
Ihet tegendeel, wanneer men hem door een contract ver
bindt, dat hem leu ondergang moet voereu, terwijl men
hem overstelpt van verdriet. Het is waar, rneu geeft die
ondeugd een edelen titelmen siert haar met den naam
van philanthropic, terwijl achteruitgang en rampspoed
fit rieten Franco.)
ADVKBTEHTIEN!
Prijsvan 1 lol 10 fiCWütm regels f I 00iedere regel mcor f 0.10
Voor ilbn werkenden stond en '.oor weldadigheid, de hoifl van den prijs.
1) St. Basilius. Hom. V, Tegen do woekeraars.
Imt goud van den woekeraar
moot vooi tbrengondat is
liet voorwerp van al zijn streven; hij is gelijk nanoen
jager, die het jachtveld niet verlaat, alvorens hij hot wild
heeft uitgeroeid. De woekeraars hebben al de zelfmoorden
op hun geweten, verooi zankt dooi de wanhoop, waaraan
zij hunne slachtoffers hebben prijsgegeven. Maar wal be
kommert dan hou? Zij schudden de bloedverwanten nog
uit, die de rampzalige zetfuioorderin helioelteon gebiek
heeft nagelaten. z»\Vat kunuon wij er aan doen?
zeggen zij die lieden zijn onder een ongelukkige ster
geboren."" Immers het zijn philosophen die woeke
raars." 1)
Wat moet men in deze korte trekken meer bewon
deren den grooten philanthroop, of het redenaarstalent,
dat uit zijn zuivere menschenliefde outsproot? Maar
noch Gregoiius van Nissa, en alle groote philanthropen
na hem konden den niindcien man behooi lijk bescher
men tegen den woekeraar. Iu 1450, dus meer dan
1000 jaren later, toen de beschaving van het Christen
dom zich bijna over de gehcelo wereld had gevestigd
was de ellende, door de woekeraars gesticht, nog zoo
groot, dat de monnik Barimbas de Torni iu Italië zich
de zaak aantrok. Hij bracht het zoover, dat meervcr-
mogonden, door zijne welsprekendheid getroffen, een
kapitaal verschaften, waaruit aan minvermogenden,
rentelooze leeningen werden verstrekt. Deze inrichting
kreeg den naam van Berg van Barmhartigheid. '2)
Reeds lang vóór dien tijd bestonden er iu Italië en in
de overige landen van Europa, ook in Nederland, ver-
eenigingendie op goederen voorschotten dedenmaar
dit waren bijzondere instelliugen van woekeraars, waarin
eerst de monnik de Terni en later de Staat tnsscben
beide trad. Ook hebben verschillende Pausen, zich die
zaak aangetrokken, en liet concilie van Trentein
1553, beval den bisschoppen aan iu de voornaamste
steden zulke liefdadige instellingen in het leven te
roepen. 3)
Eene instelling nu,' die zoo eerbiedwaardig is in hare
historie mag niet wegens de misbruiken, die haar iu
den loop der tijden begonnen aan te kleven, zoo rnaar
iu eens worden opgeheven, zonder dat er luachtige
pogingen zijn aangewend om liet misbruik te weren.
Bij een instelling die zoo diep geworteld is in een be
paalden kring van het maatschappelijk loven, moet
allereerst de regel gelden: Tollatur abnsus, serl maneat
mus: Het misbruik worde opgeheven, maar
het gebruik b lijve. liet is ons geenszins onbekend,
dat de tegenwoordige Banken van Leening door de
rente, die er geheven wordt, veel verschillen van de
oorspronkelijke Berg van Barmhartigheiden toch dient
zij behouden te blijven, want leent zo al niet zonder
rente, zij voorkomt ten minste den woeker.
Het eeiiige bezwaar, dat met eeuigen grond tegen
het bestaan der Bank van Leening kan aangevoerd
worden, is het misbruik dat daarvan door sommigen
gemaakt wordt. De gelegenheid om zich voor goede
ren terstond gei eed geld te verschaffen, zonder er nog
afstand van te doen, is zeer aanlokkelijk en voert dus
noodzakelijk tot misbruik. Doch dat bezwaar is niet
overwegend genoeg oin tot absolute maatregelen zijn
toevlucht te nemen; want nimmer gaat het aan eene
zaak, die in aard en werking voor velen goed is, om
bet misbruik op te heffenen in plaats van ieLs beters,
er zelfs iets slechtere voor te geven. En dit ware toch
het geval, zoodia' de Bank aan de handen van parti
culieren werd overgegevende ondei vinding heeft dit
reeds geleerd.
Dat het misbruik, wat vau de Bauk van Leening
gemankt wordt, door sommige leden van den Raad
met zwarte kleuren werd afgeschilderd, juichen wij toe,
maar wij vertrouwen, dat dit alleen zal leiden tot
afdoende maatregelen om liet kwaad te voorkomen
doch geenszins tot het besluit om do Bank zelve op
te heffen, die met al hare gebreken, zoowel hier als
elders, door de grootste staathuishoudkundigen als eene
1) St. Gropforius van Niesa. Hom. III. Tegen ile woekeraars.
2). Men zie over do geschiedenis dor Banken van I.eoning de uit
muntende werken van C, J. van Heel. Do Banken van Leening iu
Nederland enz.
8). Zio over do benaming Lombardon van Heel. L c.
onmisbare instelling wordt beschouwd. Zoo noemt .Tbr.
,T. de Bosch Kemper de beleenbanken op goederen Ti in
vele opzichten krachtige hulpmiddelen voor do nijverheid
der volksklasse." 1).In een rapport over do vraag:
Moet de Bank van Leening worden opgehevendoor
de IIII, Professor J. T, Buys, C. Cock en R. T. Bijle-
vcld, in Maart *1873 aan den gemeenteraad van Leiden
uitgebracht, leest men deze zinsnede: Tftoe commissie
heeft dut oi ilerzoek ter zijde gelatenomdat zij al da
delijk tot du conclusie moest komendat er onder de
tegenwoordige omstandigheden van een algeheels ophef
fing der Bank van Leening, althans in deze gemeente
geen sprake zijn kan.
Daar wij ons bij de behandeling van dit vraagstuk
slechts bij eouige algerneene opmerkingen en beginsolen
bepalen moeten, achten wij deze verklaring vau zulke ge
zaghebbende personcu van zeer veel gewicht, temeer nog,
omdat zij door een speciaal onderzoek innig vertrouwd
konden zijn met de eigenlijke werking der Bank van
Leening. Een nadere lezing van do argumenten in
onzen Gemeenteraad tegen hel voortbestaan der Bank
van Leeuing aangevoerd, heeft ons juist in onze over
tuiging gesterkt, dat de Bank moet behouden blijven.
Ecu volgenden keer verklaren wij onze meening verder.
1). Jlir. X do Bosch Kemper. Wetenschap der samenleving, 8a
dl., blz. 889.
Het is thans vrij zeker dal, zoo niet door alle, dan toch
door de meeste mogendheden van Europa metde regeering
ook de Spaausche republiek zal erkend worden. Rusland
zou, volgens sommige bladen, nog aarzelen om het plan
zijner Europeesche naburen te helpen verwezenlijken, en
wel uit vrees, dat een tweede republiek in Europa allicht
het denkbeeld, dat een republikeinsche regeeringsvorm de
voorkeur verdieut boven alle andere, meer en meer veld
zou winnen, en alzoo de monarchie langzamerhand tot de
geschiedenis ging behooren. En op zulk een voor-of achter
uitgang wij welen niet hoe. we hel noemen moeten
in het politieke leven, zou de Russische alleenhoerscher
minder gesteld zijn. Het is dan ook volgens hen, die in
deze laatste eeuw de politiek hebben nagegaan, een in bet
oogspringend feit, dat Rusland zich by alle republikeinsche
bewegingen, zoowel in Spanje als in Italië, steeds aan de
zijde der voorstanders van het wettig koningschap ge
schaard heeft.
De toestand van Spanje wordt intusschen met den dag
hachelijker. De onderhaudeling over de erkenning der
Spaansche regeering, door het kabinet te Berlijn op tóuw
gezet, heeft onder tie Carlisten angst en schrik verspreid,
maar hun den moed der wanhoop ingeboezemd, zoodat zij
thans meer dan ooit den burgeroorlog voorzetten. Niette
min moeten, afgezien van de buitengewone omstandig
heden, die hunne plannen verhinderen, hunne kansen hoe
langer zoo ongunstiger worden. In de laatste dagen moeten
zij weder een belangrijke nederlaag geleden hebben. Om
trent den slag bij Oteiza heeft men nog geen betrouwbare
berichten.
De ontsnapping van Bazaiue is nog altijd het groote
vraagstuk, waarover de Frausche bladen handelen. De
regeering heeft het hard te verantwoorden, ze wordt van
zwakheid beschuldigd. Ja, zel.'s mompelt men van mede
plichtigheid; zooveel wordt ten minste tusschen de regels
van sommige organen gelezen. Het volk moet zelfs Mac-
Mahou mistrouwen en gelooveu, dat hij de ontvluchting
van Bazaiue begunstigd heeft met liet doel om het keizer
rijk te herstellen. Deze onderstelling is oven ounoozel als
hot volk zelf. "Want was Mac-Mahon wat hij nog niet
geloond heeft laag genoeg om tot zulk een nieuwe
schande voor Franki ijk de hand te leenen, dan zou hij ook
eerzuchtig en trouweloos genoeg moeten zyn om zelfden
troon te bestijgen, waartoe hem thans zeker alle middelen
ten dieust zouden slaan.
Ten opzichte van het onderzoek naar de schuldigen, die
Bazaine's vlucht in de hand gewerkt hebben, kan de
Frausche regeering het zich thans vrij gemakkelijk maken.
Mevrouw Bazaine moet namelijk aan den minister van
binnenlandsche zaken een brief geschreven hebben,
waarin zij verklaart dat alleen zij en haar neef aan het feit
der ontvluchting medeplichtig zijn. Zij deelt dit deu
minister mede, opdat geen onschuldigen gestraft worden.
De stoomboot, die den vluchteling opuam, was een pleizier-
boot, door haar gehuurd om een tochtje op de Middelland-
scbe Zee te maken. De kapitein der boot wist volstrekt
niets van hare plannen. Overigens ko u, a are inlichtin
gen vrijwel overeen met die van de Soir, v. oeger door ons
meegedeeld. Gelijk te verwachten was, wordt de vlucht
van den maarschalk door de Duilsche bladen vergoelijkt,.