Tffliijnt iaielijls, litiraieri Dinsiats. Zaterdag 29 Augustus. A°. 1874. M 3460. SUITENLANDSCHE BERICHTEN. SffÜföESHLANDSCHE BERICHTE». i<- a COURANT. A BOHNÏMB1IT: Abonnementsprijs, pur Drip M.minionf J.85. Franco per Paitdoor het jelipcle Hijk (Brieven Franco.) ADVEBTENTIENi l'rijs van 1 tot 10 gewone rogels 00; iedere regel meer /"O.IO Viidi den wolkenden stand on vuoi weldadigheid, de helft eau den prijs. Roet men tie Rank van Lecnlng opheffen? V. Slot. —""De verpachting der Bank zou ons evenzeer eene roekelooze poging toeschijnen als hare opheffing. Zoo dra wij alzoo de liquidatie in onze Courant aange kondigd zagen, hebben wij gemeend het stilzwijgen niet langer te moeten bewaren. Want boe de Raad zijn besluit om de Bank niet langer op den teqen- woordigen voet te behouden, later moge ten uitvoer leggen, zeker is het dat de liquidatie met een gel delijk nadeel zal gepaard gaandat niet licht uit de opbrengsten der bank zal hersteld worden. Het zou overigens gemakkelijk zijn dat naar aanleiding van het Raadsvcrslag met cijfers aan te toonen, doch omdat zij geheel liet inwendig beheer onzer Bank be treden en ook van delicaten aard zijn, verbiedt ons de bescheidenheid om ze ook maar zijdelings aan te roeren. Mocht het wenschelijk zijn, dat de aandacht van den Raad op dit bezwaar gevestigd werd, dan zou dit de zaak zijn der specieeie Commissie, die met de zorg voor de belangen der Bank belast is. Ook zullen wij ons niet bezig houden met officieele cijfers om aan te toonen dat er om geheel andere redenen en door geheel andere personen beleend wordt, dan en kele leden van den Raad wilden doen voorkomen. "Wij kunnen het echter niet ontveinzen dat, naar onze over tuiging, hunne argumentatie in dit geval niet verdient, dat de Raad er op let; wij schrijven het dan ook aan liet algemeen vooroordeel tegen de Banken toe, dat hunne bewijsvoering invloed heeft uitgeoefend op zooveel leden van ileu Raad, die bij andere gelegenheden van oordeel en doorzicht blijk gaven. Thans- hebben wij ons uiet verder met het Raads- verslag bezig te houden. "Wat \vg daarin goed of kwa lijk gesproken oordeeldenhebben wij door onze op merkingen aangevuld of wederlegd. Wij hebben noch een volledig historisch overzicht willen geven, noch bijzondere critiek willen leveren; zulks zou evenzeer buiten onze roeping als buiten onze bevoegdheid liggen. Daarom meenden wij ons bij de nalezing van hot Raadsvcrslag tot algemeene begrippen, bekende toestanden en autoriteils-bewijzen te moeten bepalen Immers waar de evidentie van het goede door kwade practijken eenigszins overschaduwd wordt, en toch tot opheldering der dingen uiterste beknoptheid een eerste vereischlc is, kan de zedelijke waarde der maatschap pelijke belangen slechts getoetst worden aan algemeen erkende beginselen en aan de uitspraken van personen die door hun rijpe ondervinding der zaken en door hun grondig en onpartijdig oordeel oen ieders eerbied afdwingen. Zulk een man is iu ons oog o. a. de heer van Heel, uit wiens geschriften over de Banken van Leening wij nog een en ander wonschen aan te voeren. In de voorrede van zijn werk in ons IVde art. aange haald, leest men het volgende: «Dat ik ondernomen heb iets over dit onderwerp het licht te doen zien, is, omdat hot een inrichting geldt van open- lare en tedere aangelegenheid, nauw sa menhangende m^t hetmaatschappelijk en zede 1 ij(k leven der minvermogende volksklasse; een inrichting ook, die in haar verborgen loop met al de voor- en nadeelen, die er aan verbonden z ij n, bet meest lekend kan z ij n aan h e n, wier m a a t s c 11 appel ij ke betrekking daaraan verknocht is. Er zij n hier verschijnselen o p te merken, welke ze 1 fs aan den schran- dersten cn meest geoefend en blik van den staathuishoudkundige en p h i 1 a n- t h r o o p ontvluchten Men ziet het, de heer van Ileel vat het vraagstuk der Banken vau Leening ernstig op, en ofschoon hij geenszins blind is voor bare gebreken, toch is hij tegen hare opbel fing; hij wil ze eveneens niet verpacht zien. Ilij wil ze slechts verbeteren. Daarom schreef hij in 1S6S zijn alleszins lezenswaardig opstel tot toelichting van het toenmaals aanhangig wets-ontwerp op do Ban ken van Leening. (I) Mocht de Raad kunnen goedvin den Gin op liet voetspoor, in dit opstel aangewezen, in onze Bank die verbeteringen aan te brengen, welke zoo hier als elders wenschelijk geacht worden, i.an zouden tal van ingezetenen hom dit als een weldaad aan de mindere klasse dank weten. Dit zou dan ook geheel 0 vei eenkomslig zijn mot den goosl en de bedoeling van het Koninklijk besluit van 31 Oct. 1826. De overweging toch waarop gemeld besluit gegrond is, toont genoeg zaam aan welke opvatting de llooge Regoering van die J instelling lieefl. Wij brengen de twee eerste alinea's dezer overweging onder de oogen onzer lezers. Zij bevestigen I. D a t do ondervinding do n o o ilz a k o- 1 ij k beid heefL aangetoond o rn, a 11 h a n s in ii e u l e g e n w o o r d i g o n staat dei' maat schappij, openbare instellingen te h ou den., die bepaaldelijk gemachtigd z y n d e om gelden op onderpand voor te schieten, daardoor een hul pin i d d e 1 aanbieden in dringende omstandigheden en de be- leencrs' voor den woeker beveiligen. ï2. Dat deze instellingen geen ander oogmerk hebbende dan om de belangen te bevorderen dergenen. die zich ge noodzaakt zien li unne toevlucht lot de zelve te nemen, hot tot de meest vol ledige bevordering van dit doel n o o d- z a k e 1 ij k is om dezelve in te richten op zoodanigen gunstige 11 voet voor de b e- leencrs, als met den aard der zaak maar eenigszins overeen te brengen i s." De woorden, die wïj hier onderstrepen, worden, wat hunne betcekenis betreft, nog nader omschreven in I. Art. 5 waar meu aldus leest: »D e Banken vau Leening z ij n instellingen van lief dadigheid; zij zullen ingericht en be stuurd worden ten meesten nutte den genen die zich genoodzaakt zullen zien tot dezelve hunne toevlucht te neme n." Wij zouden hel bejammeren, wanneer de Raad .or ook maar een enkel oogenblik over nadacht om van den (linken -weg, dien hij vóór tien jaren insloeg, ook maar een onkelen stap af te wijkeu, om het voorbeeld te volgen van ceno stad als Middelburg, die na haar verval thans weer hoopt te worden, wat Schiedam reeds lang is. De goedkeuring die de llooge Rcgeering aan den maatregel van den toenmaligen Raad gaf, zou dunkt ons, aan den tegenwoordigen Raad niet onver schillig kunnen zijn vooral omdat het meerendcel der leden van toen ook nu nog zitting heeft. En hierbij wonschen wij, voor het oogenblik althans onze opmerkingen omtrent het aanhangig vraagstuk in den Raad te bepalen. Staaltjes van geheimen woeker, die el ders gepleegd werden, laten wij loorsliands liever achter wege. Voor het oogenbiilc constatooren wij liet feit, opdat liet den Raad bekend worde en dus tot behoedzaam heid kunne aansporen. Do politie wij zijn er van overtuigd zal binuen onze stad niet minder ijver aan den dag leggi-n dan zij onlangs te Ovorscbio heeft betoond, maar hot is een feit dat liet schandelijk misbruik, wat wij hier op het oog hebben, nog altijd gelegenheid vindt om aan bet waakzaam oog der justitie tc ontsnappen. Dit is to betreuren. Maar jammerlijke!" zou hot zijn, wanneer door een besluit van den Raad, ook met dc beste bedoeling om het kwaad te keeren genomen, de geheime woekerzucht meer voedsel kreeg. En gesteld al, dat bij do overige ge varen, die wij aanwezen, dit laatste niet te duchten was, dan ware hot nog genoeg om evenmin aan een verpachting als opheffing der Bank te deuken.Immers door geen van beide maatregelen zou liet beoogde doel bereikt worden. Wanneer de Bank, die nu in bare opbrengsten hare kosten niet dekken kan, verpacht werd, dan zou zij slechts kunnen bestaan door ccue exploitatie buiten de perken van dc wet, alzoo door middel van den woekerdaarmede ware het voor de misbruikeis nog erger gesteld, ter wijl de verstandigendie er vroeger redding zochten, nu hun ondergang zouden vinden. "Werd de Bank geheel opgeheven, dan werden beiden overgeleverd aan een geheime woekcr-practijk dié'alleu toom en 'zelfs' don schijn van wettelijkheid mist.De Raad beslisse! (1) 0. J. van Heel Dz. Do hervorming dor B, v. L. Bclglc. De pers houdt zich tegenwoordig ijverig bezig met de besluiten, die uaur men zegt op het Brus- selsdie congres worden genomen. Niemand weet er natuurlijk iets van, want er is besloten, en wel met eede, dat alle wei kzaamheden der eerbiedwaardige vergadering zouden geheim blijven. Toch zijn er enkele dagbladen, die er reeds alles van verhalen, zoodat het thans een veel grooter geheim wordt, hoe die bladen aan hunne inlichtin gen komen, dan de aibeid der philanthropen zelve. Andere bladen die niet zoo gelukkig zijn, om liet eerste nieuwtje te verspreiden, komen die berichten dan ook rectificeeren eu zijn niet weinig verontwaai digd, dat blijkbaar door sommige afgevaardigden het gdieim geschonden is. Zoo iols is dan ook niet aan te bevelen maar liet schijnt nu eenmaal de gewoonte geworden, dat men van de geheimste vergaderingen het eerste de besluiten verneemt. Men herinuert zich nog wat al last liet Vaticaansche Concilie er van gehad heeft. Aan diezelfde schennis hebben wij het dan ook te danken, dat wij reeds weten hoe onze afgevaar digde Necrlatids aloude onverschrokkenheid in liet licht heeft gesteld De geachte afgevaardigde moetaldus gespro ken hebben «Nederland is zeide hij een vreedzaam land, dat er volstrekt niet op gesteld is betrokken te worden in com binatiën, die er toe zouden kunnen leiden, dat liet in de verwikkelingen gebracht werd, waarop de voorgestelde bepalingen doelen. Maar zoo Nederland met alle landen in vrede wenscht te leven, liet is besloten zich tot liet uiterste te verdedigen als het aangevallen wordt, en daar toe geen middel ongebruikt te laten. Iedere bepaling der halve, die iu eenig opzicht de burgers zou ontheffen van den heiligen plicht hun land te verdedigen met alle mid delen die te hunner beschikking staan, zoowel als iedere bepaling, die, in plaats van de bevoegdheid des vyands te verminderen, feiten tot een recht zouden verheffen, die alleen uit de overmacht voortvloeien feiten, waaraan men zich gedwongen kan onderwerpen, maar die men niet vooraf kan goedkeuren, zulke bepalingen zou de publieke opinie verwerpen en het Nederlandsche gouver nement zou ze niet kunnen aannemen." Frankrijk. Het wordt in de Fransche politiek, nu de Nationale Vergadering op reces is, zoo stil, dat men haast zou wenschen, dat zij maar voor goed uitbleef. Te midden der drukte van de partieele verkiezingen blijft men, voor Franschen, al vi ij bedaard. Die verkiezingen zullen woldra iu het departement Maine en Loire plaats hebben. Dn candidaten beijveren zich reeds om aan de kiezers hun veelbelovende parlementair geloofbelijdenis en bekwaam heden bekend te maken. De eene candidaat, de heer Bruas is noch republikein, noch bonapartist, noch legitimist; de man zegt zelfs niet wat hg wel is. Deze professie is nog zoo slecht niet; bij eene regeering, die eigenlijk een onding is, komt zulk eene candidatuur misschien het best te pas. De andere candidaat. de heer Maillé, is een volbloed repu blikein «Al de bewegingen van mijn gemoed zegt hij al mijn hoop behoort aan de Republiek." Dat is wellicht moer de toon om bij het volk te slagen. Een derde candi daat, de heer Berger is een bonapartist. Oostenrijk. Men had uit den aard der kerkelijk poli tieke wetten, die onlangs in Oostenrijk zijn afgekondigd geoordeeld, dat men daar verstandiger zou te werk gaan om sommige misbruiken te beteugelen dan men dat tot heden iu Pruisen gewoon is. Uit het volgende bericht, dat evenwel al den schijn van een verzinsel heeft, zou men daaraan thans weer moeten twijfelen. Een priester met name Wawransch zou namelijk een opruiende preek ge houden hebben, en daarvoor tot drie maanden zware ker kerstraf veroordeeld zijn. Hieruit zou men reeds besluiten, dat de priester het al heel bout gemaakt moet hebben. Maar die straf is nog verzwaard, wijl de geestelijke bovendien nog zal moeten vasten. Zoo bespottelijk hebben de Pruisen het nog nooit gemaakt. SCHIEDAM, 28 Augustus 1874. De Gemeenteraad alhier zal Maandag den 31 dezer, des namiddags te twee uren, eene openbare vergade- ving houdende alsdan ter behandeling aan de orde ge stelde onderwerpen zijn: Ingekomen stukken, waar onder rapport der Fiuancioelo Oommissie, betreffende het onderzoek der gerneenterekening over 1873, dat ter visie

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1874 | | pagina 1