A0. 1878.
Maandag 6 Mei.
M. 4408.
Teralijnt Mts, itp»M Dinsiai.
Bianenlanascle Berickleif"
Twee eu Dertigste Jaargang
t
BUREAU? MARKT, E, 124.
By deze Courant behoort een ny voegsel.
Schiedam, 4 Mei 4878.
jVeertig jaren lang hadden de kinderen
Israels moeten ronddolen door de woestijn en
van de krijgslieden, die uit Egypte waten uit
getogen en het beloofde land niet mochten
xien, omdat zij de stem des Heeren niet gehoor
zaamd hadden was geen meer in leven. Toep
gelastte de Heer aan Josua, den zoon van Nun,
die vol was van den geest der wijsheid, om
met de kinderen Israels de Joidaan over
te trekken en het beloofde land in bezit te
nemen. Wees sterk en heb goeden moed, sprak
de Heer tot den aanvoerder van het uitverkoren
volk; ik zal u niet begeven noch vei laten;
doch zorg gij te handelen naar de wet, welke
Mozes, mjjn knecht, u geboden heeft, en wijk
daarvan niet af, ter rechter- noch ter linker
hand, opdat gy met verstand moogt handelen
alom, waar gij zult gaan. Josua maakte zich
op, en toog met de kinderen Israéls naar de
Jordaan. Toen de priesters met de Ark des
Verbonds de Jordaan bereikt en hunne voeten
in het water gedoopt hadden, toen stonden de
wateren, die van boven afkwamen, zoodat de
priesters eerst, en gansch Istaël na hen de
rivier droogvoets konden overtrekken. En toen
Jericho de poorten gesloten had voor het aan
gezicht van de kinderen Israels, liet Josua op
last des Heeren zeven priesteis blazen op zeven
bazuinen vóór de Ark des Verbonds en aldus
rondom de stad trekken; en op den zevenden
dug en by den zevenden omgang viel de stads
muur ineen, en werd de stad ingenomen. Dit
alles kon geschieden, omdat de Heer met het
volk van Israël was, en omdat Josua ter rechter
noch ter linker afweek van de wet des Heeren."
Bovenstaand verhaal strekt tot inleiding van
een opstel van mr. D. J. Veegens, geplaatst
jn de Mei-allevei ing van de Vragen des T'yds"
dat tot titel voert: uNieuwe omzwervingen in
de Woestijn." De geeeide schrijver herinnert
er aan, hoe mr. Kappeyne van. de Coppello,
in zjjn beroemde redevoering van 1874, de
staatkundige lotgevallen van ons volk in de
laatste jaren zoo treffend met de onadolingen
der Joden in de woestijn had vergeleken;
sedert dien tyd, zegt hy, viel het moeiljjk zyn
staalkundige loopbaan van dit dichterlyk ver
haal los te maken en aan de nog aityd open
vraag, wat van hem als staatsman te wachten
ware, een anderen vorm te geven dan dezen,
of hij de Josua zou zyn, die ons het beloofde,
van melk en honig overvloeiend land, zou
binnenleiden," Josua was een man uit één
stuk. Hy nam al de steden der Koningen in
het land Kanaün, sloeg hen met de scherpte
des zwaards, en deed niet één woord af van
hetgeen de Heer aan Mozes geboden had.
Heeft Kappeyne zyne vreedzame en naar de
tegenwoordige begrippen heilzamer taak tot
heden op even volkomen wyze vervuld? Is
h'(j ter rechter noch ter linker afgeweken van
hetgeen de openbare meening althans in haar
duurzame en weldoordachte uitingen, van hem
eischte? J*
Zietdaar, de die in dit opstel worden
behandeld. Gaan-' we na, in welken zin de be
antwoording is.|
bijna algemeen wordt geoordeeld, dat de
indiening van dft ontwerp door dezen Minister
een erostige enjniet gemakkelijk te herstellen
fout is geweest#
In deze weinige woorden wordt door mr.
Veegens over hS wetsontwerp het oordeel uit
gesproken. Volgjen hem bereidt het de invoe
ring van verpl 1st en kosteloos onderwijs niet
voldoende v< i ten doet het zoowel aan den
kerkelijken tegl and als aan de by een deel
der gegoede klassen bestaande vrees voor te
groote vermeerdering' der uitgaven voor het
onderwijs concessiën, met het algemeen belang
in strijd. 5
Den 24 November 4874 sprak Kappeyne:
»Wat de schóól maakt is de schoolmeester.
Dus moet als voorwaarde van de zorg voor
goed openbaar pnderwys in de eerste plaats
gezorgd worjlép voor behoorlijke opleiding en
bezoldiging iter önderwïjzersV' Is - dat voorbereid
en geschied, dan kunnen wij den eindpaal be
reiken, waarop geschreven staat: schoolplich
tigheid; een last, dien, wanneer het openbaar
onderwijs behooi lijk is ingericht, geen volk van
zich zal werpen, dat aanspraak maakt op den
naam van beschaafde natie.
Zal door het ontwerp Kappeyne de lust voor
het vak van onderwijzer toenemen? Mr. Veegen»
betwijfelt het zeer. De voorgestelde wyze van
opleiding laat te wenschen over, de bezoldi
ging heeft weinig aanlokkelijks. Het vergelijkend
examen, dat behouden blijft, zal velen een
plaats bezorgen, maar veel anderen zullen deze
hoogte wel niet bereiken, envoor hen is
by het ontwerp niet gezorgd. De Minister
sqhijnt zelf begrepen te hebbeD, dat het aantal
onderwijzers niet grooter zal worden, en brengt
daarom zestienjarige onderwijzeressen in de
school, en... is in zyn bepalingen omti ent het
onderwijs, door kweekelingen te geven, te mild.
Wat Kappeyne bewogen heeft, aan de kerke
lijken de band te reiken door de gemoedsbe
zwaren in het veld "te brengen tegen den leer
plicht, kan slechts gegist worden. Wat hem
echter heeft weerhouden, een in alle opzichten
voldoende regeling van het volksonderwijs voor
te stellen, is gemakkelijk san te wijzen. Het
is de kwestie der kosten. Verhooging van
belastingen zou door aanzienlijke kosten van
het onderwys noodzakelijk wordenen een
meerderheid ten gunste van voorstellen tot
die verhooging, zou Kappeyne uiet gemakkelijk
vinden. De fout door de indiening van dit
ontwerp door den Minister begaan, was dan
ook in de gegeven omstandigheden by na on
vermijdelijk.
De slotsom van schrijvers beschouwingenis:
Kappeyne heeft geen einde willen maken aan
onze omzwervingen door 4 yn. Hij heeft
niet de Josua willen zyn, de geloofsheld, de
man uit éen stuk, die ter rechter noch ter
linker afweek van de wet des Heeren, en wien
het gegeven was de Jordaan zelfs droogvoets
over te trekken, de muren van Jericho voor
het geluid der bazuinen te zien instorten en
de kinderen Israels in het bezit te stellen van
het beloofde land"Het zjj zoo. Wy moe
ten er wel in berusten, dat wij onder zyne
aanvoering het beloofde land niet zullen aan
schouwen. Er zyn er voorzeker nog in ons
midden, die dit vooyrecjit ni^t ^aardig, zyn,
Eerst moet ongetwijfeld het geslacht van dezen
zyn uitgestorven, en dan zal de Josua opstaan,
de held, dien wjj behoeven;" en onder wiens
leiding wij tot de ons beloofde geneugten zul
len ingaan.
Wanneer slechts op den voortgezetten tocht
door de Woestijn het geloof en de moed on0
niet begeven, zullen zeker te eenigen tyd be
tere dagen voor 'ons lichten.
Hei,groote feest der nijverheid is geopend»
Omstuwd van vorsten en in hoogheid gezete-
nen beeft Mae-Mahon de tentoonstel ling geopend.'
Onder het ratelen van den donder, dat KeS'
kanongebulder, en het trompetgeschal over
stemde, werd de openingsrede gehouden, terwijl
uit tienduizenden van monden de kreet klonk
vieve de republiek." Elf jaar geleden werd
een vorige tentoonstelling geopend door Keizei'
Napoleon. Omstuwd door zijn schitterende garde,
trok hij ter opening op, omringd door zyne
gemalin, door hare cent gardes omgeven. Arme
vrouw, die thans op Chislehurst droomt van
verloren grootheid, en wat erger isvan
verloren eer, Nog was het in 4867 haar gou
den tyd. Vorsten kwamen of werden gewacht.
Hooghaitig nam Napoleon bij hun aanblik het
woord op de lippen: slis passeront tous par
ló! En ook Koning Wilhelm van Pruisen kwam,*
ten vorigen jare gelauwerd by Sadowa, en van
toen af door Napoleon benijd en gevreesd.
Maar tochschitterende feesten volgden el
kander op, ter eere van denDuitschen Vorst; hetjj
afscheid was hartelijk; een herhaald stot weer«<S
ziens" riepen zy elkander toe, en toen ze
elkander weer zagen, gebeurde dit te Sédan 1
Thans dondert het Leve de Republiek den
verzwakten Bonapartisten in de ooren. Hunryk
is uit, omdat het niet gegrimd was oprecht, maar
op geweld, omdat ze de veile geldzucht van
de Romeinsche impérators en dier aanhang
hadden overgeplant op den bodem van het
schoone Frankrijk. Dezo herinneringen rezen
onwillekeurig voor den geest op, bij het feest
van den eersten Mei, dat naar wij hopen een
gelukkigen voortgang moge hebben en in vrede
zyn laatste dag zie aanbreken.
BES HAAG, 4 Mei 1878. t
Naar men verneemt zal de residentie in het
CDDRAIT.
A
Aïonnkmentsprijs, per kwartaalf 1.85.
I
Franco per post, door het geheels Rijk. - 2.50.
Afzonderlijke nommers- 0.10.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels,
met inbegrip van eene Courant1.10.
Iedere gewone regel meer. - 0.10.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.