MM. den Koning cn dc Kouingin. Deze be
slissing werd genomen ais_ een blijk-van de
persoonlijke ingenomenheid van II. M. de
Koningin met het streven van haar Koninklijken
gemaal om de ontwikkeling van het ontluikend
kunsttalent te bevorderen.
Tot pensiouaires van HH. MM. den
Koning en de Koningin voor de schilderkunst
over het jaar 1879 zijn benoemd: mej. D.
Charlotte Van der Keilen, mej. C. Van der
Hart en de heeren P. Haaiman, F. J. Jansen,
H. Gr. Wolbers, Alex. W. A. Liernur en A.
Van den Berg, te 's-Hage; mej. Gesina J. F.
Vaster, te Heemstede; de heeren R. Lary, te
Dordrecht; P. De Josselin de Jong, Dz., II. J.
Haterman, F, G. W. 01dewelt, te Antwerpen;
A. - P. la Rivière, J. Klay, te MunchenCoen
Metzelaar, te Parijs; L. Schulman, te Hil
versum; W. C. Rip, te Rotterdam; J. H.
Wijsmuller, E. S. Witkamp Jr., N. Van der
Waay, J, H. C. OvermanA. Hazslhoiï
Roelfzema en J. F. Hulk, te Amsterdam.
Naar wij vernemen, worden door de
Regeering de maatregelen voorbereid, die, nu
de havens der Zwarte Zee en die van de Zee
van Azof besmet zijn verklaard met het oog op
de pest in een gedeelte van Rusland, noodig
zjjn tot de richtige uitvoering van de quaran
taine-wet hier te lande. Men zal in de ophanden
zijnde zitting der Tweede Kamer wel een ont
werp van wet dienaangaande kunnen te gemoet
zien.
De Tweede Kamer is bijeengeroepen
tegen DinsdagiS Februari, 's namiddags 3 uur.
Gisteren namiddag is te's Hage in den ouder
dom van 66 jaren overleden de heer dr. W.
R. baron Van Hoëvell. Hij begon zijn loopbaan
als Hervormd predikant in Nederl. Indië, werd
in 4849 afgevaardigd ter Tweede Kamer en
had daarin zitting tot 1862, waarna hij werd
benoemd tot lid van den Raad van State. Hij
wa« de baanbreker voor de nieuwe denk
beelden van koloniaal regeeringsbeleid en schreef
vele werken zoowel op godsdienstig als politiek
gebied, die van' veel talent getuigen.
De gouverneur van Atsjin en onder-
hoorigheden telegrafeert het volgende:
Kotta-Radja, 26 Dec. 1878. Den 24 dezer
sterke benting Missigit Lamjong, oostelijk van
onzen post Lamjong, met acht stukken geschut
bewapend, door twee compagniën genomen.
Aan onze zijde gesneuveld één mindere; ge
wond één luitenant, licht door rechterhand, en
vyf minderen. Den 25 bij het slechten der ver
sterking gewond één kapitein, zwaar, ter zjjde
door hals'en rechterwang, en één dwang
arbeider.
Terrein wordt opengekapt. Gezondheids
toestand ageerende kolonnes weder gunstig.
Laatstelijk tweemaal hevige regen; opsawah's
bjj Anagaloeëng een halve tot drie centimeter
water. Nabij Oleh-karang sawahs ontoegankelgk.
Algemeen terrein bezijden de wegen nog
ongeschikt voor artillerie en transportwezen.
Gunstige berichten van Westkust omtrent
wijziging staat van zaken in Muki-Muki en
andere plaatsen. Radja Telok-Kroet is hier ter
afdoening van de hasilzaak. Gezondheidstoestand
tamelijk; ziektecijfer iets hooger; sterteeïjfer
stationair.
De schrijver der Haagsche kroniek van
de JV. Gr, Otmeldt: vlk weet zeker, dat de
notaris Eikendal hier ter stede, kort na het
tweede huwelijk van Z. K. H. Prins Hendrik,
diens testament onder zijne berusting heeft
gekregen, en dat bij dat testament Prinses
Hendrik erfgename is geworden van verreweg
de meeste bezittingen des Prinsen. Hij heeft
echter aan fdeo Koning, aan zijne zuster en
aan Prins Alexander belangrijke legaten toebe-,
deeld. Men weet daaromtrent tot nog toe alleen
dit te verhalen, dat het prachtig lustslot van
Soestdyk aan,'s Koning» jongslen zoon zal ten
- goede - komenik sta' u daarvoor echter niet in.
Aan de Tweede Kamer zijn aangeboden
twee belangrijke wetsontwerpen. Het eertic
betreft de heffing ecner effecten-belasting. Het
is gegrond op - de overweging dat het noodig
is van het'vermogen in effecten der ingezetenen
des Rijks, belasting te heffen. Daarbij wordt
bepaald dat op de effectennaar mate van
hunne werkelijke beurs- of koerswaarde, onder
den naam van effecten-belasting, eene directe
belasting wordt geheven. Onder effecten worden
bij deze wet verstaan: bewijs van aandeel in
geldleeningen, geldbelegging op renten ten last*
van den staat of van vreemde mogendheden
staten of vorsten, van provinciën, steden, ge
meenten, dijk- of polderbestarenbewijzen van
aandeel in zedelijke lichamen, corporation, ge
stichten, genootschappen, banken, reederijen,
maatschappijen en vennootschappen of onder
nemingen, wier kapitaal door aandeelen wordt
vertegenwoordigdonverschillig onder welke
benaming deze bewijzen of aandeelen mochten
zijn uitgegeven; eindelijk aandeelen in geld-
leeningsn ten laste .van zoodanige zedelijke
lichamen, corporation, gestichten, genootschap-
.pen, banken, reederijen, maatschappijen, ven
nootschappen of ondernemingen, of ten laste
van bijzondere personen buitenslands woon
achtig en in geldleeningen ten laste van inge
zetenen des rijks doch gevestigd in of ten Ia3te
van goederen buiten 's lands gelegen. Ieder
ingezeten is op den laten Maart van elk
dienstjaar belastingplichtig voor alle effecten
tot het genot van vrelke rentendividenden
aflossing of andere uitkeering hij gerechtigd is,
onverschillig of betalingen uit ditn hoofde wer
kelijk plaats hebben, dan wel achterwege blijven.
De belasting bedi aagtf l per mille van de
gezamenlijke waarde der effecten waarvoor elk
belastingplichtig is. Indien er na berekening
der duizendtallen eene som overschietwordt
de belasting daarover voor elk honderdtal bere
kend in verhouding tot het bedrag per f1000.
Onderdeeten, kleiner dan f 100, blijven verder
buiten aanmerking. Gêenc belasting is ver
schuldigd indien v de gezamenlijke waarde der
effecten van een belastingplichtige minder dan
f 1000 bedraagt. De belastingplichtige wordt
aangeslagen in de gemeente waar hij op den
len Maart van het dienstjaar woont. Bij ver-
schil omtrent de gemeente waar de aanslag
geschieden moet, beslist de Minister vat> Finan
ciën. Van de belasting zijn vrijgesteld: vreem
delingen hier te lande als consuls of consulaire
agenten toegelaten, die geen ander beroep of
bedrijf uitoefenen, mits wederkeeiig in de door
hen vertegenwoordigde landen aan Nederlanders,
aldaar op gelijken voet toegelaten, vrijstelling
van personeel* lasten worde verleend.
Bij ile toelichting van dit ontwerp, zegt de
Minister van Finauciën, dat toen hij onlangs
bjj de aanbieding der staatsbegrooting voor
1879 aan de Kamer kon mededeelen, dat dus
danig wetsontwerp werd voorbereid, hij tevens
de redenen uiteenzette waarom nieuwe bronnen
van inkomst voor het Rijk noodig zijn. Het
behoeft dan ook niet qp uieuw herinnerd te
•worden hoe in de laatste jaren de gaping
tusschen gewone middelen en uitgaven allengs
giooter werd; hoe het bedenkelijke van dien
toestand minder in liet oog viel, zoolang de
Indische baten vloeiden, maar des te sterker
in het licht trad toen zij achterwege bleven;
hoe herstel van het evenwicht door het be
trachten van gepaste zuinigheid en door het
vermeerderen der bronnen van inkomst moet
geacht worden de eeiste, de dringende eisch
van het oogenblik te zijn. Eer. poging om ver
meerdering van middelen te bekomen door
veilioogingof uitbieiding vnu verbruiks- of
indirecte belastingen, zou de Regeering bezwaar
lijk kunnen aanbevelen. Herziening der directe'
belastingen, die in haar voornemen ligt, kan -
i zeker behalve tot juister verdeeling der lasten,
I ook tot vermeerdering deórijksinkomsten leiden, -
*1 Vv
maar dergelijke hervorming, waiuby het vraag-
stuk der .verhouding tusschen de rijks- cn de
gemeentebelastingen niet ter zijde kan worden
gelaten, vordert meer tjjd dan veiloopen,-mag
eer de onmisbare nieuwe baten in deschjatkist
beginnen te vloeien. De nieuwe directe .be
lasting zal latere hervormingsplannen niet pro*
judieieeren, maar daarmede verband houden.
Het tweede wetsontwerp strekt tot heffing
eener belasting op de goederen in de dooie
hand. Die heffing wordt voorgesteld op dezen"
grond: »Alzoo Wy in overweging genomen
hebben dat het wensckelijk is, de goederen, die
zich bevinden in de doode hand, méér dan tot
dusverre naar evenredigheid van andere goederen
te doen deelen in de ten bate van 's Rijks
schatkist geheven belastingen."
Art. 1 luidt aldus: »Onder den naam van
belasting der doode hand wordt, behoudens de
hierna uitdrukkelijk te verleenen vrijstellingen,
eene jaarlijksche belasting geheven:
1. van alle binnen het Rijk in Europa be
staande instellingen van de doode hand, over
de waarde hunner onroerende zaken, effecten
en schuldvorderingen;
2. over de waarde van alle binnen het Ryfc
in Europa gelegen of gevestigde onroerende
zaken, behoorende aan instellingen als onder
1 bedoeld, die gevestigd zijn buiten het Ryk
in Europa,"
Art. 2 is van dezen inhoud: «Onder instel
lingen van de doode hand verstaat deze wet
alle hetzij rechten* hetzij feitelijk bestaande
instellingen welker bezittingen niet door over
lijden overgaan.
»Maat- of vennootschappen worden voor de
toepassing dezer wet alleen dan als instellingen
van de doode hand aangemerkt, wanneer,
krachtens overeenkomst tusschen de deelhebbers,
by overlyden van dezen hunne rechten niet op
hunne erfgenamen overgaan, maar zonder even-,
redige geldelijke vergoeding aan de maat- of'
vennootschap of aan de andere deelhebbers
verblijven."
Art. 3. »Onder effecten worden bij deze wet
verstaan bewijzen van aandeel in de geld
leeningen, geldbeleggingen of renten ten laste
van den Staat, of van vreemde mogendheden,
Staten of Vorsten; van provinciën, steden
gemeenten, dyk- of polderbesturen; bewyzen
van aandeel in zedelyke lichamen, corporatiën,
gestichten, genootschappen, banken, reeder'y'en,
maatschappijen en vennootschappen of onder
nemingen wier kapitaal door aandeel wordt
vertegenwoordigd, onder welke benaming deze
bewyzen of aandeelen mochten zyn uitgegeven!
eindelijk aandeelen in geldleeningen ten laste
van zoodanige zedelijke lichamen, corporatiën,
gestichten, genootschappen, banken, reederijen,
maatschappijenvennootschappen of onder
nemingen, of ten laste van byzundere personen
buitenslands woonachtig, en van geldleeningen
ten laste van ingezetenen des Rijks, doch ge
vestigd in óf ten Jas(tq.,yan;lgoederen buiten
slands gelegen.
«Ouder schuUlvordering«^&e|'staat deze wet
alle niet in het eerste lid bégregen vorderingen,
geldsommen ten onderwei p he ook ge
vestigde renten en periodieke uitkeeringen."
Volgens art. 9 bedraagt de belasting voor
de onroerende zaken veertig cents „qn voor de
effecten en schuldvorderingen vijfentwintig cent*
van iedere honderd gulden. Zy -wordt telken
jare vóór den 1 Juli betaald.
/Volgens art. 10 Zyn van de belasting vrij
gesteld: 1. de staat en alle staatsinstellingen;
2. de provinciën, gemeenten en polders of
waterschappen, voor de werken die tot den
openbaren dienst of ten algemeenen nutte
bestemd zijn; 3. de instellingen ^vgn1 weldadig
heid welke uitsluitend armverzorging in den
fzin-der wet op het armbestuur teu doel hebben'
en'van wegê-'de'' burgerlijke' overheid, "eeue1
kerkelijke "geméentè óf van- wege die beide»