Versclijat iaplls, Dilpzoirf Binsiat
1879.
Maandag 24 Februari.
4614.
vangeA x -
Drie en I> e r t i a s t e Jaargang.
A'ri
r'
COURANT.
Abonnementsprijs, per kwartaal1.85.
Franco per post, door het geheele Rijk - 2.50.
Afzonderlijke nominees- 0.10.
BUREAUs HARKT, E, 124.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels
met inbegrip van eene Courant 1.10#
Iedere gewone regel meer- 0.10,
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
BIJ deze Courant behoort een Bjjvoegsel.
Schiedam, 22 Februari 1879.
»De Minister van Koloniën en van Staat,
mr, P. P. Van Bosse, is heden ochtend te 5
uren overleden."
Aldus luidde het telegrafisch bericht, dat
gisterenmorgen te dezer stede werd verspreid.
Niet waar, daar is iets verschrikkelijks, iets
bars in deze telegrafische depêches. Juist zooveel
woorden als er noodig zijn orn verstaan te
worden, niets meer, maar ook niets minder,
en juist dat maakt ze zoo schokkend. Dè Mi
nister van Oorlog is overledeuZ. K. H. Prins
Hendrik der Nederlanden is overleden; de
Minister van Koloniën is -overleden. Koud, ver
schrikkelijk koud; scherp, vlijmend scherp!
Pas zeven weken is het jaar oud en onder
Nederlands edelste zonen hebben reeds velen
den tol aan de natuur betaald. Nederland wordt
wel zeer beproefd!
~°*SZoo"gaan* zlj'dan'dlleni allen dfê*wifTeerden
kennen en hoogachten. Ook hem zien wij waar
schijnlijk nooit terug, die zoo even ons verliet.
Toch sterven zulke mannen als Akbar en
Aboel Fazl en Feizi niet als de dood een einde
aan hun teven maakt! Zij blijven vooitbestaan
in de herinnering, die ze ons nalaten in hunne
■werken. Hunne gedachte bezielt anderen die
na hen kornen en wederom andereu die er
korneu na dezen."
Velen onder ons kennen het kostelijke boek,
waaiaan de bovenstaande regelen ontleend zijn
zAkbar", met stervende hand door den te vroeg
ontslapen van Limburg Biouvver geschreven.
Meer dan ooit zijn ze toepasselijk op ons
dierbaar vaderland, dat biunen weinige weken
een der edelste Oranjetelgen en twee zyner
taatslieden, mannen van naam, zag ten grave
dalen.
sHunne gedachte bezielt anderen, die na hen
komen en wederom anderen, die er komen na
dezen.
De dood van Mr. P. P. van Bosse wekt
herinneringen van den meest weemoedigen,
maar gelukkig ook van blij moedigen aard. Zijn
naam is aan het tijdvak 4848— '79 onafschei
delijk verbonden. Vooral de eerste jaren, die van
'49—'53 staan met gouden letleien in ouze
parlementaire geschiedenis aangeteekend. Wat
een krachtig gouvernement, dat van het eerste
Ministerie Thorbecke. Welk een werk klacht bij
onze Staten-Generaal. Wat een gi ondig, degelijk,
debat in 's land raadzalen. Bres op bres werd er
geschoten u de bouwvallige verschansingen van
ids vaderlijke stelsel, maar met het afbreken
hieft het opbouwen gelijken tred. Zjjdie
to$n nog de kinderschoenen niet ontwassen
ffdrgu, herinneren zich nog levendig, hoe op-
ge.wekt .toen de burger kennis nam van hetgeen
5 ja regeering deed, en s| die oen jeugdige
mannen waren, en thane met weemoed de
rijen hunner medestanders van jaar tot jaar
zien dunnen, zij genieten nog bij de herdenking
van hetgeen toen werd tot stand gebracht.
En dat alles had plaats 't mag vooral niet
vergeten worden toen alom in Europa de
vlam van het oproer uitsloeg, en regeering-
loosheid met at haar ellende de plaats van het
wettig gezag verving.
Welnu, ecu van de ijverigste kampioenen
uit dat schoone tijdvak was de thans ontslapen
Minister Van Bosse, en 't was een woord uit
het hart, waarmede de oude beproefde mede
strijder van den oveiledeue, de voorzitter der
Tweede Kamer, Mr. W. H. Duliert de treurige
tijding aan de Kamer overbracht: süe Kamer
is zeker evenals ik getroffen door dit bericht,
dat ons meldt, dat het vaderland een zijnet-
beste burgers, de Koning een zijner tiouwste
dienaren, velen onzer een getrouw vriend ver
loren hebben.
Sedert dertig jaren was Van Bosse, hetzij als
Minister, hetzij als lid der Kamer, bijna onaf
gebroken werkzaam, en wij waren getuigen
van zijne bekwaamheid en den ongemeenen
ijver, dien hij aau den dag legde in het behar
tigen van 's lands belangen."
Zijn geest leve voort in het geslacht, thans
geroepen otn voort te bouwen op hetgeen door
dê voude gat de" zoo treffelijk is tot stand
gebi acht.
Indien het ooit is gebleken, dat de Engelsche
politiek in het algemeen en die van lord Beacons-
field in het byzonder weinig sympathie vinden,
dan is het wel in deze dagen. Ramp op ramp
treft de Eugelschen. Werkstakingen in het
binnenlandongelukken die geheele reeksen
van familiën treffen, algemeene malaise in de
maatschappijdat inaakt het in deze mistige
dagen in Engeland nog somberder. Maar wat
de kroon op alle ongelukken zet, de totale
nederlaag aan eene Engelsche legerafdeeiing
door den Kafferstam der Zoeloe's toegebracht.
De manschap vei lorende legervoorraad ver
loren het Vaandel verlorenhet Britsche
dundoek in, de hemel weet, welke Kafferkraal
als zegeteeken opgehangen't Is verschrikkelijk,
en de nationale rouw der Engelscheu wordt
zeker niet verminderd bij de lezing der buiten-
landsche dagbladen, waaruit, om met een ieelyk
woord een leelijke zaak te noemen, onverholen
leedvermaak over het gebeurde, op elke blad
zijde valt op te merken.
En terwyl alle handen in de weer zijn, om
de krijgstoerustingen te voltooien met een spoed,
die aan de Nedeiiandsche energie vóór den
slagbij Duins in 1639 herinnertmaakt de
4 onderki in Egypte, die in de laatste
t den tob bader Engelschen invloed stond
van de gunstige gelegenheid gebruiken laat
schijnbaar tegen zich zelf een opstandje uit
breken, waardoor hem de kans geopend wordt,
zich van den drukkeuden last te ontdoen en
zich de Engelschen van den hals te schuiven.
Dit zaakje zal den Engelschen premier ook
weer handen vol werk geven, en als hij nog
eenige oogenblikken over heeft, kan hij die
wijden aan do werkstaking, die thans te New
castle onder de scheepstimmerlieden in vollen
gang is. Dwazer zaak konden deze lieden wel
niet in het hoofd krygenterwijl het warkop
de werven schaarsch isen de vraag naai*
nieuwe schepen ^eer beperkt, zoodat de bouw
meester de zaken nooda aan den gang kan
houden, om loonsverhooging te vragen en bij
weigering den arbeid te stakenis op zijn
hoogst een geruchtmakende zaak, maar de
ellende die daardoor over honderden gezinnen
wordt gebracht, komt over het hoofd van hen,
die de aanleggers van dit verachtelijke stuk zyn.
De Duitsche rijksregeering heeft in de laatste
dagen van den Rijksdag een gevoelige les ont-
Onder den indruk der afgryselyke moordaan
slagen op den Keizer in het afgeloopeu jaar,'
had zij de voorgestelde socialistenwet aange
nomen. Als gevolg van deze wet kon de Regee
ring den zoogenoemden kleinen staat van be
leg voor Berlijn afkondigen en maakte zij van
de haar toegekende macht gebruik, om eenige
socialisten uit de hoofdstad te verbannen. Twee
daaronder, de heeren Fritzsche en Hasselmann
vertrouwende op hunne onschendbaarheid als
Volksvertegenwoordigers kwamen bij de opening
van den Rijksdag wpder in de hoofdstad terug
en aanstonds werd door de Regeering een voor
stel bij dit lichaam ingediend om tegen ge
noemde heeren eene strafrechterlijke vervolging
in te stelieu. Reeds mompelde men hier en
daar, dat Fritzsche bij voorraad reeds in hech
tenis was genomen, hetgeen gelukkig niet anders
dan een gerucht bleek te zijn.
De Rijksdag heeft omtrent dit voorstel ge
handeld, gelijk het een Vertegenwoordiging die
zich harer waardigheid bewust is, betaamt.
Zij heeft, en alle partijen waren eenstemmig,
zy heeft het voorstel verworpen.
In de treurige dagen van 1813 vaardigde
Frederik "Willem III, Koning van Pruisen, het
gedenkwaardige manifest uit, dat aanvangt met
de woorden: »Aan mijn volk." Het riep de ge
trouwe onderdanen op tegen de Fransche over-
heersching, en men weet, met welken uitslagt
Maar toen de overweldiger verslagen was,
werden de beloften, aan het volk gedaan, ver
geten en het treurige jaar 1849 was de weer
slag op die handelwyze.
'In 1870 ging weer de oproeping vit: '»Aan
myn volk," en we herinneren ons den gevoerden
strijd nóg al te levendig dan dat het noodig
zou zyn haar ook maar ia enkele trekken te
beschrijven.
Zoo de regeering goedvindt, den na '13 be-
wandelden weg op nieuw in te slaan, dan kaa