A0. 1879.
Maandag 20 October.
TemMjit iaislljts, nilpzdM Dinsiai.
47b2.
HI
O r ie en
1> e r t i g- s t 6 Jaargang
C LI 11R A N
<JL
jtBOSNKMKNTil'RiJSs, ;iei Uvmitualf 4.85.
Franco per post, door het geheele Rijk- 2.50.
Afzonderlijke nomtners - 0.10.
BUltEAU: M AKKT, E, 124.
Advertentieprijs: vau 410 gewone regels
met inbegrip van eene Courant1.40»
Iedere gewone regel meer- 0.40.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
BIJ «leze Courant behoort ccn Bijvoegsel.
Schiedam, 18 October 1879.
Leverden wij de vorige week een gedeelte
vau Dr. Coronels populaire beschouwing over
de waarde van goed voedsel, we geven hiervan
thans bet vervolg. Brood ec vleesch zijn behan
deld wij komen thans tot de viscli.
Visch biedt zeer veel overeenkomst met
mager vleesch aan. Met aaidappelen en brood
genuttigd is het derhalve een zeer voedzame
spjjs. Het gehalte aan vet of olie is bij de
onderscheidene vischsoorten zeer verschillend.
De male van verteerbaarheid der vischsoorten
hangt van dat vetgehalte af. Zoo is ook de
verhouding van de vleeschvormende bestand-
deelen tot het vetgehalte zeer uiteenloopend.
Rog b. v. bevat 32 maal meer vleeschvor
mende bestauddeelen dan vet; schelvisch en
haring 11 maal meer van eerstgenoemdende
zalm en de paling bevatten veel olie; de eerste
bevat meer dan 3maal zooveel vleeschvor
mende bestauddeelen en de paling zelfs meer
olie dan vleeschvormende bestauddeelen. Over
't algemeen is visch echter gemakkelijker ver
teerbaar dan vleesch.
Verse he groenten be vatten eene aanzien-
lijke hoeveelheid water, maar buitendien bezitten
ze vleeschvoi mende beslanddeelen, zetmeel en
suiker. Sommige, vooral de zoogenaamde
peulvruchten, linzen, erwten en boonen, bevat
ten van de eeisleu zulk een groote hoeveelheid,
dat zij in voedend vermogen vele graansoorten,
ja zelfs het vleesch overtreffen. Zoo zit b. v.
in linzen 26 op de honderd deelen vleesch
vormende bestauddeelen, ia erwten en boonen
22daarentegen in tarwe 13 en in vleesch
maar 17. Bovendien bevatten linzen ruim 2
deelen vet en 58 deelen zetmeelhoudeude
stoffen, erwten en boonen 1% deel vet en 57
deelen zetmeellioudende bestauddeelen. liet
vleesch daarentegen isgelijk we zagenvan
laatstgenoemde bestanddeelen geheel ontbloot^
Daar we nu reeds vroeger hebben opgemokt,
dat lot behoud vnn onze gezondheid noodig is,
door de voedingsmiddelen in het lichaam eene
zekere verhouding van vleeschvormende, zet
meellioudende en vetbestauddeelen te brengen,
laat het zich gemakkelijk begrijpen, dat we
het op den' duur langer met erwten en boqnen
zouden kunnen uithoudendan met enkel
vleesch voeding. En dat is waarlijk wel gelukkig.
Dit komt den werkman wei te. stade, die dage
lijks een zwaren lichaamsarbeid heeft te verrich-
tsn en daarbij veel kracht en warmte verbruikt.
Hij zou door een uitsluitende voeding mei mager
vleesch niet dat kunnen voortbrengen, wat hij
door een maal vau erwten of boonen met wat
vet toebereid zou kunnen uitrichten. Voor een
dubbeltje erwten of boonen en een weinig vet,
kan hij het een heel eind verder brengen, dan,
met een hoeveelheid vleesch van hetzelfde be-
drag. Maar dit geldt niet voor alle andere voe-
i, diogsmiddelen, t ie onder den naam van groenten
4 IL"
bekend staan. Knollen en wortelen, ofschoon
rijk aan zetmeelhoudeude bestauddeelen, be
vatten echter eene betrekkelijk groote hoeveel
heid vleeschvormende bestauddeelen, zoodat ze
met vet vleesch een zeer voedzamen kost samen
stellen. Dit is ri.og meer het geval met de kool
soorten en de uiec Een derde gedeelte van
drooge kool beslaat uit vleeschvermeade be
standdeelen. Met, aardappelen en vet gestoofd en
met wat zout en specerijen gekruid, vormen
ze een zeer smakelyken en tevens voedzamen
winterpot. Aardappelen zijn daarentegen rijk aan
zetmeelhoudeude bestanddeelen, maar arm aan
vleeschvormendeop '100 deelen bevatten ze 24
deelen zetmeel en ruitnl deel vleeschvormende be
slanddeelen. Een volwassen inensch, die dage
lijks goed arbeidt, behoeft '130 grammen vleesch
vormende zelfstandigheden, om zijn arbeid naar
behooren te kunnen verrichten, en om die 130
grammen te bekomen zou hy 10,000 grammen
aardappelen, 2562 grammen rijst, of 614 gram
men vleesch dagelijks moeten gebruiken, Gy
kunt hieruit e'eaigszius-de voedingswaarde van
de aardappelen opmaken. Verbeeldt udat
iemand dagelijks 10 kilogiammeu aardappelen
of 2,5 kiiogr. rijst zou eten, om in de behoeften
van zijn kiacbtverbruik te voorzien! Ilij tiacht
daaiin dan ouk te gemoet te komen door het
gebi uik van brood en grutterswarendie in
eene betiekkelyk geringere hoeveelheid meer
vleeschvormende bestauddeelen bezitten. Zoo
zit in een half kilo vleesch en 2 kilo aardap
pelen evenveel voedende kt acht als in een half
kilo eiwten en een kilo aardappelen. Maar in
de keuze van die stoffen is hij in lange na
niet zoo geiukkig, als wel wenschelijk is. Ilij
gebruikt in den regel te veel zetmeelhoudende
stoften, die niet voldoende zijn om in het ver
bruik aan stof te voorzien. Van daar dat de
werkman in den regel zoo weinig voortaad
van brandstof heeft en zoo spoedig uitgeput
raakt. Dé voorraad water dien hij bezit is daar
entegen te groot, en die omstandigheid maakt,
dat hij zoo vatbaar is om ziek te worden.
Kindeieu toch en ook volwassenen, die uitslui
tend plantaardig voedsel gebiuiken, kunnen al
een lieel welgevuld aanzien krijgen, maar die
opgezette aangezichten en die dikke buiken
zijn geen teekens van gezondheid en kracht.
Zoodanige lieden teren bij de minste ongesteld-
huid spoedig'af en worden door den genugsten 1
invloed ziek. Wij zien dit zeer duidelijk bij die ziek
ten, welke als volksziekten lieerschen, waai bij deze
menscheu als eerste slachtoffers vallen. Maar nog
sterker nemen we zulks waar by zeer jouge
kinderen, die uilsluitend met meelkoat worden
opgekweekt. De meeste van beu, zoo ze al niet
voor het vijfde levensjaar sterven, sleepen toch
een kwijueud leven voort en staan op lateien
leeftijd aau een vioegtijdigen dood bloot. Kin
deren en volwassenen, die een voldoende hoe
veelheid vleeschvormende en zetmeelhoudende
bestanddeelen,in hun voedsel opnemen, zijn in
den legel wel minder vet, maar groeten beter
t
en kunnen (le vermoeienissen van een werkzaam
leven daarentegen beter het hoofd bieden. Maar
hy, die veel vleeschvormende bestanddeelen ge
bruikt en een werkeloos leven leidt, wordt
evenzeer met ziekte gestraft als hij, die het
omgekeerde doet. De rijke luiaard, die zyö
lichaam met een ruim vleeschgebruik terdege
denkt goed te doen, maakt zijn rekening mis;
hy tast zyn voorraad op, om hem te laten be«
derven. In plaats dat hy de rente van zijn ka-
pitaal winstgevend omzet, verzamelt hij brand
stof die ten laatste zyn eigen lichaam in brand
kan doen geraken en het uiteen zal doen spatten.
Daarom is de uitspraak van den Bybel zoo juist',
die eten wil moet werken, in de beteekenis
dat hij, die gezond wil blijven, bij een behoor
lijke voeding moet arbeiden.
De mensch behoeft bij een matigen arbeid
veel meer zetmeelhoudende, maar niet meer
vleeschvormende bestanddeelen, dan in den
toestand van rust te gebruiken; de grootte
van den te verrichten arbeid staat echter in
verhouding tot de boeveelheid der opgenomen
vleeschvormende bestanddeelen. Een arbeidzaam s
meusch volstaat met 7001000 grammen brood
daags; bovendien moeten in zijn lichaam
nog gevoerd worden 81 gr. vleeschvormende
en 125 gr. zetmeelhoudende bestanddeelen en
vet. Hij is, gelijk wij gezien hebben, in staat
de noodfge voedingsstoffen te bekomen uit dö
genoemde voedingsmiddelen, zonder dat hy
daarom veel geld daarvoor behoeft uit te geven
of daarvan groote hoeveelheid tot zich te nemen.
Alles hangt hier van de goede keuze en juiste
verhouding af. liet is natuurlijk niet wel doenlyk
om hier een juisten maatstaf aan te geven, die
voor ieder geldig zal zyn. Die richt zich naar
leeftyd, geslacht, werkzaamheid en klimaat. Zoo
kan de werkzame neger in het warme klimaat
voor zyn arbeid en levensonderhoud volstaan met
stoffen waarin weinig vleeschvormende bestand
deelen en brandstof aanwezig zyn, de bewoner
van de poolstreken daarentegen moet Jveel
warmte-ontwikkeleude bestanddeelen opnemen j
waar de een zich dan ook uitsluitend met rijst,
sago en bananen voedt, verbruikt de ander
veel vet, robbenvleesch en robbenvet of traan.
De bowoner van het gematigd klimaat, did
behoefte aan warmte en kracht heeft, inoet
een gemeDgd voedsel gebruiken, waarin de
vleeschvormende, de zetmeelhoudende en de
vetten in eene bepaalde verhouding vertegen
woordigd zijn.
Bij de keuze van de voedingsmiddelen dient
men dus vooral op hunne voedingswaarde te
letten en niet op de hoeveelheid, die meu voor
een zekeren prys erlangt. Een kilo aardappelen,
ter waarde van 6 centen, bevat bijlaugemi
niet zooveel voedingswaarde als in éen enkel'
ei van de helft van dien prijs. En toch ziet
men veelal aan eerstgenoemde de voorkeur
geven boven het laatste. Evenzoo zit in een
maatje erwten of boonen aanzienlijk meer
voedende -kracht dab 'ia 'een vrij grootere hoè«