Tniijnt flaplijts, ipzutal Diasdai.
Biïiëalan iïcïê Tïïiltëï.
a°. tmi
Vrgdag 28 November.
M
4810.
li en nis ge vin g.
Drie on I> ertigste .X a a r a n
ABONNEMENTSPRIJS, [lei kvvuitattl1.85.
Franco per post, door het gehcele Kijk- 2.50.
Afzonderlijke nommers- 0.10.
BÏI11BAÜ! 91 AltHT, E, 124.
Advertentieprijs van 110 gewone regels
met inbegrip van eene Courant 1.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10<
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
ïtlj deze Courant bclicortcciilt ij voegsel
Dk Burgemccster van Schiedam,
Brengt bij de/e ter kennis vin de Ingezetenen:
Dat liet Kohier van liet P.itentregt No. 8 dezer
Gemeente over liet Dienstjaar 1870 80. door den lieer
Provincialen Inspecteur der Diieete Belastingen te
P.otteidain, op den 23 Nov. 1S70 executoir veiklaaidcn
op lieden nan den Ontvanger dei Dn cole Belastingen,
ter tnvoi dei mg is ovei gemaakt.
Vnoits vvoidt bij de/e heiinneid, dat een iederver-
pligt iv zijnen aanslag op den bij de wet bepialden
voet, te voldoen; alsmede, dat, van heden af, de termijn
van drie maanden ingaat, hintten welken de leclames
togen de/en aanslag hehooien te vvoiden ingediend.
Cu is luervmi afkandigmg geschied, waar het be-
hooit, den 27 Novembci 1879.
l)c 'lUirijfmeester au Schiedam,
1'. J. VAN DIJK. VAN MATLNESSË.
Schiedam, 27 November 1870.
Twintig redevoeringen in drie dagen 1 Men
moei wel van een taaie natuur zijn, deze alle
met de noodïge aandacht aan te iiooren, en de
eerzame burger, die een zitting van de Neder-
landsche Volksvertegenwoordiging nimmer beeft
bijgewoond, moet zicli wel eens beklaagd ge
voelen bij de geduchte, aan de inspanning, die
er vereischt wordt vau elf tot vier uur schier onaf
gebroken te moeten luisteren. IItj stelie zich
echter gerust; onze volksveitegeuwoordigers
nemen de zaak kalm op; ook van hen kan het
onmogelijke met gevo.-derd worden; ze bewegen
zich /oo vrij mogelijk, gaan heen en komen
terug; houden met anderen een gesprek, lezen
een dagblad of iets andeis, schrijven een brief
of een advies, en de geachte spreker, die aan
het woord is wordt aaugehoord of niet aan
gehoord, men zegt ook dat er werkelijk in
ons parlement -edenaars zijn naar wien zelden
geluisterd wordt, slechts de voorzitter is en
blijft geheel oor, blijft de lange, lange uren
van elf tot vier, de aandacht schenken aan
elk der sprekers, om hen, zoo noodig, gelijk
gisteren met den heer De Jonge het geval was,
binuen de perken te houden.
Dit tot geruststelling aan degenendie zich
het lot onzer volksvertegenwoordigers in deze
dagen als een zeer hard lot voorstellen.
Twintig heeren hebben gesproken bij de
algemeene beraadslagingen, die aan de behan
deling van de eigenlijke begrooting voorafgaan.
Drie dagen hebben ze reeds geduurd. Heden
morgen begon de heer Van de Putte; ziin
advies zal stellig meer andere uitlokken; dau
komt eindelijk het Ministerie aan het woord;
vroegere sprekers repliceeren; waarlijk het
schijnt wel alsof tijd een stof is, die men zoo
maar voor het grijpen heeft. Uoe breedsprakig
men echter ook is, zoodra de echte, donkere
dagen voor Kerstmis aanbreken, beginnen onze
Senatoren zich te herinnerendat de Kerst
avond hen aan den huiselyken haard behoort
te' vinden. Er komt gang in de zaken; de
hamer van den Voorzitter doet zich onophou
delijk liuoren ten teeken, dat er weer een
attikel is afgedaan; men houdt zelfs een enkele
avondziltiogen elk jaar hernieuwt zich dat
zelfde vet schijnselzoodat in dit opzicht onze
Tweede Kamer een getiouw beeld vad de
Bom bons levert, die ook niets geleerd hebben.
Dan komt de Eeiste Kamer bijeen; elk jaar
klaagt ze, dat haar geen lijd wordt gegeven
voor 1 Januari de begrooting te behandelen;
met zekeie ontevredenheid doet zy dau maar
de Wet 0)i de middeleu af, waardoor de huis
houding \an den Staat ten minste aan den
gang kan worden gehouden, en zoo is het
soms luur. half Januari, eer de zaak der be
groeiing voor goed is beëindigd.
Twintig heeien hebben in drie dagen ge
sproken zou hteiiu geen bepeiking mogelijk zijn.
Bv, de heer Keucliouius spiak ais anti-revo
lutionair. Konden nu de lieereu Dichon, Van
Wassenaar, Lohman, De Jonge(niet met hem
i hebben overlegd, deze en die 'punten aan te
j voeren, 't Schijnt, dat onze Kdmerledeu uileen
ziel» zelfvertrouwen. Als de heer Keucheuius
1 toch van de peiiüonunssen m zake het ouder»
wijs gewaagt, als vau de duizendtallen die de
knie voor Baal nog niet hebben gebogen, dan
heeft de heer Van Wassenaar een andeie ver
gelijking klaar, lhj ontvouwt hel geschiedboek,
i en roept uit: Wat grooto diugett; sedeit de
I dagen vau het Compiouns, het roemruchtig
I Verbond der Eo'.'len, is zulk een verbond als
dat der petitioua'.isseu nog niet gezien?
Waarom liet de heer Van Wassenaar de April-
dagen van 1S53 zoo geheel buiten bescliou-
j wmg? Eu dau de heer De Jonge. Ook hij
heelt veel tc voegeu bij het gesprokene dooi
de geestverwanten, die hem zijn vooiafgegaau.
Wat snood opzet van den genei aal Vau der
Ileydeu, den opperbevelhebber in Aljeh I Daar
is een steen gelegd voor een nieuwen nrissigit
in de hoofdplaats Kotta-Hadja, een gebouw
voor den Mahomedaauschen eeredieust bestemd,
en die generaal Van der Ileydeu spreekt daar
van den goddelijken zegen op het weikl De
heer De Jonge is ^daarover verontwaardigd en
ton aanhoore van het gehcele volk, in naam
onzer Christelijke natie, viaagt hij, De Jouge,
den Minister van Koloniën inlichting omtrent
de taal van den oppei bevelhebber, die zoo
roemrijk den oorlog mag hebben gevoerd
als hij wil, maar die de suoodheid heeft
gehad, van deu goddelijken zegen te gewagen
by een Mahomedaansch werk.
Wat zal de Minister antwoorden? Misschien
zat hij maar over de zaak heen glippen, en
dan de lieer De Casembroot is hem al voor
geweest. Deze heer is wel eens meer lastig,
als het op hot punt van vitten aankomt, en
vau'tde militairen moet men bij hern afblijven.
Men herinnert zich zijn ^Bedestonden" enz.,
thans heeft hij den heer De Jonge terecht
gezet, en hem midden op liet teneiu van de
praktijk gebracht; 'tis heel wat audeistusschen
millioenen Mahomedanen te zitten, met wie
men vrede rnoet houden, niet wie men in den
geest der verdraagzaamheid moet omgaan, dan
op liet Binnenhof in den Haag op woorden te
vitten. We willen in het kort maar zeggen,
de heeren houden te veel van kleinigheden,
om nau een wootdvoerder alleen het woord te
laten. Zie ook in de buurt der anti-revolution-
nairen, waar de Katholieke party haar banken
heeft. De heeren Ileijdeurijck en Barge weten
uitstekend goed de zaken te bespreken, maar
toch kan de heer Arnoldts niet zwijgen, 't Moet
hem vau het fuut, dat hij den Minister Van
Lijnden liever geen Minister had gezien, maar
hern liever als afgevaai digde uit Tiel had be
groet. We zijn dankbaar voor deze inededeeliug,
of eigenlijk ook niet: want wat woiden weer
wijzer door?
En wat was nu de hoofdstrekking van de
twintig redevoeringen der drie laatste dagen?
Voorzeker geen verheerlijking vau het Ministerie,
dat ook wel niet iets dergelijks had verwacht.
De wording van het Kabinet, de ministerieele
crisis, de kroon zelfs, die door deu heer Van
Houten in liet debat werd gebracht, een en
ander vormde den hoofdschotel, waai aan dan
allerlei bijzaken werden vastgeknoopt. Teleur
stelling van de eene zijde werd uitgesproken,
dat dit Ministerie Kappeynes onderwijswet zou
uitvoeien; teleuistelling aan de andere zijde,
dat die wet niet voor 1 Januati '1881 zal in
werking lieden.
Met zekerheid kan men nu reeds voorspellen,
dat de algemeene beraadslagingen, ze mogen
nog vee! 'of weinig dagen duren, over deze
Oudei werpen zullen blijven loopen. De Ministers
zullen uog menig haul woord moeten hooren;
de partijen elkander menige onaangenaamheid
toevoegen, en het einde vau de historie zal als
altijd zijn, dat de stelling bewaarheid wordt:
is spreken zilver, zwijgen is niet zelden goudl
SCHIEDAM, 27 November 1879.
Wij hebben het niet ondienstig geacht,
vooral met het oog op de aanstaande volkstel
ling, onzen lezers te herinneren Daan hunne ver
plichtingen, die zy ten aanzien der opgave aan
het bevolking-bureau hebben te doen.
Die verplichtingen, geregeld bij Koninklijk
besluit van 3 November '1861 Staatsblad no. 9-i)
en art, 127 der Algemeene Politieverordening,
en wier verzuim met straf is bedreigd', zijn
hoofdzakelijk de volgende:
Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in
de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan
het gemeentebestuur binnen ééne maand na
zyne aankomst.
Bij het verlaten der gemeente. Hij die de ge
meente metterwoon gaat verlaten, doet daar
van eene verklaring aan het gemeenlebestuur.
Bij verbuiging linnen de gemeente. Elk hoofd
van een gezin of afzonderlijk levende doet,
binnen ééne maand na zyne verhuizing binnen