A0. 1880.
4982.
Kennisgeving.
B i FiliiTaHlscï^TïiïiFtiï-
I a a
r g a n
COOB AWT.
iBONNKMUNTai'KlJb, [iei kvraitasl1.85,
Franco por post, door het geheole Rijk. - 2.50.
Afcmdeilijke nnramers- 0.10.
BWHKAIT: BS A Ï8/K. "H*E, 134.
f
Advertentieprijs: van. 110 gewone regels
met inbegrip van eene Courant1.10,
Tedere gewone regel meer- 0.10.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
Bij «leze Courant Iiclioort een Bijvoegsel.
De Burgemeester en Wethouders van Schiedam,
Gelet op art. 219 der Wet van den 29sten Junij
1851 (Staatsblad no. 85), regelende de zninenstelling,
inrichting en bevoegdheid der Gemeentebesturen;
Doen te weten
Dat de Rekening en Verantwoording van de inkom
sten en uitgaven do/er Gemeente, over het dienstjaar
1879, op den 30sten Julij jl. aan den Raad is inge
diend, en tegelijk op de Secretarie dezer Gemeente
voor een ieder ter lezing is nedergelegdterwijl die
Rekening tevens, tegen betaling der kosten, in afschrift
aldaar veikrijgbaar is gesteld.
En is hiervan afkondiging geschiedt, waar het behoort,
den 31 Juiij 1880.
Burgmeester en Wethouders voornoemd
P. J. VAN DIJK. VAN MATENESSE.
De Secretaris
A. W. MULDER.
Schiedam, 31 Juli 1880.
Wij zetten ons overzicht van de gedenk
schriften van mevrouw De Rémusat voort.
Eeweert zij, en staaft zij met redenen haar
bewering, dat Napoleon geen hart had, an dei s
oordeelt zij over zijn verstandelijke ontwikkeling.
Het meest opmerkelijke in den Keizer was zijn
geest, zijn verstand, dat zeker veel meer omvattend
was dan bij iemand uit zijn omgeving, zegt zij.
Die rijkdom was geen gevolg van genoten onder
wijs, want hij was in deri grond der zaak
onwetend. Hij had zeer weinig, en dat weinige
vluchtig, gelezen. Maar hij had een vlug begrip
en een levendige verbeelding, die met elkander
te zamen aan de ontwikkeling van het verstand
een krachtigen stoot geven. -
De vatbaarheid van zijn hoofd, om alles op
ts nemen en met zekere gemakkelijkheid te
schikken en te verwerken, ging alle denkbeeld
te boven. Een enkele gedachte werd bij hem
de moeder van duizend andereneen enkel
woord was oorzaak, dat hij aan het gesprek
een belangwekkende wending gaf, waarbij wel
niet altijd zuivere logika den boventoon voerde,
maar waarbij zyn geest toch altijd schitterend
uitkwam.
Gelijk ik al heb gezegd sprak hij slecht
maar meestal zeer opgewekt en geestig. Zyn
grammatikale vrijheden gaven zelfs soms iets
aangenaams en treffends aan zyn woorden
die daarbij altijd getuigenis aflegden van een
hoogst oorspronkelijk verstand. Om zich onder
het spreken op te winden had hij niemand
noodig, die met hem sprak. Van het oogenblik
af, dat hij het woord had opgenomen, stak hij
kiacluig en vrijmoedig van wal, maar was er
zeer op gesteld, dat men oplettend luisterde,
en waardeerde het blijkbaar, als men hem
begreep en met hem instemde. Wie er den'
rechten slag van had, naar hem te luisteren,'
kop zeker zijndat hij in zijn schatting ree«.
Even als een acteur opgewonden wordt bij zijn
-«pel, als hij de toejuiching hoort van het
publiek, eveneens genoot'^Bonaparte, als hij in
de oogen zijner hoorders goedkeuring, instem
ming of bewondering Sas.flk herinner my nog
zeer goed, dat hij mij, omdat ik blijkbaar met
belangstelling en genoegen naar hem hoorde,
eene geestvoile vrouw noemde, terwijl ik mis
schien nog geen twee woordeu had gezegd
die iets beteekenden.
Hij hield er veel van; over zich zelve te
spreken en volde daarbij soms een oordeel over
zijn eigene handelingen, als ware hij over een
ander bezig. Het had er soms iets van, of hij
er naar zocht, zooveel mogelijk zijn voordeel
te doen met zija karakter, door het allernauw
keurigst te ontleden, en hy zei zelfs, dat een
echt staatkundig man weet te berekenen, welk
nut hij uit zijn gebreken kan trekken. Ik heb
Tailleyrand eeus op knorrigen toon hooren
zeggen: xlie duivelsche kerel is nooit te vangen.
Zelfs zyn harLstochten geven geen vat op hem,
want al weet men, dat h'y^ die heeft, hij weet
nog veel beter,'hoe hij dhrwerbergen kan."
Even kenmerkend is hetgeen zij verder
omtrent den Keizer aanteekent.
Napoleon ging zoo geheel in zijn eigen per
soonlijkheid op, uat hij bijna geheel gevoèlloos
was tegenover dat, wat hem niet onmiddellijk
aanging. Dat nam niet weg, dat hij oogenbiik-
ken hadwaarin hij geroerd scheen te zijn
maar die gingen spoedig voorbij en brachten
hem altijd uit zijn humeur. Hy kon zelfs tranen
storten, die de uitvloeisels schenen te zijn van
zenuwachtige overspanning. »lk heb zoo zei
hij, »onhandelbare zenuwen; als mijn bloed
niet zijn gewonen, langzamen loop behield, dan
zou ik er gek van kunnen worden." De ge
neesheer Corvisart heeft mij gezegddat zijn
pols minder slagen tolde in de minuut, dan
gewoonlijk bij eeu gezond rneusch het geval is.
Hij heeft nooit een duizeling gevoeld en ver
klaarde, dat hij niet begreep, wat de menschen
er meê meenden, als zij zeiden: 'het hoofd
loopt m'y om."
Tengevolge van zyn gewoonte, om aan den
eersten indruk toe te gevenkon hij dikwijls
den 'een of ander zeer hardo en beleedigende
wooi den toevoegen, en scheen er dan een soort
van genoegen in te vindenals de door hem
beleedigde personen van schrik en ontroering
voor hem stonden te beven. Hij was van oor
deel, dat onrust en gejaagdheid tot ijver aan
spoorden en toonde daarom maar zeer zelden,
dat hij over personen of zaken tevieden was.
Met bewonderenswaardige nauwgezetheid ge
diend eu op de minuut gehoorzaamd, beklaagde
hij zich nog over de traagheidwaarmeê rnen
aan zijn bevelen voldeed en hield niet opzet
altijd den schrik ouder zyue omgeving levendig.
Wanneer men soms onwillekeurigdoor het
gesprek meegesleept, zich op zyu gemak begon
te gevoelenwist hij aanstoudsdoor een of
ander hard gebiedend woord, de vrees er weer
iu,to brengen. Voor zich zelve en voor anderen
Had hij een afkeer van rust. Als myu echt
genoot feesten voor hem aanrichttewaarbij
niets werd gespaard, om die bevallig en schit
terend te doen zijn, vroeg ik niet, of de Keizer
tevreden was geweest, maar of hij weinig had
geknord. Zijn dienst was een uitermate lastig
en pijnlyk werk en hij was daar zelf zoo innig
van overtuigd dat hy bij zekere gelegenheid
zei: ide gelukkigste mensch is die, die het
verst van mij verwijderd leeft."
Over den gewezen Koning van Holland, Louis,
den broeder van Napoleon, velt mevrouw De
Rémusat een oordeel, dat vrij wat verschilt
van de voorstelling, die wij Nederlanders ons
in den regel van hein maken. Van hom heet het:
Over Louis Bonaparte, geboren in 1778,
wordt zeer verschillend geoordeeld. Een zeker
vertoon van enkele deugden, een meer geregeld
leven, dan men van. zijne familie gewoon was,
eenige zonderlinge denkbeelden, meer de vrucht
van dwaze theoriën, dan van degelijke begin
selen, hebben.de wereld in haar oordeel over
hem - op het'-dwaalspoor gebracht en-hem een
heel anderen naam bezorgd, als zijn broeder.
Met vrij wat minder geest begaafd dan
Napoleon en Lucien, had hij een nog al
romaneske verbeelding en daarbij een door en
door ongevoelig hart. Zijn jeugd werd bedorven
door een wankelende gezondheid, die op zyn
humeur een noodlottigen invloed oefende. Ik
weet niet, of de aan zijn familie eigene eerzucht
zich ook in hem zoo sterk zou hebben ont
wikkeld, als hij geheel op eigen wieken had
gedreven, maar wel, dat hy altijd de blijken
heeft gegeven, dat hij uitmuntend zijn voordeal
wist te doen met de verschillende omstandig
heden, die hem in zijn leven te gemoet kwamen.
Men heeft van hem gezegd, dat hij Holland
heeft willen besturen met het oog op de belangen
van dat land, en niet volgens den uitdrukkeiyken
wil van zijn keizerlijken broeder. Zijn troons
afstand, meer het gevolg van een gril dan van
een edele verontwaardiging, was de daad,'die
hem het meest eer aandeed.
Louis Bonaparte was egoist en wantrouwend.
Men zal hem in de Gedenkschriften nog beter
leeren kennen. Bonaparte zei op zekeren dag.
»de geveinsde deugden van Louis zijn mij veel
lastiger dan de ondeugden van Lucieu."
Uit het aangehaalde blijkt, dat ons in deze
gedenkschriften een hoogst belangrijk werk is
gesehonlien, welks lezing niet kan nalaten den
blik te verruimen, over een tijdvak, dat zeker
een der belangrijkste in de1' wereldgeschiedenis
mag genoemd worden.
SCHIEDAM, 31 Juli 18S0.
In de zitting van den Gemeer'eraad alhier,
gistei en gehouden, waren '12 leden tegenwoor
dig. Afwezig de heeren: J. Lechner, Vrijland,
Van der Schalk, Visser en Loopuyt, de vier
eeislen met kennisgeving.
'1. De notulen van het verhandelde in de
zitting van 18 Juni jl. worden gelezen en met
eene wijziging goedgekeurd.