De moord te 's Gravenhage,
tij
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
ontwerp van wet betreffende de verzending van
pakketten per post tot 5 kilogram. Het bepaalt
o. a. den vrachtprijs voor een pakket van 1
kilogr. op lo cent; van 1 tot 3 kiloer. op 20
cent; boven 3 tot 5 kilogr. op 25 cent bij
vooruitbetaling. Voor het verloren gaan, of het
in het ongereede raken, of voor toegebrachte
schade wordt, behoudens eenige uitzonderingen,
vergoeding verleend, niet te boven gaande f2.50
voor elk kilogram. Aangifte van fnhoudswaarde
is tot f 500 toegelaten, tegen een evenredig
recht van 10 cent voor elke f 100. Deze be
palingen betreffen het binnenlandsch verkeer.
Dat met de koloniën en vreemde staten wordt
nader geregeld.
De Minister van Binnenlaudsche Zaken
heeft verklaard dat zijns inziens de betrekkingen
van wethouder en districtsschoolopziener onver-
eenigbaar zijn.
De Amst. CL verneemt dat de Belgische
Regeenng ook aan het Kabinet van 's-Graven-
hage beeft medegedeeld een ontwerp van wij
zigingen Her tractaten van 12 Mei en 10 Juli
1863, betreffende den afkoop van den Scheldetol.
Bij de aanstaande verkiezing te Sneek
voor een lid der Tweede Kamer ter vervanging
van den heer A. Moens zullen de Katholieken
eo de anti-revolutionnairen zich tegen de libe
ralen verbinden.
Naar wij vernemen is bij Kon. besluit
goedgekeurd de door de Prov. Staten van
Zuid-Hol land in hunne jongste zomervergadering
vastgestelde wijziging in de iustructie van het
college van Ged. Staten, waarbij voor de
behandeling van verschillende categoriën van
geschillen van bestuur, een bijzondere wijze
van onderzoek en behandeling is voorgeschreven.
Op de kiesvergaderingder afdeeling sWon-
seradeel te Witmarsum gehouden tengevolge
,au het altreden van den heerA. Moens, werd
voor 't lidmaatschap der Tweede Kamer het
volgende drietal opgemaakt: Jhr. Mr. Van
Swmderen, lid der Eerste Kamer; L. P. Feenstra,
Doopsgezind pred. te Witmarsum, en Mr. H. J.'
Smidt, oud-Minister van Justitie. Voorts werd
op voorstel van den voorzitter der afdeelt
ongeveer de volgende motie bij acclamatie aan
genomen iDe vergadering, de redenen, waarom
de heer Moens zijn mandaat neerlegt, eerbiedi
gende. docli zijn bedanken voor 't lidmaatschap
^der Tweede Kamer ten zeerste betreurende,
omdat zij beseft, dat men in hem een uitne
mend vertegenwoordiger, zoowel van de districts-,
als van de nationale belangen verliest, gaat over
tot de orde van den dag."
Onder de Haagsche brieven van het
Jtott. Nil. komt de niet onaardige auecdote
voor, die met den moord in verband staat en
toch niets zenuwschokkends heeft:
F.en Leidsch student, die een bloedverwant
van deu heei Bogaardt is, lag dezer dagen
's morgens in de vroegte rustig op zijn bed^in
de academiestad, toeu bij een verzoek van de
politie kreeg om onmiddellijk op het bureau
te komen, "t Was een paar dagen na de bekende
veehtpai tij in de Gehoorzaal en 'tjonge inenscb,
de oproeping daarmee in verband brengend!
liet zeggen »dat hij er niet bij was geweest"
en geen lust bad om zoo vroeg op te staan.
Onmiddellijk werd naar den Haag getelegra
feerd, waar iie justitie de oproeping van dezen
verdachte de wereld had ingezonden. Daar
vond men 't hoogst vei dacht, dat iemand, zonder
vermelding san mdenen bij de politie ontboden,
zich verontschuldigt door te zeggen »dat hy er
niet bij is geweest." Qui s'excuse s'accuse
antwoord per draad: shij moet onmiddellijk
naar Den Haag komen en zoo hij weigert,
worden gearresteerd en getransporteerd."
- Goed; onze jongeling" staat op en gaat op
den trein zitten, waarschijnlijk buiten zijn be
wustzijn in 't oog gehouden door den heiligen
Hermandad. In Den Haag gekomen, gaat°hy
regelrecht naar 't politiebureau en wordt daar,
bij afwezigheid van den hoofdcommissaris, door
een minderen ambtenaar ontvangen.
sMijnheer, we zouden wel eens willen weten
waar en in welk gezelschap u den avond van
den zóóveelsten heeft doorgebracht. Waar heeft
u gezeten, mijnheer?"
De studenten-aard verloochent zich niet.
»Waar ik gezeten heb, mijnheer? Op een
stoei."
»Mijnlieer, ik verzoek u geene pogingen
aan te wenden om in deze ernstige omstan
digheden met de justitie deu draak te steken.
Waar is u den bewusten avond geweest en
wat heeft u uitgevoerd?"
>Ik heb dien avoDd te Leiden doorgebracht
in gezelschap van de heeren zus en zoo
(er waren getuigen in overvloed voor dit
onomstootelykste aller alibi's) en ik heb
na den eten op de sociëteit zitten whisten."
»Mng ik de namen weten van de personen
met wie u gewhist hebt?"
Onze student noemt de namen van twee
zijner vrienden.
ïMijnheer, het whistspel wordt, zoo ik me
niet vergis, met vier personen gespeeld. Wie
was de vierde?"
>We whistten met een blinde, mijnheer."
»Ik moet u nogmaals verzoeken, mijnheer,
niet te trachten er den gek mee te steken.
Dat een persoon die van het gezicht beroofd
iskaartspelen zouis minstens genomen
onwaarschijnlijk en door zulke beweringen doet
u uwe zaak geen goed. Hoe heette die van het
gezicht beroofde persoon."
En onze held is er, zoo mijn bericht juist
is, niet in geslaagd den nauwgezetten ambte
naar, van des duivels prentenboek onkundig,
de toedracht van dit raadsel aan het verstand
te brengen tot de hoofdcommissaris er by
kwam en hem beleefd en glimlachend verzocht,
maar weer heen te gaan.
Delfshaven. De Rotterdamsche tramweg-
niaatschappy zal de concessie tot het leggen en
exploitëereu van een tramlijn Rotterdam—jDelfs-
haven in ovei weging nemen. Het voornemen is
om langs den zoogenaamden Binnenweg, over
Delfshaven en ove-' den Schiedamschen d'yk, de
verbinding met Rotterdam te doen plaatshebben.
Een ruim vei tier bestaat op die wegen, en
zal, volgens de ondervinding elders opgedaan,
het eerste jaar van exploitatie verdubbelen. Het
vervoer met het wagentje vau den lieer van
Berkel wordt hierdoor met ondergang bedreigd
en velen zoo gewoon om met dit luchtig voer
tuigje op steeds wisselende tijden heen en weer
te gaan zullen voortaan op vasten tijd met het
eentonige en snelgaande tramrijtuig vervoerd
worden.
De omuibusdienst van Schiedam en Rotterdam
door het uithangbord der Delfhavensche pleis
terplaats de omnibustiienst genaamd, verkrijgt
door deu tram over den dijk een concurrent en
gene zij het leven vergund zoo lang de lijn
tusschen Delfshaven en Schiedam niet is gelegd.
Voor het aanleggen van die lijn doen zich
eenige bezwaren op. De Schiebrug moet ver
breed en voor het treinvervoer ingericht worden.
De dijk is te smal, waarom de weg te verkiezen
is, die door vroegeie aanvrageis der concessie,
de heet en Po wel en Tingle is aangegeven en
wel langs het binnentalud van den kleinen
dijk, om halverwege Schiedam den weg langs
het buitentalud van den Schiedamschen zeedijk
te vervolgen.
Eeuig weiland wordt doorsneden, doch de
grondeigenaars zijn toevallig welwillende lieden,
die de onderneming willen steunen, omdat zij
een goed doel heeft en de welvaait van Delfs
haven er mede gepaard gaat.
Van hen zijn dus geen overdreven eischen't
aankoop van het beuoodigde land te verwachten.
Voor de trekkiachten zal verkozen worden
om met locomotieven te rijden. Hierbij dient
in aanmerking te worden genomen, dat deze
licht gebouwd kunnen worden.
Orn een voertuig over iails te bewegen is
driemaal minder kiacht noodig dan om dit
voertuig over een grintweg te rollen. Een paard
kan dus op een tiamlijn en op den horizon
talen weg een wagen trekken, driemaal zwaar
der dan op een grintweg.
Het vervoer met paarden is echter te kost
baar. Paarden kunnen gemiddeld niet meer
dan 16 kilometer per dag afleggen terwijl eene
kleine locomotief minstens 100 kilometer dage
lijks atiijdt.
De verhouding der dagelyksche onkesten
van het paarden tot het locomotieven vervoer
is als 7 4.5.
Het gewicht der locomotieven in dienstvaar-
digeu toestand moet niet grooter zijn dan van
een tramrijtuig met 30 peisotien beladen.
Voor de trekkracht van twee aaaeengekop-
pelde beladen tramrijtuigen is een locomotief
van 4 a 5000 kilo gewicht meer dan voldoende.
Dit is somtijds op de bestaande tramlijnen
voorbij gezien en bleven de nadeelige uitkom
sten niet uit.
Wij vei trouwen dat de Rotterdamsche Tram-
wegmaatschappij de beate middelen zal weten
te kiezen om een goed resultaat te verkrijgen.
(N. IL Ol.)
Tlnardlngon. Na de laatste opgave zijn
zeventien loggeis binnengekomen, ieder met
'18 tot 271/s last pekelharing en enkele partyen
steurharing.
DES HAAG, 5 Ooiober 1880.
Omtrent De Jongh loopen nog verschillende
geruchten dio éen verregaande brutaliteit van den
aangehoudene bewijzen. Zoo vernamen wij dat wel
degelijk in de vorige weok nog meerdere brieven
van dezelfde hand atkorastig moeten zijn ontvangen
in eene waarvan op nieuw op ontvangst van een
minder aanzienlijke som moet zijn aangedrongen.
Na don moord moet De Jongh zoowel in°g^
sprekken met particulieren ais met politiebeamb-
ten druk over het gruwelijk feit hebben gesproken
am zelfs in de nabijheid van do woning van den
heer Bogaardt zijn opgemerkt. Ofschoon, naar
ons wordt verzekerd, hij, noch zijn moeder ooit
die familie hebben bezochtzon het huisgezin
van De J. in goede vorstandhouding hebben ver-
keerd met eena andere familie, die wèl bekend was
met do familie Bogaardt en daar zou Do Jongh
vaak over den rijkdom van deze hebben hooren
uitweiden.
Reeds in een der eerste verhooren zou De J.
ook bekend hebben koord in zijn bezit te hebben
gehad. Een havannakleurige overjas droeg hij
zoowel voor als na den moord.
Do instructie in zake den aangehoudeno W, M.
De Jong is heden aangevangen in het huis van
arrest alhier.
Verschillende personen, die den briefschrijver
sedert zijne jeugd of later konnen en in den
laatsten tijd met hem zijn omgegaanwaren
opgeroepen tot het m'ededeeien van inlichtingen.
De voornaamste onder deze was de sergeant
Musquetier van het regiment grenadiors on jagers,
die in den bekenden brief aan den lieer Bogaardt
het handschrift van zijn vroegcren vriend heeft
horkend.
Deze getuige heeft bevestigd hetgeen reeds
gisteren in hoofd/aak word medegedeeld.
Zijne verklaringen komen nagenoeg hierop neder:
^Zaterdagavond keerde ik van verlof uit Utrecht
in het garnizoen alhier terug. Den volgenden
ochtend Zondag kieeg ik den afdruk van
den brief aan den vader van den vermoorden
knaap in handen.
Dadelijk heb ik daarin de hand van Willem
De Jongh herkend. Onmiddellijk na deze ontdekking
heb ik mij verwijderd ten einde een nauwkeuriger
onderzoek te doon. Ik heb toen den briel met andere
brieven vergeleken en bevond, dat liet geschrift
met zijne hand overeenkwam. Alvorens de justitie
met de zaak bekend te maken bracht ik een be
zoek aan de Jongh, in zijne woning in de Nieuwe
Schoolstraat. Aanvankelijk sprak ik over het verlof,
dat ik buiten het garnizoen heb doorgebracht en
liet een gesprek over den moord rusten. Later
zeidc ikWelk een vroeselijke ontsteltenis ver
oorzaakt die gruwelijke moord in de stad.
Iliorop werd geantwoord; laten wij hierover
niet spreken, want ik vind het een treurige zaak.
Ik keek de Jongh goed in het aapgezicht en ont
waarde, dat zijn gelaat erg vorblcekto.
Ik noodigde hein daarna uit tot het doen van
do gebruikelijke wandeling en het bezoek van het
koffiehuis. De Jongh antwoordde: Ga jij naar het
„Gouden Hoofd," ten half vier ure zal ik in het
koffiehuis komen. Het was Zondag jl. Do Jongh
hiold evenwel geen woord en verschoon niet in
het koffiehuis, alwaar ik hem van 3 uren tot half
zes wachtte.
Gewapend met de verschillende brieven en
andere overtuigingsstukken heb ik mij tot den heer
officier van justitie vervoegd en van mijne be
vinding mededeeling gedaan."
Men weet dat do arrestatie van De Jongh hier
aan het govoig was.
Omtrent den aangehouden persoon vernemen
wij nog de volgende bijzonderheden
De Jongh telde twintig kennissen onder do bur-
gors; als voormalig militair ging hij gewoonlijk
mot onderofficieren om. Het heeftde aandacht van een
dezer getrokken dat het blomlo kneveltje, waarop
Do Jongh veel prijs stelde, in de laatste dagen
van zijn gelaat vorclwonon is, Zijne kameraden ga
ven hem vroeger wel eens den bijnaam van
moordenaar, omdat hij een groot liefhebber van
wapens was en zelfs op een publiek bal met eea
geladen revolver in den zak liep.
Een paar dagen voor het plegen van den moord
werd hem, in den sigarenwinkel van denlieer Van
der Grijp een degenstok vertoond, waarbij hij ge
zegd zou hebben, dat hij een veel fraaioren bezat.
In don/elfden winkel werd gekscherend tegen
hem gezegd dat hij veol overeenkomst mot den
gesignaleerden moordenaar had, aangezien zijn
overjas er zoo verraderlijk uitzag, liuewel men
niet kon zeggen dat bij voorover liep. De Jongh
zweeg toen.
Men herinnert zich niet, dat Do Jongh in de
verloopen '14 dagen in gezelschap van andere
personen is gezien. Gewoonlijk ging hij met den