Iingen, .niet lauweren bekroond, beiiouden in
onze armen terug keeren. Dan zij de taal,
die hij eenmaal, met zoo veel kracht, dank
baarheid en eerbetoon, sprak, ook de uwe!
Ja: Van Assens aanspraak had alle harteD,
getroffen. Ook de heer kapitein was, zicht
baar, geroerd. Met het salut ran zijn' degen
alleen volbracht hij den plicht uer hulde. Die
stilzwijgende groet geschiedde met aandoening,
en zeide meer, dan de welsprekendste en ge-
oefendste taal kon uitdrukken.
Na het eindigen van dezen aandoenlijken
afscheidsgroet, trok het jagercorps, door de
zelfde krijgsmuziek voorgegaan, en door het
zelfde schutterlijk geleide vergezeld, naar het
Stadhuis. liet schaarde zich voor hetzelve.
De Wei-Edele Achtbare heer Burgemeester,
vergezeld van de Ileeren Wethouders met der-
zelver Secretaris, traden voor het front, en
deed de eerstgenoemde 'heer, die, in zijne
betrekking, medebezorger der Hoogeschool is,
met al het gevoel van deelneming, deze aan
spraak
D Geachte Kwtekelingen van heidens
IIoogesAool
»Ook voor UI. is dan het oogenblik geko
men, waarop gij, uwe letterkundige oefenin
gen verlatende, uwen arm aan hei, Vaderland,
en aan de verdediging van al wat recht en
heilig is, wilt leenen. Geluk geachte jonge
lingen l daarmede: het doet u deelen in eeoen
roem, welke thans het gansche oude Nederland
vervult. Geluk met dit oogenblik, want het
roept u tot het vervullen van den heiligsten
plicht. God, die Nederland zoo dikwijls redde,
die zal ook UI. onder Zijne machtige bescher
ming nemen, en, na voor het Vaderland en
onze heiligste rechten gestreden te hebben, u
tot uwe haardsteden, tot deze stad, tot deze
hoogeschool behouden terug voeren, om, na
aldaar uwe letteroefeningen hervat en voleind
te hebbende sieraden te worden van dat
Vaderlandvoor welks behoudenis gij strijd- n
wilt. Vaart dan wel, edele jongelingenmet
het oog op Godmoedig ten strijdeWij
zullen u, als overwinnaars, zien terugkeeren,
en onze geliefde Koning, het Vaderland, deze
Stad en de Iloogeschool zullen zich daarover
verblijden'!
Leve de Koning!!
Hierna is het jagercorps, voorgegaan door
het reeds gemelde detachement kuiassiers, het
korps muzikanten en voorgeleid en opgesloten
door de genoemde keuibemle der Leidsche
vrijwillige Schutterij, langs de Breedestraat en
het Noordeinde, getrokken tot buiten de Witte
Poort, alwaar/zeven schuiten, waarvan vlaggen
'en wimpels wapperden, gereed lagen, om hetzelve
in te schepen. Bij dezen uittocht'liet zich het
keurigste veldmuziek, het geschal der hoorns,
het geluid der trommels, beurtelings hooren.
Ontelbaar was de menigte van allo rangen en
standen, die dezen uittocht vergezelde. Alle
huizen, waar dezelve voorbijtrok, waren opgevuld
met menschen geene bloote nieuwsgieiiga
aanschouwers, neen! hartelijke deelneming aan
zoo moedige verdediging van den geliefden
geboortegrond was op elks gelaat en in elks
houding te lezen. In der moedigen jongelingen
oog zag men het gevoel, dat zij eene Stad, eu,
boven alles, eeno School verlieten, diu hun
dierbaar was. Dit gevoel vereerde hen eu wekte
nieuwe belangstelling. Vaders vergezelden hunne
Zonen tot aan de afvaart. Moeders snikten
hun het: Vaartweltoe,- Broeders en Zusteis
konden hunne tranen niet wederhouden Uoog-
leeraren schenen hunne geliefde leerlingen
niet te kunnen verlaten. Vrienden reikten hun
de hand. Maar het gevoelig afscheid kon der
jongelingen moed, geen oogenblik, vei zwakken.
Zij- behielden, bij zoo vele aandoeningen, hunne
standvastigheid.
Aan de gereedliggende schuiten genaderd,
geschiedde de inscheping met voorbeeldige orde.
Het uur der afvaart sloeg. Op de laatste schuit
praalde het Eere-Vaandel. Daar voeren zij
henen die lievelingen van 'vet ouderlijke hart,
die hoop des vaderlands, die bloem van Neêr-
lands-jongelingschap. Zoo' verre men kon, oogde
men hen na. Eindelijk geraakten zij buiten het
gezicht van Leidens inwoners, maar niet buiten
het oog van God, die allen bewaakt, welke
voor de goede zaak strijden.
Het opgewekt gevoel kon, na hun vertrek,
den aandoenlijken indruk niet smooren: nzij
zijn henen getogen: wanneer en hoe zullen
wij hen wederzien?" Die indruk was een
plechtig gebed. Het gejuich was niet dat eener
ontzinde menigte, maar dat van deelnemende
vaderlanders, hetgeen ten hemel rees voor hun
nen moed, behoud eu zegepraal.
Gedurende hunnen overtocht naar Rotterdam
werdenuit alle dorpen buurten gehuchten
en buitenplaatsen de aanmoedigendste blijken
van belangstellingen toejuiciiinggegeven. Vooral
heeft het dorpde Leidsche Damalwaar de
jeugdige krijgslieden zich verfrisehten, daar in
uitgemunt. Allerlei ververschingen en verkwik
kingen werden hun, met beiangloozen dienst en
ijver, aangeboden en toegekend. Vergoeding en
betaling werd daarvoor grootendeels geweigerd.
Uitmuntend was dit gul onthaal, en getuigde
van den goeden geest dezer dorpsbewoners. Te
Delft zijn de jagers aan wal gestapt: en, na
bijna anderhalf uur' vertoeven?, door de stad
henen getrokken, tot buiten de Rotterdamsche
poort. Vandaar zijn zij, met schuiten, vertrokken
naar Rotterdam. Aldaar was de geestdrift buiten
gemeen. Twintig Rotterdamsche jongelingen be
vonden zich onder de aangekomene zonen vau
Pallas. Reeds had zich eene commissie, uit
heeren piedikanten, rechtsgeleerden en aitsen
bestaande, in de herberg»de Romein", ter hunner
ontvangst, vereeuigd, Omstieeks zes uieinden
avond, naderden de bevlagde vaartuigen de stad.
Het jngerkoi ps werd,v/bij deszelfs aankomst, dooi
de muziek der stedelijke schutterij verwel
komd. Achter hetzelve had zich de bovenge
noemde aauzieulijke commissie vervoegd. Zij
ging de, met orde ontscheepte, jeugdige hel
den voor de stad binnen. Onbeschrijfelijk
was de toevloed der menigte. De geheeie tal
rijke bevolking van iie stad beijverde zich
om deze vadeilaudslievende jongelingen niet
slechts-te aanschouwen, maar vooial te bege
leiden. Vele gevels waren verlichteu mis
schien zouden alle gebouwen in de doorgetrok
ken stieten, met lichten, geprijkt hebben, indien
men de/.e bem tuttel yke voorstanders onzer
goede zaak niet voor het vallen van den avond
had verwacht. Onder een vroolylt en erken
telijk gejuich, gezang en veldmuziektiaden
zij, uil liefde bijna gedingen, met de ontelbare
volksschaar, naar de Ginote Markt. Daar aan
gekomen formeerde liet jagerskorps eenen
kring, in welks midden de schutlerhjke muzi
kanten zich bevonden eu waarin ook de gezegde
commissie was. De weleerwaarde lieer Spreu-
ger van Eyk Uad, als daaitoe vei/ocht, voor,
en deed de volgende aanspraak:
)iWelkom edele Jongelingen, moedige Zonen
van Miuena! hartelijk welkom binnen onze
muien! Wij, leden der oudeischeidene weten
schappelijke faculteitnn dezer Stadbegroeten
u als nuze getrouwe liroedeis. Toen de wapen
kreet van den tioou onzes geliefden Konings
uitging, was zij ook ons eene Godspiaak. Ook ons
dooi tintelde het heilige vuur der Yadetlauds-
hefde. Ook wij vei langen het zwaai d voor
hetzelfde aan te gespen; maar deels onze gevor
derde jaren, deels da behoefde der burgerij en
het iooitzetten onzer studiën, ontzeiden het
ons. Thans echter zien wij ons dooru vervangen,
ja lei legen woord igd, en het is ons zoo wel tot
eéi. ufe tot vieugd. Gij ytjt toch uitgetoogen
voor de hoihg-te, rechtvaardigste zaak en gij
zult haar weten te vuulediguii, of, is het nood,
helpen redden. Gij zult Godsdienst met modef
deugd met dapperheid paren, endoor voorbeel
dige krijgstucht, uwe redelijke krachten verster
ken. Gij zult de waarheid der spreuk van
Ovidiiis, het symboium onzer Erasmiaansche-
school bevestigen: Iwjenuas di dictese fideliter
artes, emolit mores, nee simt esse feros."
x>Gij zult, zoowel in den krijgsdienst, als in
den tempel der wetenschappen, uwe familiën,
de Leidsche Hoogeschoolja het Vaderland
tot sieraad en tot roem zijnen keert gij in
welstand, tot uwe haardsteden, in rust tot uwe
studiën weder, dat dan, bij het groene van
den palmtak des vredes, ook uwe lauweren
deszelfs waarde in onze schatting verhoogen.
Trekt henen, Broederswaar uw Koning het
wil en het Vaderland roept i onze beste vven-
schen zullen u vergezellen, en, hetzij gij waakt
of strijdt, zal ons gemeenschappelijk gebed,
zoo voor u eu uwe strijdgenooteu van de andere
universiteiten, als voor onze dappere schutte
rijen en de overige nationale legermacht ten
hemel rijzen. God, <ie Almachtige, zij uw Leids
man de Heer der legerscharen uw zon en
schildVaartwelLeve de Koning 1 Bloeie het
Vaderland
Nu klouk op nieuw de krijgsmuziek op
vaderlandsche tonen. Algemeen was daarbij
het eenstemmig volltsgpjuich.
De biljetten van inkwartieiing werden uit
gedeeld, de orde eischte het, doch het ware
schier noodeloos geweest. De huizen en harten
van alle ingezetenen stonden open. Men be
nijdde elkander liet voorrecht van zoodanige
inkwai tiering. Zij, die op dit genoegen hadden
gehoopt en hetzelve niet mochten, noch konden
genieten, beklaagden zich over deze, schoon
onschuldige, teleurstelling.
Deze inhaling van de edele jongelingen was
een uitmuntend bewijs van liefde voor het
Yadeiland. Een ieder beijveule zich, mn hun
kort verblijf geheel te veraangenamen. De
sociëteit I)e Harmonie stond voor allen open,
Voor dezelve gaf het korps muzikanten der
schutterij, ter hunner eernog eene voortref
felijke serenade. Aan de huizen van vele inge
zetenen, die zich de 'Huisvesting tot een buiten
gewoon genoegen rekenden, waven avondmaal
tijden aangelicht, waarop aanzienlijke gasten
verschenen. Aan de huizen der ouders, wier
zonen zich aan hel behoud des Vadei lands
wijddenwas een gul onthaal van bloedver
wanten en vrienden. liet was een afscheidsmaal,
rnaar aan het Vaderland geheiligd.
Den Zondag bi acht het jagerkorps in vieze
stad door. Vurige gebeden weiden, in al de
tempels, voor des/elfs behoud uitgestort. Die-
dag was het een godsdienstig feest.
Maar het uur van afscheid biak met eiken
klokslag aan. Reeds lag eene stoomboot en
nog ecu ander vaaituig gei eedom hen naai
den Moerdijk over te zetten, van waar zij
hunnen tocht naar llnula zouden vervolgen-
Het vroege morgenuur van vieren was daaitoo
bepaald, ddcb, in weerwil van den nacht, bad
zich een talrijke menigte verzameldcm hen
te zien wegvaren. Het hooi ngeschal liet zich
hooreuhet bracht hunnen afeclieid.seioei aan
het beroemde Rotterdam, en, onder het geroep
des volks: leve de Koning! klonk ook het
gejuich: leve de Studenten!
Dit gejuich is het onze. Het stijgt uit ons-
Vaderlamlseh hart tot God. liet is ons gobed
voor hen. God zij met hen in den heiligeu
strijd. Ilij zij hun ten schild. Onze liefde volge
hen. O eenmaal zien wij hen, als overwinnaars
weder. God! schenk hen, schenk ons Vadei land
de zegepraalHunne terugkomst zal ons en
het geheel getrouw gebleven eu verloste Vader
land een heilig feest zijugewijd aan God,
aan het beleid tfes Koinngs, aan den arm der
buigeis, aan den urne en de trouw vau de
Leidsche jongelingschap