Mijnt iaplijls, nilfezÉM Binsiai.
A0.
Woensdag 29 December.
M 5087.
Kennisgeving.
NATIONALE MILITIE
N seuwjaarswenschen,
van 1-fi regels,
worden evenals vroegerin deze Courant
geplaatst voor
vijtjï^tigï- oi£r<ïrJ?s.
Men wordt verzocht deze Adoerftaliën
Oiêezendm uiterlijk Vrydagavvr lie
A uren.
Daartoe zal het Novnner (dat naar den
regel in den avond van Vrijdag den 31
December zoude moeten ver schijn en) worden
uitgegeven in den vroegen morgen van
den Nieuwjaarsdag
eniusjre vi iio\
X'
t *.- I-
1
5' I I
P» t. <Z>
.T a a i*
4B0NNKMBNTr.l>KIJS, |'L*< EWUI OmlI .ttfl.
franco pet post, tloei het geiieeie Uijlt- 4.IÉ.
Aftoiideilyke iiommers- 0.10.
A
Aan het commissariaat van politie zijn als
op straat gevonden aangebracht een zwart
moiré schortje, een zwart' smoushomlje
•en een witte duif, die door een kat is gebeten.
DE BURGEMEESTER VAN SCHIEDAM,
Brengt bij deze ter kennis van de Ingezetenen:
Dat liet Kohier v»n liet Pntentregt dezer Gemeente
over liet Dienstjaar 1880/81 door den Heer Piovin-
ojaien Inspeutonr der Directe Belastingen te Rotterdam,
op den 34 December 1880 executoir verklaard en op
heden aan den Ontvanger der Directe Belastingen, ter
invordering is overgemaakt.
Vooits wordt bij deze herinnerd, dat een ieder
pligt is zijnen aanslag op den bij do wet bepaalden
voet, te voldoen alsmede, dat, van lieden af, de termijn
van drie maanden ingaat, binnen welken de reclames
tegen dezen aanslag behooren te worden ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort,
alen 27 December 1880.
De Burgemeestee voornoemd,
P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
O
UUKKAlf: HARKT, K, 124.
i£ a ïi <T-
Advertentieprijs: van 110 gewone iegels
met inbegrip van eeno Coniantf 1.10.
Iedere gewone regel meer10.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal hetekn d
ciferof, zijn beiden
Buroemeester en Wethouders van Schiedam;
herinneren bij dezo alle belanghebbenden aan liutme
verpligting tot itet doen van aangifte ter Inschrijving
«oor de Nationale Militie, in de maand Janunrij 1880.
De bepalingen der Wet betrekkeiyk de Nationale
Militie van den 19 Augustus 18GI, (Staatsblad No. 72)
waarbij die inschrijving is geregeld, zijn de volgende:
Art. 15 Jaarlijks woiden voor de Militie ingeschre
ven, allo mannelijke ingereteuen, die op den 1 Januarij
van he' jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
VOOR INGEZETEN WORDT GEHOUDEN
■4, Hij wiens -ader, of is deze overleden, wiens moe
der, of zijn beiden overleden, wiens voogd inge
zeten is, volgens do Wet vnn den 28 July 1850
(Staatsblad No. 44);
■2. Hij die geen oudeis of voogd hebbende, gedurende
do laatste, nan het in de eeiste zinsnede van dit
artikel vermelde tijdstip voorafgaande achttien
I maanden in Nederland verblijf hield;
j 3. Hij vait wiens oudeis de langstlevende ingezeten
was,' al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij'
binnen liet Rijk verblijf handt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreem
deling, bclioorenile lot ecnen Staat, waarde Neder-'
lander niet aan de verpliglo kiijgsdienst is onder
worpen, of waar ten aanzien der dicnstpligtigheid,
hot beginsel van wedei koel igbeid is aangenomen.
Art. 10. Be inschrijving geschiedt:
i. Van een ongehuwde in de Gemeente, waarde vader,
3.
2.
3.
of is deze overledende moei)
overleden, de voogd woont; t
Vuil een gelmvvde en van oeii weduwnaar in de
Gemeente waar hij woont;
Van hem, die geen vader, moeder of voogd hoeft
of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd
buiten 's lands gevestigd is, in'de Gemeente waar
hij woont;
Van den buiten 's lands Wanenden zoon van een
Nedeilander, die ter zake van 's lands dienst in
een viecmd land woont, in de 'gemeente, waar zyn
vader of voogd het laatst in -Nederland gewoond
heeft. jj
Alt. 17. Boor de Militie wordtniet ingeschreven
De 'in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van
een ingezeten, die geen Ncdeilander is;
Do in een vreemd Rijk vorbljjf houdende ouder-
laoze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd
ingezeten5
De zuun van don Nederlanden, die ter zake va*
itl RttL*« ftVPrrwtciiliA V>f*»tttinrwui
's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen
of koloniën woont; 1
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden
ingeschreven, is verpligt zich daartoe bij Burgemeester
ca Wethouders aan te geven, tussclien den 1 en den
31 Januarij.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of,ontstentenis is zijn
vader, of is deze overleden, zijne moeder, of, zijn
beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aan
gifte verpligt. fe
De .wijze, vvaarpji van het^do^i^ van de aangifte
blijken moet, wordt dooi ons bepaald.
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch voor het volbrengen van zijn 20ste ingezeten
wordt is verpligt, zich, zoodra dit plaats heeft, ter
inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wet
houdersder Gemeente, waar de inschrijving, volgens
art. 10, moet geschieden.
Daarbij gelden do bepalingen der 2de en 3de zin
snede van art. '18.
Zijne inschrijving geschiedt in hot Register, van liet
jaar, waai toe hij volgens zijnen leeftijd behooit
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMD,
maken dien ten gevolge alle mannelijke ingezetenen,
die geboren zijn in den jaiè 1862 bekend, dat opliet
Raadhui-!, ten dage en ure hieiondci vei meld, tut het
doen dier insein ij ving meer bepaaldelijk gelegenheid
zal worden gegeven, te weten:
Op MAANDAG den 10 Janumij 1881 en
D1NGSDAG den !1 Jnnuaiij 1881,
telkens van des voormiddags 10 tot des namiddags 2 ure.
Het register van inschrijving zal bovendien geopend
blijven tot den 31 January daaraanvolgende, des na
middags ten vier ure, wanneer het vooilonpig zal
worden gesloten.
Buigeinecster en Wethouders maken de belang
hebbenden opmerkzaam, dat bij ait. 183 der boven
gemelde wet, eeno boute van f25 tot f 100 is bepaald
tegen beu, die verzuimen zich in de maand Januarij
voor de Militie te doen insein yven.
Aldus vastgesteld bij Bnrgemeester en Wethouders
van Schiedam, den 9 December 1880 en afgekondigd
den 27 December daaraanvolgende.
Be Burgemeester
F. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
De Secretaris
A. W. MULDER.
Schiedam, 28 December 1880.
Voor eebige dagen had te Weeneu een ern
stige plechtigheid plaats. Men vierde er den
honderdsten gedenkdag vnn de ti oonsbeklimming
van Keizer Jozef II van Diiilschland, een man,
door zijn aanhangers hemelhoog vei lieven, door
zijn legeiisiandeis bitter veigiiisd. Een lang
leven was hem niet gegund. Den 13eti Mniut
1741 geboren, ontsliep hij den 20 Febi uari
1790, na een leven vol bept oevinpenbeproe
vingen zoowel wat zijn-persoonlijke belangen
betrof, als wat het bestuur zijns rijks aanging
Zijne moeder, de Keizeiin Mana Theresia
had het bestuur des lauds door vele vei stnndige
maatregelen verbelet d; zij had de heerendieusten
aanmerkelijk, verzacht, de heksenprocessen af-
gasehaft; de pijnbank ea de inquisitie opge
heven; kweekscholen voor onderwijzers en
andere opvoediugs-gestichten opgericht, den.
handel eo den akkerbouw begunstigd; doch
tevens veel beschermd en in wezen gehouden,
dat met den geest des tijds niet strookte. Jozef
was met dien geest des tijds geheel bezield.
Met scherpen blik dooizag hij het iugewikkelde
weefsel der staatsburgerlijke betrekkingen, en
terwijl hij slechts algemeene denkbeelden hul
digde, verpletterde hij dikwijls met niets ver-,
schoonoude strengheid niet alleen het geluk
maar ook de rechten van ontelbare bijzondere
personen, wanneer zij met die algemeeue denk
beelden in strijd waren.
Siaatseeoheid ju den uitgebreidsten zin van
het woord, eu uitsluitend bevordering van het
algemeen belang was het ideaal van zyn streven;
van daar het oogmerk om de bijzondere rechten;
van de verschillende volksstammen te vernietigen,
en alles, wat hem onderscheidde, aan'de een
heid* van" het 'gehee!"öp te offeren; van daar
dat hij veel van anderen durfde vergen, zonder
voor de verdenking van eigenbaat beducht te
zijn, dewijl hij zelf, zoodia hy invloed op de
Regeeriug verkregen hadhet eerst bereid
geweest was, twee eu twintig miilioen, hem
door zijn vader nagelaten, te verbranden, en,
daardoor den staat het gansche kapitaal te
schenken; vandaar de spaarzaamheid, die hij
ia alles wat hem zelf betrof in acht nam, en
tengevolge waarvan onder hen, die zijn persoon
omaaven, de pracht, waarmede zijn moeder
geschitterd had, verdween, doch van daar ook
de overhaasting, met welke hij het goede, dat
hij stichten wilde, den tijd niet gunde, dien
hot tot een vreedzamen wasdom nnodig had.
Deze jonge man, zeide Frederik II, doet reeds
den tweeden stap, voor hij den eersten gezet
heeft.
uToen ik den slottuin (Augarten) aan liet
leggenmoet hij eens gezegd hebben
zocht ik geen jonge telgen, die eens de nako
melingschap konden dienen; neen, ik kops
dadelijk boomen van welker schaduw ik en
mijn tijdgenooten nut konden trekken. Dit ge
zegde teekent geheel den welgezinden maar al
te vooi'tvarenden man, en wattigt volkomen
het oordeel van Frederik II.
Gedurende de regeéring zijner moeder had
hij overvloedige gelegenheid gehad op te mer
ken hoe dikwijls zy door haar omgeving be-
dïogen werd. Daaruit was wantrouwen tegen
de menschen bij hem ontstaan, eu een veel
te vergedreven zucht om alles zelfte onderzoeken.
Den g'anscheu voormiddag stond de gang van
het vertrek, waarin hij werkte, vol menschen
van allerlei ouderdom en stand, terwijl hij van
uur tot uur naar buiten tiadsmeekschriften
aannam, en alien, die hem spreken wilden,
zelf- iu zijn kamer bracht, om op deze wijze
zoo min mógelijk vreemde middelaars tussclien
zich eu het volk te hebben.