De slag bij Döggersbank. Al 1881. a& 5 Augustus. cm 5242. Tnmhiint MU Bit&nÈrd Jinsdai. 5 Augustus 1781. "V ij f e ia Dertigste Jaargang. C O D R A m Ti &B0NNl'-a'lSNT;»l*ttlJt, pui Uwntliui,1.85. rancu |ier post, door liet geheele Kijk. - 2.50. Afzonderlijke imnuiiut's- 0.10. BUREAU JIÜLKHT, E» 134. Advertentieprijs van 1—10 gewone regele met inbegrip van eene Co wantf l.lOii Iedere gewone regel meer0.10, Driemaal plaatsing wordt tegen rwEEMaal berekend. Den 20 December 1780 verklaarde Engeland, waarmede ons land bijna een eeuw laug in vrede en vriendschap had geleefd, aau de Re publiek der zeven provinciën den oorlog. De Engelschen gaven als redenen daarvoor op: a. de openlijke verachting der Staten van de plech- tigste verbintenissen, blijkbaar in het weigeren van beloofde hulp en in het verleenen van bystind aau en het sluiten van een verbond met Engelands weerspannige onderdanen, de Noord-Amerikanen. Nimmer waren we minder op het voeren van een oorlog voorbereid geweest; de party schappen der prinsgezinden en patriotten werden met den dag heviger, en bij hel twisten over aangelegenheden van binnenlandse!) bestuur werd er noch aan versterking van de vloot, noch aan die van het leger gedacht. Toen de jorlog verklaard was, kreeg de stadhouder, "Willem Y, een uitstekend braaf man, maar geen krachtige figuur in dien fel bewogen tydde schuld van den oorlog. Zoo iets was toen eu is ook nu nog geen ongewoon verschijnsel. Ze klinkt schoon die leus: sstrijd over beginselen"; maar de bestrijders zien gaarne het beginsel belichaamd, en tegeu dat lichaam keert zich dan al hun toorn. Willem V dan was de zondebok. Had hij geen ver sterking van legeren vloot gewild? Integendeel: zyn vader Willem IV had zich dood gewerkt, om de oude Republiek op te heifeu uit baar roacliteloozeu staat. Ziju moeder, de arme gouvernante, Prinses Anna, had bij herhaling aangedrongen op krachtige maatregelen; afge tobd en teleurgesteld was ook zij tot haar vaderen vergaderd. Willem V had, bij al het krakeelevenmin iets voor 's lands weerbaar heid kunnen doen, en loeu de oorlog in December 1780 verklaard was, vonden zijn voorstellen nog geen bijval. Ilij achtte de uit rusting van 50 a 60 oorlogsschepen, en het in dienst nemen van G0.0ÜO soldaten hoog noodig. Geld daarvoor ontbrak niet; maar de zeepro- vincio Holland wilde wél versterking van de vloot, niet die van het leger; de landprovincie Gelderland daarentegen wilde wel de 60,000 soldaten geenszins de 50 schepen eindelijk do provincie Zeeland wilde niets; zij gaf de voorkeur aau onderhandelingen met Engeland •over den vrede. De party der patriotten bleef middelerwijl •op dooi tastende maatiegeleu aanhouden, en beschuldigde den Prius, dat hij de vloot (8 fregatten en een kotter) in Tessel achterhield. £o werkelijkde Prins spaarde zyu geringe middelen en was bevreesd om ze den Eugel- schen, die met een reuzenmachl naar Gibi altar stevenden, zonder noodzaak en zonder doel in de handen te werpen. Zooais onze zeemacht gesteld was, kon zij geen oorlogsvloot tegemoet zeilengeen vijand tartenmaar zy kon den handel beacherrneu en daartoe werd zij ook gebezigd. Twee en zeventig koopvaardijschepen vroegen geleide (konvooi)j naar de Oostzee", en kregen den schout- by «acht Julian Arnold Zoutman, de kapiteins Van KinsbergenYan Braam en eenige andere wakkere Prins-lieden tot geleide. Op tien 5en Augustus 1781 ontmoette men den Engelschen admiraal Parker op de hoogte van Döggersbankea streed er tot roem onzer vlag, tot bewondering vau den vijand, tot verbazing van Europa, en zelfs tot voldoening der patriotten, die anders in hun stelselmatige» tegenstand niet lichtelijk iets goedkeurden, wat door den Prins of door zijn Oranjeklanten werd verricht. Jacob Van Lennep geeft van dezen zeeslag de volgende beschrijving: »Op de Hoogte van de Döggersbank ontdekte men een paar vreemde zeilen, die echter spoedig afhielden, waaruit men opmaakte, dat zij op verkenning-wareu-5,uitgezonden j-enmok vernam men den volgenden morgen (5 Aug.) van een Zweedschen koopvaarder, dan een konvooi van '200 koopvaarders, onder geleide van tien Britsche linieschepen, vier fregatten en eenige lichtere schepen in aantocht was. Nu was sein gegeven om Zich in slagorde te scharen, 't geen door den naderenden vijand insgeiijks werd gedaan terwijl de konvooien zich aau weêrszijden af zonderden. Het liritsch eskader, jat de vice- admiraulsvlag liet waaien, hield nu op het onze aan, 't welk den vyaud in de beste orde afwachtte. De linie wns dezerzijds uit zeven schepen be staande, achter of buiten welke zich een zestal andere bevonden; terwijl vier bij het kouvooi waren geblevende Bt itsche linie telde mede zeven schepen, eu eenige daar buitenzoo dat het getal gelijk was: hoewel de overmacht, wat de grootte eu deugdzaamheid der schepen betrof, eenigszlus teu voordecle der Britten was. Daarbij kwam nog, dat de vice-adrniraal Hyde Parker die bet bevel over hun eskader had, zoowel als do meesten zijner kapiletDS, zeelieden waren van beproefde ondervinding terwijl Zoutman noch één zijner officieren immer een zeeslag haddeu bijgewoond, eu alleen Yan Kinsbergen en Dedel gelegenheid hadden gehad, zich iu bijzondere gevechten te ouderscheiden. Hiervan was dau ook bet gevolg, dat toen Parker volgens de getuigeuis ook van Engei- sche krijgskundigen den aanval met een misslag begonzulks van Zoutmaiis kant niet een misslag beantwoord werd. Te luefwaart komende, kon het eskader van Parker alleen zijn vooistukkeu gebiuiken, en Zoutman had den vyaudeu dadelijk groote schade kunnen toebrengeu, indiee hij hen van de bi cede zijde zijner 'schepen uil zijn geheele linie beschoten had; doch hij verzuimde dit, eu opende zijn vuur niet eer, dan toen de vijand reeds een schot geüaau had. Parker, die zich in't midden zyner linie en dus op liet vierde schip bevond, plaatste zich tegen over Zoutman, die de vijfde plaats in zijne linie had; waarvan het gevolg was, dat zich ter rechtervleugel aan beide zijden één schip zonder tegenstander vond. De beide Admiraalschepen geraakten spoedig in een hevig gevecht; waarbij over en weder veel schade werd toegebracht. De kapitein "VVolter Jau baron Bentiuck, die het schip aan de rechter zijde van Zoutman gebood, werd door een kanonskogel aan den rechter schouder doodelyk gewond. Zijn tweede kapitein, Jan Bosch, die het bevel voerde over de onderste battery zich op het bericht hiervan naar boven be gevende werd op de trap door een zwaar splinterschot, dat een man naast hem doodsloeg, aan het been gekwetst. Op het halfdek gekomen vond hij Bentinck in zijn bloed badende, die hem het bevel overdroeg, en hem vermaande, liever alles te wagen en te vergaan, dan te strijken of te vluchten. Bosch voldeed aan het voorschrift, en, schoon nog op jeugdigen leeftijd, zette hij, zittende, wegens zijn wond, het ge vecht voort met een bedaardheid en bekwaam heid, die eer zouden gedaan hebben aan een ouden en ervaren bevelhebber. Kapitein Yan' Braam, die aan de slinke hand van den Schout-bij-Nacht het bevel voerde over de Piet Heineen schip van 54 stukken, kampte met niet weinig moeite tegen een driedekker van 80 stukken: een ongelijkheid, die echter eenigszins vergoed werd, doordien de tegenpartij een oud en ongemanierd schip wasen de vijandelijke bevelhebber eerlang sneuvelde. Van Braam hield den strijd dan ook uit tot het einde: waarbij zijn bodem echter deerlijk gehavend werd eu zijn manschap veel te lijden had. Maar slimmer was het gesteld met het schip Holland, op 't weik Salomon Dedel gebood. Tengevolge der slagorde, waarover ik zoo even gesproken, heb, had deze twee Britsche schepen tegeu zich overgekregeu, die hem van beide zijden deerlijk teisterden. Noch Dedel, noch die met hem waren, gaven echter deu moed op, en ofschoon er een paar reizen brand in zijn schip ontstond, zeilen, waut en rondhout door schoten werden en het schip vol water liep, hij volhardde tot aau het einde, Aan zijn boord bevond zich zijn zesjarig zoontje, Salomon (later Ambassadeur aan 't Britsche Hof), welk kind, geborgen in de plaats voor de gewonden bestemd, geen vrees toonde, maar aan de arme lijders, die beneden gebracht werden, zooveel mogelijk troost insprak en hulp boodvoorts "Willem •Gerrit van de Poll, student te Leiden (later lid van de Stalen-Generaal), die,- gedurende de vakantie een speelreisje meenende te maken, zich alzoo getuige vond van een scheepsstrijd doch zich kloekhartig gedroeg en de zyde van Dedel niet verliet. In denzelfden moeilyken toestand als de Holland, bevond zich aan de andere zijde der linie het Britsche schip de Berwick, dat, door

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1881 | | pagina 1