Terschunt iaidijls, Ditpnierd Mi. Ju da Courant Mora TWEE Bü«pels Binaealaiigsfilië Beriottei A0. 1881. Maandag a December. M 5329. Vij e u 1) eriigsio Jaargaug. C 0 D1A N T. AauNMK.KMT.rHU8, |Hir kwaicul1.S5, franco per post, deor het geheel» Rijk. - -2.5(1. Afromlerlyke uoinmers-0.1U. BtlKKAIIi IIAUHT, 121, Advkrtkmtibprijb: van 1—10 gewone regell met inbegrip t»n eene Courantf 1.19 Iedere gewone regel meer- 0.10. Driemj.il plaatsing wordt tegen twkikaax. berekend. Schiedam, 3 December 1881. Het Handelsblad van heden, begint ziju artike'- getiteld: ïDuitsche'Staatkunde", met de vol gende degelijke opmerking: Het lézen van kamerverslagen behoort in den regel niet tot de verkwikkelijkste bezigheden. Maar het is dit vooral niet in een tijd, waarin de vertegen woordiging liet besef heeft, dat er iets tyaperr, maar niet recht weet wat, en dus ook 'met de middelen ziet om tot vei betering te komen. Dan wordt de toestand zelve hoofdonderwerp van het debat, en daar niemand eigentijk recht vreet hoe die is ontslaan en wat er aan is te verhelpen, gaat men de oorzaak zoeken in per soonlijke omstandigheden en krijgt de discussie al spoedig het karakter van een krakeel." Stond er boven gemeld artikel »Nederland- sche Staatkunde" het zou niets van zjjn kracht en betoeterds verliezen; gelijk in den Duitschén Rijksdag, zoo zyo ook in het Nederlandsche parlement de begrootings-discussiën sedert Maandag in vollen gang. Gisteren werden de algemeene beraadslagingen gesloten, en artikel Huis des Konings, natuurlijk zonder beraad- daging aangenomen. Na een tweedaagschen rustdag zal het debat Maandag worden voortgezet. Alzoo ongeveer een geheele week algemeene beraadslagingen. Zijn we veel wijzer geworden omtrent den algemeenen toestand? "Wie zal zulks durven toestemmen? Wo hebbeD jeremiaden en lofpsalmen gehoord; politieke verwijten van het ergste soort naar het hoofd van den tegenstander hooren slingeren; bijtende satyre hooren toeduwen, en als er van de beginselvastheid der Ministers niets is over gebleven, als men meentdat de verontwaar diging van kerkelijke en niet kerkelijke kamer leden tot een hoogte is geklommen, dat een omverwerping van het Kabinet onvermijdelijk is, dau ziet men aan de groene tafel het hoofd van dit Kabinet, den tegeuwoordigen Minister van Financiën, baron van Lijnden opstaan, en met de grootste gemakkelijkheid, met een kalmte, die een oningewijde zou doen verbazen, de verschillende sprekers beantwoorden, Deze Minister heeft een verbazend geheugen; hij heeft niets vergoten en in zijn gladde afgeronde zinnen bezigt hij de hatelijkste termen, tegen hem en zijn ambtgenooten gebruikt. "Werd hij niet genoemd de zaakwaarnemer der liberale partijdie zelf onmachtig was de leiding der staatszaken op zich te nemen? Geen hoog hartige afwijzing dezer Rwetsende benaming was bij den Minister waar te nemen. Zaak waarnemer der liberale party Maar zij is immers in lang niet tevreden met den loop der zaken? Kabinet van Zaken, dezen naam wilde de Minister voor de tegenwoordige regeering gaarne aanvaarden. Er waren immers zaken, groote zakeu tot stand gebracht, en dit kabinet zou nog -wel audere groote belangen onder handen durven nemen. Een ontwerp tot wijziging van het kiesrecht, met het stelsel van vaste districten, van censusverlaging kan spoedig tegemoet wor den gezienen ons belastingstelseldat zeer zeker hervorming noodig heeft, welnu, deze Mi nister zal het wagendaartoe strekkende ont werpen iu te dienen en met deze Kamer te behandelen. Zeer kalm, zónder heftigheid werd dit alles aan de luisterende Kamerleden mede gedeeld. De Minister wei trouwens weldat hij vast in den zadel zit. iWie zou hem er uit willeu lichten? De liberalen, wier aaneensluiting nog altijd te wenschen blyft? De heer Heyden- ryck zelfs hoopt, dat zij wèldra een waarachtigs eenheid zal uitmaken. De anti-revolulionnairen Hun eenige band is de oppositie tegen de school wet De Katholieke partij, waarin immers aris tocraten en democraten worden aangetroffen? Laat ze komen, de stormen van het politiek debat, de Minister Van Lijnden wacht ze glimlachend, afx..haastjjs^ihet de.korste. dag, menig woord zal op menigen donkeren Decem berdag worden gewisseldmaar als tegen de Kerstdagen de hamer van den president schier onophoudelijk in beweging raakt, om eindelijk bet reces der Kamer aan te kondigen, dan zal de Minister Van Lijnden, als volleerd Minister het stof der Tweede-kameraal van zich afschud den, krachtig in het gevoel, dat hij voor het oogenblik de onmisbare is. Dat bewustzijn zal hem door velen worden benijd. En nu nog een woord over Bismarck. Wij zullen ons niet vermoeien met een vigelijking tusschen den Duitschén Rijkskanselier en den Nedetlandsclien Minister van Financiëu te maken. Er ware auders stof genoeg voor aan wezig. Beiden hebben een eigeoaardigen tact om met parlementen om te gaan, dit willen wij evenwel niet verzwijgen, en men moge het met hem eens zjjn of niet, onbetaalbaar is Bismarck als hij rustig en kalm vertoogen van den volgenden aard ten beste geeft: ïlk zou wel eens willen weten waarvan de heeren zouden spreken, als ik eens plotseling door een valluik naar de benedenverdieping verdween. Dan zou het debat geen onderwerp meer hebben. Nu ben ik een soort van kogel vanger. Alles lost zich op in kritiek over my. Als ik niet meer tusschen de heeren stond, zouden ze op elkaar vuur moeten geven. Het ontwikkelen van zijn vooistellen eu deukbeelden gaat daarbij geheel eu al schoot. Wat de ge- avanceerdeu ten slotte zouden willeu, komt men op die w'yzu nooit te welen. Naar het schijnt heeft de pat tij over niets een stellige meeniug, maar ze vormt die zich eerst na de regeering en dan is het altijd de tegenoverge stelde. Wanneer de Regeering eens hare mee niug voor zich hield, dan zouden de heeren in de grootste verlegenheid zijn met hunne eigene meening. Dan zouden ze er geen kunnen hebben." Of als hy, naar aanleiding eener bewering, dat hij met eer en goederen, zelfs met stand* beelden was begiftigd, zegt: »M. H.mijne eer ligt in mijn eigen hand; de eer die ik in mijn hart draagt is my geheel voldoendeniemand zal er my mede overladen niemand is rechter, of ik ze heb of niet. »En wat nu de standbeelden betreft, moet ik toch even zeggen, dat ik voor deze soort van dank heel weinig gevoel heb. Ik zou er wezeuiyk erg verlegen mede zijn, met welk gezicht ik bijv, in Keulen mijn eigen beeld voorby zou moeten gaan. Van tijd tot tijd beleef ik dit in Kissingen. Het hindert my in de keus myner wandelingen, als ik daar opeens, om zoo te zeggen fosfiel, mij zelf naast my zie staan." Zeg daar nu eens ieti tegen? Ik wou liever, .eer ik Minister werd, luidt veler eenvoudige lieden ontboezeming. De heeren Van Lijnden en Von Bismarck bewijzen door hun onverstoorbare kalmte, dat men aan alles gewenttrouwens dat hebben vele en groots mannen voor hen bewezen. Laten we dankbaar zijn dat er voor dergelijke zeer ondankbars bedieningen tot heden geen talentvolle kandi daten ontbreken. SCHIEDAM, 3 December 1881. Heden namiddag te een uur is liet Sjarig zoontje van de Wed. Tombrink, in de Nieuwe Haven gevallen en jammerlijk verdronken. Door den jongenheer Joh. Beukers opgemerkt, doordien bet kind nog een hand boven water stak, trachtte deze het te redden door heteen stok toe te stekeudoch ta vergeefs» De jon genheer Beukers riep daarop dadelijk de hulp in vau den mouter H. Geeratz, die dadelyk met een dreg, in zjjn mouterij aanwezig, naar de plaats des ouheils ging, eu haalde liet kind al spoedig op. In zyu woning gebracht wendde Geeratz met behulp vau deu gistbaas H. De Haan en den geneesheer Dr. P. Van Waas, die in de nabijheid zijnde, dadelijk de gevraagde hulp verleeude, alle pogingen aan, om de levens geesten op te wekken, doch deze bleken helaas vruchteloos. De gewone audiëntie van den Minister van Justitie zal op Dinsdag den 6 December a. s< niet plaats hebben. Naar men verneemt gaat het eervol ontslag, aan Mr. J. A. G. baron De Vos van Steenwyk als Commissaris des Konings in Utiecht op zyn verzoek verleend, en de benoeming van Mr. E. II. 's Jacob ia zijn plaats, eerst in met 1 Mei a.s. In de gisteren gehouden vergadering van de kiesvereeniging Algemeen Belangis tot kan didaat voor het lidmaatschap van de Prov. Staten met algemeene stemmen geproclameerd de heer S. J. R. De Moncliy. Tot bestuursleden werden gekozen de heeren A. Poortman en Edm. v. Hobbken. Een najaars-oogstbericht uit Finland van den Nederlandschea consul te Heisingfors; aan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1881 | | pagina 1