VÏ882. Maandag 6 November. 5567. euilleton. tambi e s n er tigste Jaargang, erschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag. Binnenlandse he.Berichten, CO IIIIA JlBOMiKMSNTSi'RiJS, per kwartaal per post, dooi het geheele Rijk AftonderlïjUe iiouimms 1.85. - 2.50. - O.10. niTHKAC: JIAKKT,1 K, 124. Auvertkntikhujs: vaa 110 gewone regels met inbegrip van eene Courantf 1.10. iedere gewone regel meer0.10. Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend. iy deze Courant behoort een Bijvoegsel. Schiedam, 4 November 4882. Een nieuwe maand heeft haar intocht ge louden, als naar gewoonte omstuwd door trouwe satellieten, die in den vorm van ge reide en niet geïllustreerde, jeugdige en moer bedaagdebelangrijke en minder be langrijke tijdschriften,'lof eu blaam verkondi gen van rte voorgangsters der snel veranda- o schoenen. November met baar lange tvonden is zoo juist de tijd voor lectuur, ook die der tijdschriften. Ditmaal houden ze streng gericht, en er is wel reden vorir; wsnt op veleilei gebied gaven de laatste Eilanden stof tot onaangename gewaar wordingen. Wij slaan op de Vragen dos Tijds, en we lezsn^er van de band van den heer Mr. W. Heinecken het volgende. lOver de landmacht ïevat de troonrede geen bijzonderheden, slechts tea algemeene loftuiging. Na hetgeen over iet kamp van Miliigen is bekend geworden, lil daarover nog wel het een en ander voor vallen en zal de Tweede Kamer zich wel riet tevreden stellen met de zeer ontwijkende iouding van deu Minister van Oorlog! Kamp van MdligeuMinister van Oorlog!" Bij het doorbladeren van het November- summer van De Tijdspiegel moesten deze naman wel in het oog vallen, zoo dikwijls weiden ze er in genoemd. We vestigen er voor een oageublik de aandacht op. Het :ederlftndscbe leger verdient die, en het volk ag wel eens vernemen, hoe zijn zonen poefend worden n de wetenschap en in de saust, den vaderlaudschen bodem te verdedi gen tegen eiken vijand, die hel mrcht wagen dien aan te valleu. All I quel pUisir d'etre soldat 1" heet het ergens in een Fiansch lied en misschien is dit werkelijk het gevoelen van onze zuidelijke e&buren» bij ons hebben we nog zelden bet genot hooren piediken, verbonden aan bet even van den Hollandschen soldaat, en wer kelijk, nadegroole manoeuvres vaneen gedeelte van ons leger in het kamp by Miliigen, zal de geestdrift wel niet veel grooter zijn geworden. We nemen den Tijdspiegel op, waar onder den titel van >Ois?e Militaire Bijeenkomsten," in eeu debat tuascben gefingeerde officieren onze militaire zaken worden besproken. Een der heeren vestigt de aandacht op hetgeen deu 27en September 188'2 door den Minister van Oorlog aan de leden der Tweede Kamer was medegedeeld: De Minister dan zegt, dat het rapport over de kampeering en manoeu vres nog niet bij zijn departemeut is inge komen maar er is g^eii enkele reden om aan te nemendat zij niet naar belmoren hebben plaats gehad. Zeker heeft het on gunstig weder invloed gehad op het kamp en de manoeuvres; het was zelfs zoo, dat de Minister aarzelde of hij ze wel zou laten doorgaan, met het oog op het'bivakkeeren der troepen, voor welker gezondheid hij ook heeft te waken. Zoodra het weder eenigszins verbeterde, hebben de manoeuvres voortgang gehad en uit de mondelinge mededeelingen van de divisie-kommandanten blijkt, dat de manoeuvres zeer goed hebben voldaan." Dit antwoord was gericht aan het adres van den afgevaardigde uit Rotterdam, den heer Viruly, die gevraagd bad; "Welk is uw oordeel over do resultaten van de oefeniDgen des legers in dezen zomer? En is het waar, wat de heer Beekman in het Nieuws van den Dag heeft mcdpgedeeld Velen zullen zich die mededeelingeu herinneren, xe kwamen hierop neder: Bij de oefeningen van het vierde regiment infanterie waren ergerlijke zaken gebeurdde oefeningen waren in de war gestuurd, het geid was verspild. We lezen daar verder: Als men zich vooistelt onze jonge, doch gewillige eu gehoorzame miliciens, slechts 3 maanden onder de wapenen, met grooten eerbied voor huune meerderen bezield, doch vooral jegens den grooten man, dien zy meer bijzonder kenneH, deD vader vau de akompie", jegens den kapitein, dan kan men zich tevens eenigsziis eene" voorstelling maken yan het gevoel, dat die jonge tnenschen moet bekruipen, wanneer zy in alles behalve minzame termen dien meerdere, dien vader, hun kapitein voor het front van den troep zien wegjagen, den man, wieu zy ook daarna steeds gehoorzaam heid en eerbied hebben te betoonen. Of als zy zien hoe weinig de kommandant en de andere officieren eigenlijk te beteekenen hebben, nu in hun tegenwoordigheid hun zoo geducht de les wordt gelezen over hun toon van commando, het dragen van hun sabel, enz. O, Welk een genot soldaat te z\ju I De Mi nister van Oorlog schijnt dit feit te ontkennen, anders had hij zich ten krachtigste tegen de conclusie van den heer Viruly verzet. En toch. toch schynt de zaak niet tot het gebied der fantaisie te behooren en dan zeggen wij, burgermenscheu er dit van: nln eiken goed geordenden Staat, in elke maatschappij, in elke verceoiging moet de hiërarchie geëer biedigd worden, zullen deze instellingen voor verval bewaard blyven. De staat spat uiteen, waar de eerbied voor het gezag verloren gaat; maar het gezag geve dan het vooi beeld, door aan den mmdere,opzijn beurt weerde meerdere, de handen boven het hoofd te houden. Ver dient deze een terechtwijzingze worde hem gegeven niet in tegenwoordigheid van mindeien, hoogstens in die van gelijken of meerderen. De jonge miliciens, die bij het vierde regiment aan de manoeuvres deel namen, en waarbij er velen waren, die meer konden dan leien en schrijven, of wel het eerste alleen; waarbij er velen waren, die in geachte maatschappelijke betrekkingen werkzaam zyndeze miliciens konden door het gebeurde wel eens denkbeelden hebben opgedaandie voor de rust en de orde ia de maatschappij hoogst nadeelig z'yn. Men shaft den soldaat gestieng, die zich aaa oneerbiedigheid jegens meerderen schuldig maakt; mag hem hat voorbeeld daartoe woi- deu gegeven? Dat noemen wy, burgers, onop voedkundig en het zou zeer te wenschea zijn, dat het gebeurde militaire en burgerlijks autoriteiten tot nadenken had gebracht en hun het voornemen bad ingeboezemd, tegen over minderen nimmer den goeden toon te verlaten, den goeden toon, waardoor alleen wat goeds kan worden uitgewerkt. SCHIEDAM, 4 November 1882. Zoo als uit achterstaande advertentie blijkt^ zal het bestuur der Moutwijn-Vereeniging dn volgende week een lijst doen circuleeren bjj HH. Branders en Branders-Distillateurs, waar door xal moeten bljjken of zij gezind z'yn, op nader vast te stellen bepalingen, mod* te willen werken aan de oprichting van een onderlinge spiritnsfabriek. Wij meenen, dat de oprichting van zulk een fabriek in da gegeven omstandigheden een gewenschte zaak is, en vei trouwen op grond daarvan dan ook, dat belanghebbenden er hunnen steun niet aan zullen onthouden. Blijkens de in dit nummer voorkomende advertentie zal da heer J. Hofman, met zyu Marionetten Théaier te dezer stede gearriveerd, Woensdag avond in Musis Sacrum alhier een voorstelling geven. Gisternamiddag bemerkte vrouw Schalie, winkelierster aan de Nieuwe Haven alhier, toen zij in haar winkel 'terugkwam na ia het achterhuis eenige werkzaamheden verricht Novelle van FERDINAND VAN SAAR. is toch nogal sterk om dat te baweran." »In eder gevat is hot juist. Maar ik wil niet vaardig zijn, en een persoon uitzonderen iRijii arme moeder. Ja, mijn arme moeder heeft liefgehad,' ging hij in gedachten verzonkon Wort, nmiiar op bare plainer. Zij wilde mij A ods 'eis hebben, dan ik nu eenmaal was; mij steeds vormen en veranderen. Welis- niet met hardheid en strengheid, evenals ader, dien ik mij slechts nog (lauw of met spot en hoon, evenals de Told eonmet dian twijfelenden angst en oorzithtigheid, met die smartelijke teederheid, die liet grootste verwijt is. Ik geloof, dat zij enkel van verdriet is gestorven, omdat zij mij zoo, en niet anders ter wereld had gebracht. God liebbe hare ziel! En ziet gij dat is bot: ik kon liet nooit bij iemand goed maken. Ieder wilde mij anders zien; ieder wilde mij raden, mij op niouwe wegen brengen, en daar dat niet ging, haatten mij ten laatste allen. O, ik had in den loop der jaren zoo menigen vriond en ik heb zo allen zoo innig liefgehad, niet tegenstaande hunne fouten, gebreken en zwak heden, jazelfs niettegenstaande menige Ieclijke poets, die de een of ander mij speelde. Ik nam ze, zooals zij waren, tevreden mot hunne goede zijden on eigenschappendie zij evenals iedpr mensch, toonden te bezitten. Maar zij hielden het niet zoo. Zij beknorden mij, kwelden en plaagden mij, en predikten tegen mijn ge breken.het hardst tegen die, welko zij zelf in liooge mate bezaten, totdat ik eindelijk woe dend werd, en ze liet loopen. En dan de vrouwen o, do vrouwen. Nooit, nooit in mijn leven is liet mij gelukt, een vrouwelijk hart te winnen. Het was, alsof het geheele geslucht voor mij geen'ander oog had, dan dat dor verachting. En als het mij soms toescheendat ik eonigen indruk gemaakt had, na korten tijd, bijna iederen keer reeds na liet eerste gesprek was hot uil. Eon enkele zij is lang dood sctieen een dieper gevoel voor mij te hebben maar ook zij gaf mij op en zag mij daarbij met een uitdrukking aan, als wilde zij zeggenneen, bet gaat niet! En zoo ging het ook met mijn naam als dichter, die eigenlijk reeds vorloryn was, voor ik hem nog gekregen had; zoo ging hel niet mijn bcttekking met alles en ieder een zelfs mot do hondenJa. mijn waarde, zelfs met do honden. Sedert dien t*id heb ik zeer veel van deze dieren gehouden, en is het mijn brsto wenscta geweest er een aan mij te hechten. Maar teveigcefs! Hoe vele honden ik ook in den loop van den tijd bij mij nam, geen wildo zich aan mij gewennen, niettegen staande alle teodeiheid, die ik bon betoonde- en toen ik bot met strengheid wilde probeeren, bromden zij en beten naar mij. Zij liepen allen weg, do een voor, de andere na. Alleen mijn Tambi was de eerste, do eenige, die mij als zijn heer ei kende, die niet van mij week die mij liefhad! O, mijn Tambi! Mijn Tambi!" Da smart overmeesterde hom, en hij barstte, even als vroeger in de dorpsherberg in tranen los. Ik liet hem weonen. Nadat hij wat bedaard was, zeide ik: sNu ziet gij,'dat uw verlangen naar een trouwen hond toch nog bevredigd ïs geworden. Wie weet, of u het geluk ook nog niot ten deel valt, een mensch te vinden, die u alle liefde, bewijstwelke gij tot nog toe in uw leven zoozeer hebt moeten missen." Hij riclite zich op rEcn wonscbi" riep hij spottend uit. »Dat zou to laat zijn, ik zou zulk een liefde niot meer kunnen vergelden. Om voor iemand iots te zijn, moot men hem kunnen doan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1882 | | pagina 1