Gemengde Berichten. &W - t - - u i 1In'een adv. in de Qoetche Cf. vraagt men j"e ^tvvee- ezels, welke geschiktheid zouden be- utten om op te treden in een voorstelling van f*'- vJudas en Pilatus"." -I,- In eene particuliere correspondentie uit Atjeh, voorkomende in de Zutf. Crt. komt hot volgende voor: Der» 4en Maart werd te Ager Laboe nabij - Segli gevangen genomen Mozes Cohen, by de Atjehers bekend onder den naam van Toekoe- Ali. Deze in het laatst van 1880 gedeserteerde 1 militair heeft in de laatste jaren bij onze vijanden eene niet onbelangrijke rol gespeeld en veel van zich doen spreken en schrijven. Omtrent zjjn gevangenneming het volgende: Den 4en dezer was hij met "Vriezekalk, even eens een berucht deserteur, te Ager Laboe in gezelschap van eenige Atjehsche hoofden bezig te beraadslagen, toen een Atjeber bin nenkwam en meldde, dat er buiten iemand •was, die brandy verkocht. Ofschoon Vriezekalk geen lust toonde zich aan dat edele vocht te goed te doen, kon blijkbaar Cohen zijne Europeeschen aard nog niet geheel verloo chenen, en ging hjj naar buiten om een snaps, voorzeker niet vermoedende, welk een strik 'hem gespanneD werd. Of Vriezekalk er de lucht van had, weet ik nietzooveel is zeker, 'dat hg er zich niet aan heeft gewaagd en den dans is ontsprongen. Nauwelijks was Cohen buiten gekomen, of hij werd door een achttal. Atjehers aangegrepen en gekneveld, in een sampan geworpen en naar boord van de Païemhang gebracht, waarmede hij den 5en te Oleh-leh aankwam. Voor den prijs op zijne uitlevering door ons gouvernement gesteld, werd hij alzoo, door het volk, waarvoor hij zijnland verried, aan zijne en .hunne vijanden overgeleverd. Cohen was geheel Atjeher geworden, en wie hem ontmoet had, zonder hem te kennen, zou moeilijk den Europeaan in hem hebben gezien. Te Kotta-Radja werd hg aangebracht, gekleed met een pantalon, Atjeh-model, en een zwart Smgapoersch topje (mutsje) op. Het bovenlijf was geheel naakt; de muts be dekte alleen de kruin van zijn hoofd, zoodat aan alle kanten de haren er onder uit te voorschijn kwamen. Baardeloos, in die klee ding, met het brutale voorkomen, zjjn nieuwe vrienden eigen, de huid gebruind door de 'zon, vrij zwaar gebouwd, en den gang der bergbewoners over zich hebbende, koo mén hem gerust voor een Atjeher houden. Overi gens zag hg er welgedaan uit, en gaf bljjk lang geen honger te hebben geleden. Hg was de eerste militair die deserteerde, was met tjéne vrouw (of misschien wel meer) van zijn nieuw laud getrouwd eu heeft zeker niet ge droomd, dat zijn rijk zoo spoedig een einde zou nemen. Over zjjn verderen levensloop zal wel spoedig beslist zijn. .Cohen heeft, toen hjj bij de Atjehers was, ook getracht anderen over te haleD zijn voorbeeld te volgen, getuige een brief, dien hij aau een zijner vroegere kameraden heeft geschievencn hier bij eeo der officieren berustende is. Eergisteren is te Heeienveon door de politie in beslag geuomeu een biljet, tlat in kleur viij wi-1 oveieenkwam met een echt bankbiljet, doch, onder meer afwjjkingen, in plaats van »Nedei landsche Bank" do woorden ïNeder- 'lamlsche Wensch" en iu plaats \an sveertig gulden," jveeitigroudig" te lezen gaf. Het was Ma een herberg voor een echt bankbiljet van 1 f 40 ^gewisseld. 'De nieuwe Sea Messenger (zeeboodsclmpper) «van den heer Lefèbre met inhoudende dépêche, is door het Eogelsche schip Bed Jacket op 3 April jl. in de nabjjhetd van Harwich in goeden», staat opgehaald. Deze Sea Messenger weid door het stoomschip Prinses Marie van de Stoomvaartmaatschappij Zeeland in deD nacht van 27 Maart ten 12 uur in de'Noordzee op de hoogte van den West-Hinder met eene dépêche over boord gezet. Het in volle zee - ""4. r-T- opmerken van dézen ''Messenger bevestigt het vermoeden dat hg in zjjn drgvenden staat uitstekend zichtbaar is. Door Dr. Kuyper is aan Prof. Hartingonder staand schrijven gericht: Aan den Hooggeleerden Heer Dr. P. Hauting te Amersfoort. Hooggeleerde lieer. Ten bescheid op mijn kort epistel zondt gij mij twee brieven tegelijkden éénen kort, den anderen zeer lang, die ik op mijn beurt met niet minder t dan t w e o epistelen beant woorden kan. Immers, twee quacstiën mogen niet dooreengemengdlo. de quaestie of mij door U wel recht gedaan is, en 2o. de quaestie van het verschil in levensbe schouwing, waar Gij in uw uitvoeriger schrij ven mij met zooveel ernst, onder zooveel waar deering en op zoo humanen toon naar verweest. Sta mij toe dien strijd tusscben de Christelijke en de Humanitaire levensbeschouwing niet op politiek terrein, maar in de lleraut (misschien reeds de week na Paschen) te bespreken. Daar is meer ruimte, en dan houd ik het politiek debat niet op. Maar wat in het politiek debat wel-thuis hoort, is de beoordeeling van uw schrijven naar Engeland, en mijn, naar aanleiding van dat schrijven bij u ingediend verzoek om herstel in mijn recht. Over dat punt toch, het eenige waar het in onze correspondentie op aan kwam, glijdt uw antwoord ongomerkt honen. Dit geeft Gij mij toch gewonnen, Hooggeleerde Heer, het schrijven van den heer Willing riep u niet te hulp, om mijn oordeel over onze b i n- nenlandsclie nationale verhoudingen te ont- wnpenen, maar uitsluitend om don ongunstigen indruk weg nemen, dien, naar de heer Willing voorgaf, mijn oordeel over Engeland in de Bntsche pers had teweeggebracht. Diidr en ditarovcr alleen liep de klacht, die uit Man chester tot u kwam. Er was hier in Nederland door den leider van zekere partij ongunstig over Engeland gesproken. Dat kon kwaad bloed zetten en daartegen moest men bedacht zijn op verweer. Uw antwoord aan den heer Willing, dat de door mij gehouden rede, naar ze uit de verslagen der dagbladen kon gekend worden, hier te lande »a 1 g e m e e n e verbazing en afkeuring" had gewekt, kon dus, in verband met de klacht van den heer Willing, niets anders beduiden dan dit»Dr. Kuyper heeft zich wel is waar hoogst onvoorzichtig over Engeland uitgelaten, maar in beschaafder kringen komt een ieder hiertegen op!" En dit was nu niet recht. Reeds naar mijn redo in de verslagen voorkwam want ook daarin stond niets beleejligends voor Engeland. Toch was in die verslagen weggelaten: do. dat ik uitdrukkelijk verklaard had, dat ook in Enge- lands leger gebeden was, en onze g e 1 o o f s- banden met de Engelsche broeders even hecht waren, als die mot de Transvalereen 2o. datik met klem had doen uitkomen, heeóókinde Engel sche beschaving verre boven de Fransche sociale verhoudingen ter navolging voor mijn land verkoos. Daarom zond ik U mijn gedrukte rede. Een stuk waarvan ik U voetstoots toegeef, dat het volstrekt geen stenographische kopie is, maar dat in al mijn passages over Enge land (de eenige waarover het geschil tusschen u en mij liep) toch zoo stipt correct was, dat zelfs De Amsterdammer op niet ééne enkele dier passages, ook maar ééne opmerking maken kon. Nu docht mij, met dit gedrukte stuk voor oogen, moest de overtuiging in U geboren zijn, lo. dat ik niets gezegd had, wat voor Enge land belecdigend kon zijn; 2o dat ik integendeel tot tweemalen toe over Engeland in hoogst waardeerenden zin had gesprokenen 3o. dat eer Frankrijk dan Engeland reden tot klacht had. En was dit zoo, dan volgde hier ook uit, dat do heer Willing verkeerd was inge licht geweest, en dat uw antwoord, dat mijn woordc(us ook het ovor Engeland door mij gezegde, »algoineene afkeuring" had gevonden, onjuist was. Want wat gij meent, Ilooggeleetde Heer, dat mijn zeggen aan generaal Smit»Vallu die vlag nooit in handen van den Brit" voor het Engelsch nationale gevoel te kwetsend zou geweest zijn, is toch waarlijk niet in overeenstemming met de toestanden gelijk ze in Engeland thans zijn. Meer dan Gij vertoefde ik in de laatste jaren ir. Engoland, en uit eigen aanhooren kan ik U verzekeren, dat hetgeen in Londen door Engel- schen on tot Engelschen, nog wel in bijzijn van vreemden, herhaaldelijk over Transvaal gezegd is, op zijn zachtst genomen, tien maal gneven- der was dan wat ik U zei van die vlag. Zelfs zou ik zeer bcscheidenlijk vragen durven, of', als (jij, Hooggeleerde Heer, de grooto'* groep van de Toi ies en Forster's vrienden, waaronder ook edellieden als Loid Shaftesbury met den naam van ».!iiigo's" in een voor publiciteit bestemd schrijven bestempelt, niet dooi' eigen voorbeeld toont, hoezeer ook in Uw oog volkomen r-zffmaiat. 'f' t, o* „wrv**s 't x" n Nar v f i r bij het bespreken van Engelsche toestanden ge oorloofd is. Indien Gij U dan ook herinnert, wat Gladstone in zijn Mid-Lothian-spcches over deze zelfde quaestie -zeggen dorst, 'ja hoe Tory- ministers zich soma over Rusland in liet publiek uitlieten, dan zult Gij zelf moeten toegeven, dat het eene miskenning van de Engelsche verhou dingen-zou. zijn, indien men waande, dat öf Engelands volk iif ook Engeland» Regeering, ook maar eenigen den minsten aanstoot nemen zou aan wat in een zoo klein landje als het onze, nog wel in eene werkmansclub, over Engeland wierd geredekaveld! Dit nu, Hooggeleerde Ileor, is het eenige punt, dat mij bewoog een beroep op uw rechts besef te doen. Mij docht, Gij moest inzien, dat uw brief aan den heer Willing n i o t b i 11 ij k te mijnen opzichte was. Tot dit ééne punt be paal ik mij dan ook. Al het nndeio zou van wat in onze correspondentie hoofdzaak was slechts afleiden. Eene zelfbeperking, die ik mij te eer durf opleggen, omdat uw meening, als wierd ons Christenvolk door de thans bovendrijvende cöterie niet onderdrukt, reeds terspiakekwam in tweo artikelen van mijn hand, (de Refugiés on liet Dreigement) waarvan ik de oer lieb u bierbij een exemplaar toe te zendon. In het uitzicht, dat het mij gegund moge worden, eerlang in Dc Heraut de ernstiger maar heel andere quaestie, die Gij wel wildot aanroeren, zoo ik hoop, op even ernstige wijze, te beant woorden, gun ik mij de eer U, Hooggeleerde lieer, de betuiging mijner bijzondere hoogachting aan te bieden, terwij! ik mij teeken Uw. Zeer. Dw. Dienaar. Kuvpeu. Over lichtende aardappelen deelt Dr. L. Muller in de Landbouw Courant mede: In de dagbladen doet een bericht do rondreis, dat des Donderdags der vorige week bij den burgemeester van Dubbeldam aangifte gedaan is van eene poging tot vergiftiging aan de Mijl, nabij die gemeente. Men had namelijk bespeurd, dat aardappelen, waarvan daags te voren ge geten was, in het donker sterk lichtten, licht gevend warenzij geleken op zilveren ballen. Een scheikundig onderzoekdoor de HH. Da Bossen en Giltay te Dordrecht gedaan, toonde niet do minste sporen van phosphorus aan. Vermoedelijk zoo schrijven de Rotterd. bladen van 1 April heeft men in casu to doen met een tot heden onbekend verschijnsel, veroorzaakt door eene of andere schimmelplant. Ik kan hierbij aanteekenen, dat de hr. J. W. D. Roéll, voorzitter der afd. 's Gravenhage der M., voor tuinbouw en plantkunde, mij op eene samenkomst te 's Gravenhage des "Woensdags avonds 20 Februari II. een zakje gaf, waarin eenige den dadrvoor gaanden Zaterdag gekookte aardappelen oen restant van hetgeen tot mid dagmaal van het gezin gediend had die zeer sterk lichtten. Zij hadden dat des Zaterdags avonds naar toevallig gemerkt was reeds gedaan. Een deel van het mij afge stane gaf ik aan een mijner vrienden te 's Gra venhage, die kort daarna mededeelde ongeveer hetzelfde als ik te hebben waargenomen. Ik sneed, Woensdag avond te huis teruggekomen, één der steeds sterk lichtende aardappelen door, en bezag het verschijnsel door de meest vergrootende loupe, die in mijn bezit is. Inwendig lichtten de aardappelen niets, alleen aan de oppervlakte. Met oen pennemes liet zich de lichtende oorzaak wegnemen en het mot behulp daarvan verwij derde, lichtte, op donker papier voorzichtig uit- gestieken, nog een weinig. Op 22 en 23 Febr. moest ik naar Briello en Hekelingen, om daar voordrachten te houden. Op 24 Febr. tehuis- komende lichtten de aardappoleu nog, maar merkelijk minder. Ilun toestand was toen echter van dien aard. dat verder bewaren op mijne kamer niet geraden schoen. Tijd en gelegen heid om eon nader onderzoek te doen of te vragen heeft mij, inzonderheid doordat ik van huis moest, tot mijn spijt ontbroken. Ik kan echter nog mededeelen, dat door blazen op de lichtende aardappelen in de mate van het lichten geen wijziging teweeggebracht werd dat er geen spoor van den kenmerkenden phos- phorus-reuk te bespeuren was. Mijn vriend, aan wien ik cp 20 Febr. een deel der liclittende aardappelen had gegeven, zeide mij later, ze in een glazen kommetje in een loket van zijne schrijftafel to liebbon geplaatst. Die loket was daardoor geheel verlicht geweest. Ook hij meende te mogon aannemen, dat in casu geen sprake was van sphosphoresseeren." Tot heden heb ik vruchteloos in onder mijn hereik zijnde werken naar soortgelijk verschijnsel gezocht. Ik had dan ook geen plan iets mede te deelon van hetgeen door vórscheidene personen waui'ondcr het geheele bestuur van de afd. 's Gravenhage der Hollandschu M. v. L. (1) op 20 Febr. en dagen daarna door mijn vriendhuisgen ooten en mij (1) Naar Dr. M. is medegedeeld, is ook aan ür. Koppesclianr, oud-directeur en loeraar aan do II. B. S. in Den Ilaag", van het verschijnsel bericht gegcvcm 'herhaaldelijk waargenomen is. Maar,het bericht uit Dubbeldam, vooral dé uitslag van het schei"..--; kundig onderzoek, dwingt mij'tottdeze mede-, deeling, hoe sober die dan ook daar mij wegens andere bezighedep nader onderzoek onmogelijk was wezen moge. Misschien wekken zij de aandacht - en bespiedt deze of gene gekookte aardappelen zoo nu en dan eens in den donker om dan, zoo zij lichten, een grondig onderzoek te doen. Ouwerschlo. Gisteren had op de openbare school alhier ééne prijsuitdeeling plaats aan alle kinderen, vanwege de Vereeniging tot bever' dering vau de belangen der openbare school, daartoe in staat gesteld door vrijwillige bij dragen van vele ingezetenen der gemeente, Den Haag. H. M. de Koningin is gister- namiddag te half éen uur van hare reis naar Londen in de residentie teruggekeerd. Z. M de Koning bevond zich met het prin sesje Wilhelmiua een poos vóór de aankomst van den trein in het stationsgebouw. Bij het binnenkomen van den trein in het station verscheen Z. M. op het plankier en wachtte, het prinsesje op den arm dragende, zjju ge malin aan het koninklijke salonrytuig op. Z. M. omhelsde de Koningin, die bij het weerzien van haar dochtertje het kind her haaldelijk kuste. Het koninklijke gezin begaf zich in een open landauer naar het paleis. De Minister van Buitenlandsche Zaken en de commissaris des Konings in deze provincie waren ter begroeting van H. M. aan het station tegenwoordig. Amsterdam. Den lOden Mei zal alhier in het Paleis voor Volksvlijt een reuzencon- ceit gegeven worden ten voordeele van de kinderziekenhuizen. Twee wei kon van tien Vlaamschen compo nist Peter Benoit zullen onder diens persoonlijks leiding ten gehooret worden gebiacht: ds ïRubenscantate", hetzelfde werk dat op het muziekfeest te Arnhem werd uitgevoerd, en sDe wereld m", dat op het duizeod-kinder- concert zooveel bijval verwieif. Zeshonderd dames, driehonderd heeien, achthonderd kin deren en een orkest van 100 man zijn tot medewerking uitgenoodigd. Ouder leiding vau den heer IlenriF. Brandts Buys zullen de beide werken worden inge studeerd. Ais een bewijs hoe veredelend dergeljjke uitvoeringen op den volkszang werken kan dieuen, dat de A tnsterdamsche jeugd 's avonds van de repetitie door de Kalverstraat komende, uit volle bout de fragmenten zingt, die zij reeds van buiten kennen. De straatjeugd Deemt gaarne de melodie ovei en zoodoende is het een uitstekend middel om de min of meer walgeljjke deunen van het straat-repertoire tff doen verdwijnen. 'tls te hopen dat onze Hollandsche com- ponistcu vader Benoit's voetspoor zullen drukken en er voor zorgeo, dat de jeugd hedeien te zingen krygc, die shallee hallo" en het nog zooveel lager staande genie van straat deunen verdringen. Men is op deu goeden weg, de volkszang- scholen beginnen populair te worden, de music: zorgen voor een afwisselend repeitoire! Breda. In een gisteren alhier gehouden derde vergaderiog van crediteuren der firms Reijtider8 wilden dezen niet treden in een minnelijke schikking, zoodat faillissement zol worden aangevraagd. Tegen de broeders Filbry is bevel tot ge vangenhouding uitgevaardigd. Te Napels ieven 8000 meuschen van liet vervaardigen van handschoenen. Daarvan zijp 6000 vrouwen. Italië voert jaarlijks 500,000 dozijn paren uit, deels naar Engelaud, deels naar Amerika.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1884 | | pagina 2