a
l
s
Feuilleton.
I» HIT nnTAI TILLERS.
SSSsPr>p;r^rW7W' ^v1
■V. 1884.-
Maandag 12 Mei.
-•«* 5957.
#i
Eerste Blad
IS.
-A. c li t e u Dertigste Jaarsrang-.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
*V"\ '- K* 1 r
- o.io.
Ö-/' i't -A *«z-U&,.^ >v_ r 1<; - -
S"*»,
-
1
ieden
m,
5SE.
IS t 6
ink-
zich
WW,
T
J
s,
55"
4»
'4
awrotosi^
t ,n
'1 «I J
I i'il n«#3
ABDNKKKKNrHI'KUS, per kwai mu!
ffanjo"per post, door het gelieele Kijk
Aftonderlyke noininors
1.85.
- 2.511.
BURBiVi MARKT, E, 19#.
Aovkrtbntieprus: vsa t—-10 gowoue regels met
inbegrip van eene Courantf MO.
Iedeie gewon» regel tneer- 0.10,
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
i: Schiedam, 10 Mei 1884
Bleek liet uit de gelevrnde kaïaktei teeka-
iing tan Prins Willem V, dat de schryver
vso Prins Frederik iler Nederlanden bovenal
i 'ekening houdt met de werkelijkheid, die hij
jeenszins, ter wille van deze of gene omstan
digheid, schooner tiacht voor ie stellen dan zy
jwerkelyk is geweest, niet minder komt deze
schoone trek uit, wanneet hy ons de veel
- besproken viouw des stadhouders schetst,
1 JNiet zoo, zegt hij, aanstonds na zijn teeke-
ning, vau Willem V, niet zoo 's piinsen
jevendige gemalin, H. K. H. Fiedeiika Sophia
Wilhelmina, dochter van Prins August
Willern van Pruisen, welke mogendheid de -
'anders zou verstandige Rossi zich in de eerste
1
helft onzer eeuw nog vermat te uoemen
tun parvenu politique." Fiederik de groote
had zijn nicht bij haar vertrek naar Bolland
«~in 1767 gelukgewenscht met de woord®1
tVous êies heureusema tiièce: vous alless
tous ètallir dans un paps, oü vous trouverez
towt les avantar/os do la royaulè sans aucun
it teinconvénienisZij was in Nederland
barteiyk en met groot welgevallen begioet,
om haar schranderen geest, indrukwekkende
gestalte en jeugdige lieftalligheid, al zag men
s'ipoedtg.in dat le Prinses haar gemaal verre
overtrof in geestkiacht en vastberadenheid
vau karakter. Haar echt vnrstelyk uiterlijk,
hare donkere levendige nogen ander zwaar
geteekende wenkbrauwen, fijne trekken en
scherp saamgetiokl.cn lippen vormden eene
sterk spiekende tegen-telling met het weinig
jodrukwekkem), schier burgeilyk uiteilijk van
den Piins.
In stienge monarchale beginselen opgevoed
en vreemd aan de kennis van onze oligar-
rchisehe staatsregeling, aanschouwde de Prui
sische koniugsdochtci weidia niet- gioote
taleurstullipg de vei houding van tien stad
houder, 'Schijnbaar met alle teekeuen van het
koningschap bekleed, tegenover de tegeilten,
de souvereinen in den Staat, Bovendien
stichtte veel kwaad de barones Von Dauc-
kelmanunaamgenoote van den bekenden
Minister van Pruisens eersten Koning oud
gouvernante der Prinse^, die haar naar Holland
was gevolgd, op het Binnenhof de vertrekken,
van wijlen de prinses-royaal, de weduwe van
Willem II, bewoonde, en op allerlei wyzen
met behulp van den loggen, stottereudeu
hertog iutiigueerde. Zy ontwikkelde laog-
zaïneihand de sluimerende kiemen van eer-
en heerscluucht io het hart der jeugdige
voistiu. De Pnnses was volstrekt niet afkeerig
van dooi tastende maatregelen. Gaarne had
zij liet gezag van den erfstadhouder hooger
zien opvoeren: alsof het haar echtgenoot, ota
souveiein te zijn, alleen aan den naam ontbiak.
Desnoods rekende /ij op Pruisische hulp tot
beteugeling vau de staten en de patiiotsche
partij, die juist, tot handhaving van lands
vryheden, de macht en denjmvloed^van.den
'stadhouder binnen do vóór 1747 vastgestelde
grondwettige gieu/en wenschten te beperken.
Hoewel het üeie, in menig opzicht manne
lijke kuiakter zijner nicht hem aantrok, keurde
de gruote Frederik ,het minder goed, dat de
vrouw, die hem lief was om hare deugden,
begaufdbeden en de uitmuntende opvoeding
haier kinderen, zich inliet met staatsaauge-
iegeuheden. Toch deed de Koning de Aige-
meene Stalen meermalen vermanen en tt achtte
z'ynen gezant, baion Von Thulemeijer, die
vooitdutend door Frankiyk's ellendige staat
kunde en den verwaanden hertog De la
"Vauguyon, later door den markies De Véiac
werd tegeugewerktals bemiddelaar m de
geschillen te doen optreden. Ook de prins-
gezindeu zagen ongaarne een vreemde vorst
zich bemoeien met de bmnenlandsche aan
gelegenheden der Republieken zochten
snaar te vergeefs, deu vloed te stuiten vau
hoogeie en lageie Duitsclio beambten, die te
's Giaveuhuge onder de bescherming der
Prinses hun geluk kwamen bepjoaveu eu op
het Binnenhof de manieren van het hofleven
te Berlyn verlangden in te voeren.
By toenemend overwicht op Haar echtgenoot,
ging de eensgezindheid ten hove veelal ver
loren en matigde de Prinses zich een invloed
aan, waardoor het gezag van haar gemaal
meer en meer ia de schaduw werd gesteld.
De gioote, wit satyn behangen, met ryke
schilderingen eu eigenhandig geborduurde
meubelsprachtig gebloemde Sèvres-vazen
en kostbare voorwerpen, meestal van Berlynsch
poiceleio, versierde salon van de vorstin op
de tweede verdieping van het stadhouderlijk
kwartier, vulde zich allengs met het meest,
uitgelezen deel der hovelingen, met vleiers
en sollicitanten van allerlei soort. Meer en
meer werd zy aldaar de spil, waarom alles
zich bewoog; terwijl de kleine, met hout
beschoteneenvoudig ingerichte audiëntie-
kamer van den Prins, waar uren lang met
beraadslagingen 'omtrent zaken van onderge-
-ahhikt belaag ié loor gingen, ledig bleef.
Groot was de ergernis, zoowel van de ge
matigde staatsgezinder) sls 'vaa de verknochte
aanhangers vau het huis van Oranje. Hoezeer
ook overtuigd van 's Prinsen zwakheid als
regeeringspersoon, hechtten zy groote waarde
aan de plaats, door hem als-Oranjevorst in
de Republiek bekleed, en gevoelden weinig
voor de door aanhuwelyking verbonden ge
slachten.
Het vertrek van den Stadhouder uit Den
Haag, de reis zijner gemalin naar Den Haag,
haar aanhouding, de tusschenkomst der
Pruisen en de daarop gevolgde herstelling van
den Stadhouder in zyn waardigheden, al deze
gebeurtenissen worden door den schryver in
de levendigste trekken afgemaald; op elke
bladzijde wordt de indruk versterkt, dat de
schrijver het groote voorrecht heeft gehad,
meer dan gewone inlichtingen te verkrijgen,
Ken glimlach valt moeieljjk terug te
houden, wanneer we van de algeineene versla
genheid lezen, die zich van het meerendeel
der patriotten bij de nadering der Pruisen
meester maakte. Niet' het minst in Den Haag
Alvorens er een schot kruit was gelost of eett
Pruisische patrouille te zien, waren de Leid-
sche straatweg en de vliet bedekt roetry-ea
vaartuigen vau allerlei aard. Ook de weifel-
hartige raadpensionaris Van Bleiswijk, werk
zaam op het Binnenhof in dezelfde hoek-
kamer aan den vijver, waar Oldenbarne-
veldt, Cats en Johan de Witt aan/s lands
grootheid hadden gearbeid, pakte zyne goede
ren te zamen, maar werd in de vlucht verhin
derd en binnen zyne woning streng bewaakt,
uit vrees voor misbruik vau het grootzegel,
waarvan hy bewaarder was."
De intocht van den* Prins in den Haag op
20 September 1787 wordt vervolgens in bij
zonderheden geschetst. Niets is vergeten, ook
niét de byzonderheid, dat de Prinses uit Nij
megen de'beide mooren Cadron en Cupido
had vooruit gezonden, om by de aankomst
van den Stadhouder in zyn verblijf tegen
woordig te zyn.
sMet bun gouden rokken, witte routseD,
groote rollende oogen en bronzen gelaatskleur
stonden zg daar, om aau de ontvangst van
den Stadhouder den Koninklijken luister bj}
te zetten, waarnaar de doorluchtige Nassauers»
sedert hun huwelyk met koningsdochters, meer
en meer hadden gestreeft.
De beschrijving vau de eerste audiëntie
door den Prins na zyn terugkomst gegeven
besluitte onze aanvankelijke kennismaking
met dit merkwaardige boek.
De prins verwisselde in de bovenvertrekken
van het stadhouderlijk kwartier haastig vaa
kleeding, en begaf zich vervolgens langs :<e
gaiety op de eerste verdieping naar de groote
gehoorzaal. De antichambre boven de stad-
houderspoert was heden niet ruim genoeg om
allen te bevatten, die den prins wenschtea
te verwelkomen. Het eerst ontmoette hy den
hoog bejaarden baron Fagel, bjjna zestig jaar
grilfier van Hun Hoog Mogenden. Warm
drukte Willem V zijn ouden vriend de hand,
en antwoordde op diens vraag, wanneerthet
l
NOVELLE VAN BUD0L1* I.INDAU.
6.
ff--'Mijnboor Doucot was verplicht zijn schoone
roumen af ta breken, om zich weder geheel
jfjian de treurige weikolijkheid te wijden. Depos-
tiljon, -geen genie maar een pructisch man, die
fworuit gezien had, dat hij, zooais dit altoos
ï'tijn lot op aarde was, de bij toeval voorkomende
•handenarbeid zelf zou te verrichten hebben, had
Jait den üGouden Leeuw" ccn kiemen handwagen
f idegebraclit, waarop het, nu hard bei rozen
k lijk door hem, dan wachtmeestor en den conduc-
■^feur, drie sterke mannon, behoedzaam nederge-
Isgd weid. De gendarme legde zijn groolen
'fnuntol over den doode; Berger trok den wagen
an zoo ging het langzaam naar hot vlek terug.
Gedurende eenigen tijd scheen de sombero
lucht zich op te helderen; nn echter'betrok zo
weer.
Do sneeuw vïèl in dichte massa en een hevigo
wind joeg den voorttredonden mannen de ijskoude
vlokken in het gelaat. Mijnheer Doucot gevoelde,
dat hij groot gevaar liep verkouden te worden;
maar lieden kwam hot er op aan, op zijn post
te blijven, ja zelfs, nis het zoo zijn moest, op
zijn post te sterven. Hij zond don heer Duchesno
mot Lamy on don postiljon naar Villeis, om
daar het lijk in den «Gouden Leeuw" neder te
leggen, in de kamer, die Riancourt bij zijn leven
bewoond had; hij zelf maakto zich gereed, dm
in het gezelschap van den wachtmeester, den
f.raaf van Villeis op to zoeken, bom van den
in zijn park bedreven moord te onderrichten,
en hem in naam der wet te bevelen bij het onder
zoek naar da sporen van den misdadiger de be
hulpzame hand te bieden.
Voor het slot waren twee knechts bezig de
sneeuw weg to vegen en den weg naar den
hoofdingang schoon te maken. Do wachtmeester
keèk er eens naar, t-rwijl de heer Doucet het
kasteel was binnengegaan, om zich bij den graaf
te laten aandienen.
«Dat is monnikenwerk, wat ge daar doet,"
z.euie hij. «Binnen het half uur is alles weder
vol gesneeuwd."
«Je hebt gelijk," antwoordde een der knechts
knoi rig i «maar de heerschap krijgt or geen
.koude voeten van, wanneer een onzer tot aan
zijn knieen in do sneeuw staat."
De wachtmeester, een zeer conservatief man,
liad geen lust iets kwaads van de grafelijke
familie te hooren. Hij bemerkte op eens, dat hij
geen mantel om had, en ging het kasteel in:
Guorre, een oud vriend, zou hom zeker Wat
warms te drinken geven.
De oude jager zat in zijn kamer en was juist
bezig zijn bordje soep voor zijp ontbijt te ge
bruiken. Hij noodigde den wachtmeester uit plaats
te nemen, bood hem een glas wijn aan en wilde
toen beginnen van stroopers en houtdieven ta
spreken, oen onderwerp, waarover hij in zija
gesprekken met den veldwachter gewoonlijk on
uitputtelijk was. Deze had tot hiertoe gezwegen,
om Guerro in zijn bemoeiingen van gastheer niette
storen; nu echter verhaalde hij hem in korte
woorden, dat de jonge graaf de Riancourt ver
moord' was, en maakto den ouden man sprake
loos van schrik. Toen Guerra'eindelijk weder
spreken kon, ea het duidelijke bericht van den
veldwachter gehoei bogrepon bad, ook de om
standigheid, dat het schot op Riancourt van uit
het park van Villers was gelost, stliurde hij na
denkend in het haardvuur en zeido met de
voorzichtigheiddie aan oude boeren zoo
eigen is:
«Dan kon de jongeheer toch wel gelijk heb
ben gohad."
«Hoe zoo?" vroeg de oplettende veldwachter.