?"-:>v Ma'anftagf'^^afnrü^rii'
mê
WÊM
Stfssssss&2
>-*! .-
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
dot
fl-rö,
franco
neerèo
jBONHKMKNTapiwJH, per kwartaal
Jivkv per post, door het geheele Kijk
A uvtsKTBNïi tPRUövan 1—10 gèvruue regels mei
inbegrip van èene Courant
Iedere gewone regel meet
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
Kinners
lam van
jinnderlijke noininern
de leer; de schaatsen doen alles, zorgen van
allerlei aard, tot financieele toé,; lessen en
schooltijden, tot zelfs partyen en partyschappen
vergeten. We zijn weer echt /Öoliandscho
menschen. V.
Is er ooit een geschiedenis van hét schaat
senrijden geschreven? 'tI3 ons.,diet bekend;
bouwstoffen van allerlei aard zijn er^daar.vpor
echter in overvloed aanwezig.»Lezen(we niet,
dat de Hertog van Alva voor zyn troepen, die
in 1573 Haarlem belegerden, zéven duizend
paar schaatsen liet maken, opdat ze dezelfde
tours de force zouden uitvoeren als het Hol-
landsche Geuzenvolk, dat met schaatsen aan
de voeten over' het Haarlemmermeer de
sleden voortbiiksemde, die voedsel, kruit en
lood voor de benarde veste aanvoerden. De
anne Hertogzijn Spanjaarden zouden Holland-,
sche jongens worden I Voor een ding is des He'r-
togs bedryf goed geweest. De Hollandsche
schooljongen bezigt liet, als bij graag een paar
schaatsen van zijn vader wil hebben, als een
klinkend argument en illustreert het vei haal
met eenige vérgrootiug, als hij van de. zeveu-
duizend paar er zeventigduizend maakt.
En lezen we niet van onzen stemmigen
stadhouder Willem III, dat hij met Mary op
den Vijverberg in den Haag de dolle streken
toejuichte, die de ongelukkige bastaard van
ICarel II van Engeland, de Hertog van Mon
mouth, op het ys uitvoerde!
En om van latere dichters niet te spreken,
de vroegere achtten het niet ouder zich, het
Hollandsche ysvermaak te beschrijven. Biédero
schildert een Amsterdarnschen ijsdag in 1616
op den Amstel, met kleuren, een Hollaodscheu
schilder Oer 17de eeuw waardig:
Wat was daer een gherit van vlasters en van kemsters,
Van Vcsjes volck en aars, dier ryen op de baan,
Dg freyste jongeluy die vynmen onger 't gaan,
Of die doen as rno nift, die ryt met huer spuel-nootjes,
En vryortjes om veer of after op de slootjes.
VVat was daar en gedoen, en geraas, en gescherm I
Myn' ooghen schemerde; wat quam daer en geswerrn
Van jongos en van goet ontrent de kooren-dmgher!
Hoedrock haddet Nies ICaeckx, die bromde mit huer
(swagherl
Hiér.hey, Ilarinen Hooch-hart, die so weyts rijt en snort,
Die haeckten in beur sohaets, so dat de goet-hart stort
Eti vil een harde smack, o dat ick my niet doot lach,
Wantsy vil op haor neus, so dat ineraal-korfblnotsacli,
Daer. quam Jueriaen mit sen siecke lijf op het ijs,
Dio arme breke-bien, die reet met lange Lijs
Sy ree barder dan hy, hy liet hum rnoyijos slepen;
En Schranckélde so voort; och 1 hy luidt sulcke grepen I
Ily hompelden, hy sprongh, en m'aeckten niet vuel
(vaarts,
Do luy sagen een jeucht in Juere Jannen nahrts,
3o genoechelijck gingh.dic, as hy hum liet ylissen,
(trouwen,
Het volck stondt en lachten, dat se huer bepissen
(wouwen,
Daar hadje styve Dirck mit zyn nieuw-backe-wijf;
Hoe bevroren gaat hy! zyn hooft staet hem soo stijf
Oft op een staack stongh, in hy het ien paarbienen,
Tros yefnots in hetlangkt; hierLobbrichplechtemienen
Dat "hy !t puyck was vande stadt; mar noch. onso
(Machtelt
Die hetse hum emaackt vannen stick vannen swachtelt;
Haddet sou lieve moor hum niet hart of eraan,
Hy souwje alle daaghs mit vier paar kotise gaan,
Tis sulcken soete vaar! hy kan hum so dichthouden!
In hy ruyekt assen krnyt, ick miengelijckeon bonghsen,
Dalhy hum warmpjes houwt, dat prijs ick hem met reen,
Sey Jan Kackinack'lijck, warmt maackt gheen lamme
(leen.
Hoe kostelijck, hoe druets reet Melis mit sen vrijster,
Al ist een bolle-ineyt, t is al een frneye rijster,
Sy dreef Ij! assen vos, 't is jammer dat blneuw Aecht
So vreeslijck vande kouw is alle jaers gheplaeght;
Helften tijdt AraZ/ïee an luier hangden en huer wanghen,
Tis vreemt dat an huer neus geen groote spijekers
(haiigden,
S6 koumlisordich isse. Quam 's op de turfmarekt gaetij
Do turf'souw vuersecker de helft wel opslaan.
Get, hoe pronckte droncke Keesje van do slochter,
Mit zyn moye tuyt-meyt, hier ouwo Japen dochter.
En Mieuwes mal-monckt die reet met sen jonghstfl
(maaff
Morsighe Mary Slomps reet mit huer bestevaar,
Maar Jan doeter niet toe, die schoof in een schuyf-sleetjé
Syn beste-moér, sen wijf, sen ky'ren en sen peetje,
Hy stack zyn nfter-eynt uyt of hy borgheii wouW,
In an men rechterhangt daer kreegh een Ooel-matti
(vrouw,
Een kolf-bnl voor huer hooft van een deel groot#
{scholuefté
Tis een vreemt dingh dat van duese weytsche kolvers
Die dus int wilt toeslaan, geen ong'lucken geschied,
Iladt ick mar iens de macht, ick souwt 'er wel verbied,
Of ick souw 'er een plaats uyt alle menschen wijsea
Ick seit van mijn leven inijn ky'ren niet anprijsed»
Iloe reden de boeren sleen so hier so dar om varl
Hoe liep onso Ainsterdamsche adel daer met de nar t
En by de Diemer-meer daar reden ien'ghe paortjeS,
Mit noch ien liiele streeck van ou'we drooghe vaartjes
Al after anmenkaer, die ryen dattet giert.
Sy hebben duese kunst de gangsen off cliert.
In later jaren is Brester onze ijsdichtéC,.
geweest. Zou hij de liefdesavonturen vergeten;,
hebben, die de Nederlandsche winterdag in
zijn gevolg medebrengt Hij ware dan niét
de lievelingsdichter van een geheel Neder-»
landsch geslacht geweest
Wees ons gegroet, gij vriendelijke winter,
zenuwsterker, zorgverdrijver, ziel veiblij der,
eerlijke ziel, man van karakter met uw krach-
tigeu handdruk," aldus schreef Gorter in 1870.-
Van harte herhalen wij dien groet in deze
opgewekte dagen. Wees ous gegroet, en verlaat-
ons nog niet, als ge teo minste in dezelfde
goede luim blijft, die ge deze week hebt
getoond te bezitten. Wat zullen we dan nog
goede dagen hebben; dagen die. de jeugd
;j-\ Schiedam. 24 Januari 1885.
Of hij ouderwetsch is, de winter, die'wij
'{tins-'.beleven,1'dat willen we iu het midden
'(én;(maar vroolijkds hü, dat zal ons niemand
'1 (wisten.
De man, die van de lente dezps jaars zal
[fifyVèn, dat zij .alles uit den winterslaap
{iiwèkt, zaleenvoudig; een onjuistheid ver
télden want voorwaar, in de Januaridagen
..,0 1885 hebbeu we niet geslapentoen
jiren we wakker, ons bloed stroomde kloek
dior de aderen we waren weer de Hollanders
V.h' voor dertig jaar. We logenstraften de
sciiiedschryvers, o. a. Ter Gouw, die iu 1871
irfile beweren, dat de pret er afging. -Van
.is ijsvermaak sprekende, durfde hij zeggen,
■ill onze jongens er niet meer aan doenze
fjbben het te druk op de hongere-burger-
!.bool °(en het gymnasium) en leereu liever
I isen. Daar zijn ze gekomen de heerlijke
1 (Herdagen van '85 met koappe vorst, en
Vjnavolkoirien absentie van wind én een zoo
;!jniet koesterend, in elk geval verkwikkend
bnéschijntje. Daar raakte Nederland in rep
i rner;. van Doklmm tot aan Domburg toe
sfde men op; het jonge volk het eerst;
èh de ouderen, die zich haast voor den
i ip zouden willen slaan, omdat ze zoo
raag nog eens zouden aanbinden, om
liegende Mercuriusseu te kuunen voor
vallen, als ze maar durfden en konden. En
vit spieken ze van ontaarde hoogere-burgcr-
diooljongeiis; lessen en programma's van
kpeuzijti vergeten, en zelfs de <n<'est consciën-
.juse docent moei voor den aandrang hezwij-
itpjin dagen als. deze gaat de natuur boven
poezie.
lode.
eu toch
hage.
versjes
g-daan
echt.
liny.
en van
mist.
j'es be-
ouw.
Ja, Mijnheer, een Czéch-bon ik. en mijn vader-
stad is hot oude, eerwaardige Praag'!..,»
A'propos, Alexander Davidowitsch, waarom hebt
gij u, sedert zoo longen tijd, bij ons niet vertoond
Wij moeten ons duet toch spelen, ha, ha, ha l-
ons duet
»Ik was eergisteren nog in uw huis", antwoord*"1'
de Fustoff.
»Dat noem ik juist lang geleden, ha, ha,-ha! 1*';
Als de hoer Ratsch lachte; richtte hij zijn'-'
bloeke oogen van den cencn1 hóek der kaniëfv
naar den anderen.
»Ik zié, jongmensch, dat gij u verwondert1'
over-mijn gedrag sprak hij'tot mij'weder;
nmaar dit is hieraan toe te schrijven, dat gijv;
mijn geaardheid nog niet kent. Vraag onzort"'
goeden Alexander Davidowitsch eens inlichtingetfi?'
oratrent mijl-fWat za! hij'fü'/zeggen Hij zal
zeggen iDe oude Ratsch ■•isji.éen eenvöudigè/l:
maar bravo oudRus,—indien al niet door'ge
boorte, (dari ktöch» door zijn gezindheden, ha', haj--
ha (Bij mijn doop 'kreeg ik1 de namen5 Johantt"1'
Dietrich, doch nu heet'' ik' Iwan1 Demjanitsch^;'
Wat mij op het hart ligt, kan' ik niét lang voc#"'1
mij zeiven bewaren, want ik' draag- hétaltijd 'Oj»1'-
Op nieuw brak Iwan Pemjanitsch in zijn
zonderling gelach uit, en ook nu sloeg hij zich
op de lende, Toen bracht hij een groven zakdoek
te voorschijn, snoot met oorverdoovend geluid
den neus, terwijl hij de oogen wild ronddraaide,
en hoestte met een wijd geopondon mond.
Fustoff kwam binnen'reikte ons beiden de
hand en vroeg of wij elkaar kenden.
»Volstvèkt niet!" schreeuwde IwanDemjanitsch
idea veteraan van Anno twaalf is dio eer nog
niet te beurt gevallen".
Fustoff stelde mij hot eerst voor; daarna op
velen veteraan van Anno twaalf" wijzende, zeide
hij»Iwan Demjanitsch Ratsch, leoraar in
onderscheidene wetenschappen".
«Juist juist Mn onderscheidene' wetenschap
pen I" herhaalde Ratschswaiit waarin bob; ik
al. niet onderwijs gegeven, hoeveel voordrachten
van .verschillenden aard houd'ik nietWiskunde,
aardrijkskunde/statistiek, Italiaunschboekhouden,
ha,, ha,, hal- on muziekBetwijfelt gij 't,.
vriendlief?" vroeg, hij, zich .plotseling tot mij
keerende. j> Vraag Alexander Davidowitsch eens,
hoe meesterlijk ik de fagot ..bespeelWelk een
Bohemer, welk een Czech'zóu ik anders zijn
wagenwijd geopend word en oen krachtig, gezet
man, omstreeks vijftig jaren oud en in een uni
formrok gekleed, binnentrad. Zijn oogen waren
even wit, als zijn gelaat hoog rood was, eu een
ware tulband van gekroesd, grijsachtig haar dekte
zijn schedel. Hij bleef voor mij staan, beschouwde
mij van het hoofd; tot do voeten, opende zijn
grooten mond zeer wijd. lachte met een geluid
als van metaal, en terwijl hij één voet hoog op
hield, sloeg hij zich met de vlakke hand, zoo
hard hij kon, op de, lende.
«Iwan Demjanitsch vroeg mijn vriend van
achter de deur der badkamer.
«Dezelfde gaf de aangekoniene ton antwoord,
«Maar, te drommel, wat voevt gij tiit Legt ge
dolaatste.hand aan uw toilet MooiDat 's
braaf!".
'De stem-van den man, dien ik Iwan Demja
nitsch had. hoorun .noemen, klonk, juist als zijn
lachen^ als metaal.);
«Eigenlijk wildo ik uw broertje les geven.;,
maar db stumperd moet ko& gevat hebben hij
niest aanhoudend werken ,is hem volstrekt on
mogelijk en nu kom ik maar,bij u binnenvallen,
om; eeniibeetjedwormto »to:kapen."
nutuur
.Pillen
ulregel
onder-
ouwen
lietzg
t. aan
malen
wareo,
j, door
weer-
is liet
j» vér-!
zekeren morgen ivas ik>,tamelijk vroeg tot
JlhStgogaan^ maar ik vond hem nog niet in zijn
j'lH'.1®?!'-;. Ilij begroette mij uit een vertrek daar-
i.ójïiUt,('waaruit dovons, het geluid van een zeer
fc»Waar, snuiven en plassen zich verhief. Eiken
namelijk verfrischte Fustoff zich door een
?Bi|tbad;;vnn koud wator en daarna wijdde hij
J^éngéveer een kwartieraan gymnastische
(.(gingen, waarin hij een meester was. Hij
^!*9g:'geén bovenmatige zorgen voor zijn ge-
)g5?Mhejd,maar verzuimde toch volstrekt niet,
^^foeir. zijn lichamelijk welzijn .noodig» was. 'v
zinspreuk luidde: sVei'geet U 'zelvèn niet,
^tróst. fa niet en arbeid met mate!"'
was;nog.niet, te. voorschijntgekomon,
deur der kamer, 'waarin ik an ij bevond, i
>'rs. te
itch en
smede'
OltJdH.