m
Pfv*$
„van Keeley moet reeds jaren geleden rijn onder
zocht en door de Fransche academie zijn afge-
'.Jseurd; wat Renard's nieuwe methode aangaat,
deze is tot hiertoe een geheim.
De spreekwoordelijk geworden geldnood, waarin
de saltan van Turkije heeft verkeerd, heeft niet
ten gevolge dat de «Groote Heer" in dergelijk geval
jtijn huishoudelijke uitgaven inkrimpt, oftewel dat,
vergelijkenderwijs gesproken, schraalhans bij hem
keukenmeester is.
De gebieder van Stamboel heeft een civiele
lijst ais geen monarch ter wereld, daar hij uit
*6 lands schatkist zooveel kan nemen als hem
goeddunkt. Men schat de persoonlijke uitgaven
voor den sultan en zijn hof op ongeveer 100
millioen gulden per jaar, waaronder fabelachtig
booge posten voorkomen. Zoo worden voor het
vernieuwen en in stand houden van het huisraad
in de keizerlijke paleizen jaarlijks 7Va millioen
gulden uitgegeven. De harem kost natuurlijk ook
ontzaglijk veel geld; de kosten worden op 25
millioen per jaar begroot. De liefhebberijen
des sultans komen op de lijst met een goede 30
jnillioen voor, aan geschenken geeft hij jaarlijks
,j?lO milllioen uit, terwijl de keuken 12l/s millioen
;lj,.en de paarden IV4 millioen kosten. Dij zulke
verkwisting en spilzucht behoeft men over den
voortdurenden geldnood te Konstantinopel niet
verbaasd te staanmen weet dat de gezanten en
boogste ambtenaren hunne bezoldiging zeer on-
s regelmatig, en de mindere beambten en soldaten
die nog maar zelden krijgen. Voor feesten is
Of echter altijd geld. Zoo is thanr do geboorte
dag des sultans weer op schitterende wijs her
dacht, uithoofde van de tegenwoordigheid van
den hertog van Edinburg, De verlichting van den
Jkisphorus moet duizenden gekost hebben.
KV
Volgens te Kansas City, in Missouriontvan
gen berichten uit Paladora hadden de veehoeders
in het zoogenaamde «Publiek land", die in den
Jaatsten tijd tal van paarden en runderen ver
misten, wantrouwen opgevat tegen lieden die
zich met het vangen van wilde paarden heeten
bezig te houden. Toen het vermoeden zekerheid
«ras geworden, omsingelden veertig welgewapende
«vigilantes" het kamp dier paardenjagers en zon
zij eene commissie van zes hunner om de dieven
ap te eischen. Dit werd beantwoord met geweer
schoten, waardoor éen man en twee paarden ge
kwetst werden. De «vigilantes" vuurden terug en
'n* een gevecht van twaalf minuten lagen zeven-
'tien stroopers dood ter aarde. Niet éen ontkwam.
Van de «vigilantes" sneuvelden drie en werden
gekwetst. Twee hunner paarden werden
jgedood en zeven gekwetst.
negen
.'■a Onder de Amcrikaansche dames wordt het
i wielrijden meer en meer algemeen. Te Washing-
'V ton bestaat een «wielerclub voor vrouwen",
'welke reeds 60 werkende leden telt.
T I I E O E V.
j-r Waarom noemt men een paard paard een
f hond hond; een schaap schaap 1 Waarom 7
vraag ik. En iedereen zal mij het antwoord
moeten schuldig blijven. *t Ia put» toeval geVredtrt
een gril van Adam, die, zoo pasluit niets te
voorschijn gekomen, wel eenijgfcein» beleden was
met de plotselinge opdracht oin een nominatieven
staat op te maken van de dierenbovolking van
het paradijs, en nu maar, onvoorbereid als hij
was, het eerste woord het beste, dat hem in
schoot, tot naam gaf aan het eerste dier het
beste, dat hem tegenkwam.
Had hij eenigen tijd van nadenken gehad, dan
zou hij zeker want zoo dwas was Adam ook
niet de dieren genoemd hebben naar hunne
gestalte, gewoonten of naar het geluid, dat zij
voortbrengen. Hij zou het niet alleen zich zeiven
gemakkelijk gemaakt hebben door een schaap blè,
een varken knorknor, een kat miauw en een hond
wafwaf genoemd te hebben, maar geheel zijn na
geslacht zou hij geriefd hebben door het op die
wijze te vrijwaren Toor de noodzakelijkheid, die
hei thans is opgelegd om ten min6te Fransch,
Duitsch en Engelsch to leeren, ten einde zich
eenigszins gemakkelijk in de wereld te bewegen.
Dan waren we nu zeker van dat verschrikkelijke
Volapük verschoond gebleven, en, ja, wie weet,
misschien hadden we wel niet eens de nog ver
schrikkelijker onderwijs-quaestio beleefd, die ons
thans zoo dwars in de maag zit.
Maar Adam had geen tijd van nadenkenvan
daar dat we die beteekenisvollo benamingen mis
sen, die in tater tijd door de menschen zijn samen
gesteld, zooals b. v. pikbroek voor een matroos.
Toch is onze stamvader nog een oogenblik op
den goeden weg geweest, namelijk toen hij aan de
afdeeling insecten bezig was. Dat was hem dan
toch ook te machtig, toen hij daar, peinzend in het
mollige gras gelegen, dat vliegen van de vliegen
zag.
Vol bewondering sloeg hij het gadedat
was de kunst van vliegen in de uiterste volko
menheid 1 En hij behoefde niet te zoeken naar
een naam voor dit insect, zooal» hij bij zijne an
dere gevleugelde paradijsgenooten toch nog een
oogenblik had moeten doen, maar vol geestdrift
sprong hij »p en riep het uit, dat alle andere
dieren het hooren konden«Da's nog ereis Vlie
gen 1 En daarom zult gij vlieg heeten ten eeiiwi-
gen dagel"
En zoo is de naam van vlieg in de wereld go-
komen I
Als hij haar later buiten het paradijs (waar
zij alleen tot pleizier en voordeel van den mensch
voorradig waren) nog eens weer ontmoet heeft,
en toen op zijn neus en andero onbedekte hchaams-
deelen door haar gekriebeld en gestoken werd,
zal hij wel spijt gehad hebben, dat hij haar geen
«canaille" gedoopt heeft.
Want canailles zijn hetl
Er is geen dier op de wereld, zelfs geen vioo,
dat ik met meer pleizier zie verdrinken dan eene'
vlieg.
En op gevaar af mij den haat van alle die
renbeschermers op den haia te halen, verklaar,,
ik openlijk en oprechtelijk, dat ik zonder eenig
leedgevoel, ja, haast met genoegen, de hopelooze
pogingen kan gadeslaan, die zoo'n vlieg in het
werk stelt om met inspanning van alle krachten,
pootje voor pootje, maar nooit alle zes tegelijk,
los te rukken van het papier met stroop, waar
op zijne snoepzucht hem gelokt heeft.
Ook een glazen vliegenvanger ik zeg het
eerlijk is eed délice voor me. Hoe grooter
het aantal slachtoffers is, dat daarin den dood
strijd zwemt, hoe liever het mij is.
Alleen eene aan de melkkan ontkropen vlieg,
die zich over de ontbijttafel voortsleept, ontneemt
mij allen eetlust, en de doodstrijd van zoo eene
wordt dan ook door middel van mijn laars aan
merkelijk verkort.
O, die vliegenIk kan het me begrijpen, dat
een arme zieke soldaat in het hospitaal tienmaal
in een uur op zwakken toon' uitriep«Zieken-
vader, er zit een vlieg op mijn krib 1"
v ;7.o hebben dan ook geen enkele goede hoeda
nigheid, dan dat ze goed vliegen kunnen, en die
wenden ze dan nog hoofdzakelijk aan om hunne
boosaardige neigingen gemakkelijker te kunnen
bevredigen.
Het is mij onbegrijpelijk hoe het ter wereld,
mogelijk is, dat men de uitdrukking «een vlieg
afvangen" ooit heeft kunnen bezigen voor het
geval, dat de eene mensch den ander een voor
doeltje voor den neus wegkaapt. Mijn bitterste
vijand mag mij alle vliegen afvangen, die erin
het luchtruim rondzwieren. Ik zal er mij geen
minuut boos om maken, neen, ik wil ze zelfs wol
voor hem vangen.
Ook ons aan de vliegenwereld ontleend spreek
woord: «twee vliegen slaan in één slag" schijnt
mij niet gehoel juist, wanneer men er mede zeggen
wil zooals men dikwijls doot dat men met
éene handeling twee voordeeien te gelijk behaalt.
't Is eigenlijk meer «derving" van nadeel dan
voordeel, als men zoo'n paar canailles afmaakt.
O, die vliegen 1
Ze hebben zes pooten, zonder nagels, en toch
klimmen ze er even vlug mede tegen een glas
ruit op, als een kat tegen een boom. Ze schij
nen een luchtpompje in het lijf te hebben, waar
mede zij hunne pootjes, die hol zijn, bij elk stapje,
dat zij doen, luchtledig maken, zoodat zij als het
ware tegen de voorwerpen, waarover zij wandelen,
gekleefd zijn.
Dat vet klaart ook de talloos zwarte stipjes,
die men in den vliegentijd tegen de plafonds
onzer kamers ziet. Is het op zich zelve al onver
klaarbaar hoe zoo'n vlieg even gemakkelijk op
zijn rug vliegt als een mensch op zijn rug zwemt,
zoodat zij zich zonder eenige moeilijkheid tegen
een plafond neerzet, zooals wij op een stoei
gaan zitten geheel onbegrijpelijk zou het zijn,
dat zij niet naar beneden tuimelde, als we niet
de gewichtige ontdekking hadden gedaan van de
luchtledigheid harer pooten.
Als ik zeg pooten, bedoel ik eigenlijk pootjes.
Want het zijn allerliefste, dunne draadjes van
pootjes, waarop zij hare wandelingen op dit on-
dermaansche volvoert.
Met de twee voorste van de zes reinigt zij
tallooze malen haar hoofd, en zij krabt daar
zoo aardig mede in het dunne halsje en strijkt
er met zooveel kracht mede over het ronde kopje,
dat men niet kan nalaten het beest onder de
rubriek «zindelijke dieren" te rangschikken, vooral
wanneer men opmerkt, dat zij met de twee ach
terpootjes de vleugels en de rest van haar lichaam
schoonhouden. Als ik u nog zeg, dat zij hare
beide middelpooten gebruikt om baar buik te
krabben, dan zal men toestemmen, dat eene vlieg
niet éen poot te veel heeft.
Maar onder de rubriek zindelijke dieren be
hoort eene vlieg toch niet te huis, want ze heeft
zulke verschrikkelijk vieze manieren, dat, als 't
een mensch wasmen zou zeggen«da's een
varken I" Ze houdt veel van suiker, maar ais ze
dat niet bij de hand heeftzoekt zij haar voedsel
zelfs in druk bereden straten, achter boomenof
onder bruggen.
Het reukorgaan, der vliegen schijnt seer slecht
ontwikkeld te zijn, of wanneer dit niet zoo mocht
zijn, dan vinden zij lekker, waar een mensch zijn
neus voor optrekt.
Een van de slechtste neigingen der vlieg is
alles te bederven, waar de mensch nog eens
lekker van denkt te smniien.Uw vleesch, niet
uw eigen, maar uw rundvleesch, is in een
minimum van tijd oneetbaar, als zoo'n groote
vlieg zich de luxe veroorlooft er een wandeling
over te maken en «en passant'' hier en daar een
eitje te leggenuit vrees z0 verga 1 dat
haar lief geslacht anders eens mocht uitsterven.
Van hinderen beleeft een vlieg'niet veel plei-%5ff
zier, niet van haar eigen kinderen, want die-
laat ze gewoonweg links- liggenmaar va»
onze kinderen. Als zij de handjes maar even kun
nen uitstekendan vervolgen zij de vliegen af
tegen de glasruiten en trekken ze de vleugels uit
en de pooten, en nemen allerlei proeven, hoeveel
martelingen zoo'n beest wel kan doorstaan, voor
het naar den vliegenhemel gaat. Dit zijn echter
oefeningen, die het kind in zijn later leven vol
strekt niet .meer te stade komen, tenzij tot zijn
groot nadeel, zoodat men verstandig doet, het
te beletten voort te gaan met deverstaüngva»
het jong gemoed.
Eene vlieg heoft anders wel wat verdiend, zon
men zoo zeggon. Want als men ziet hoe wreed
aardig ze koeien en paarden plagen kan, dan zon
men ze mot één slag altegader willen verdelgen.
Zoo'n arme koe 1 Precies op het plekje, waar zij
met haar staart niet bij kan, gaan zij met groote
troepen in haar flanken zitten en steken en krie
belen het beest, dat het van tijd tot tijd den kop
plotseling omdraait en een stoot met haar neus
naar die kwelgeesten doet. En die neus zelf
zit overvol met vliegen; daar zitten ze ge
heel op haar gemak en wandelen de neusgaten in
en uit, tot ergernis en woede van het hulpeloos
rund, dat evenmin als de mensch zijn neus kan
afbijten en dus niet in staat is iets tegen die-"
marteling te doen. Verplaatst u zelf eens in
dien toestand.
Ook in de hoeken der oogen siaan de ellende
lingen haar bivak op en kietelen daar het beest*
met een scherp haakje, dat als een tongetje uit
haren mond te voorschijn komt, zoolang tof'
haar de tranen over de wangen loopen, waarlijk
niet van het lachen, wat eene vlieg ook niet
schelen kan, als er maar tranen komen.
Een paard wordt geheel op dezelfde manier
geëxploiteerd, maar dit heeft althans nog het
geluk van een groot gedeelte van zijn leven een
koetsier bij zich te hebben, die met zijn zweep
meer overal bij kan, dan het paard zelf.
Hoe die vliegen den mensch plagen en sarren
behoef ik niet te verteilen.
Wie kent niet hij ondervinding de woedende
berusting, waarmede men zich in den morgen
stond omwentelt op zijne legerstede, na honderd
malen misgeslagen te hebben naar zoo'n verma
ledijde bromvlieg, die door haar gegons den slaap
doet wijken van 's menschen oogleden.
Wie heeft niet in wanhoop de pen neerge
worpen, als hij, na zich in goed humeur te heb
ben neergezet, in dolle drift om zich slaat, zon
der dat er ook maar éen vliegje minder om in
de kamer blijft; als hij zijn neus gewreven heeft
of zijn voorhoofd, en onmiddellijk daarna weer
zoo'n kriebelaar zijn hoofd als promenoir voelt
gebruiken. v'
Het lijden, dat zij mij hebben aangedaan, zat
ik niet pogen u te schetsen, maar soms is mij
wel eens bijna de vraag ontsnapt: waarom zijn
die vliegen toch eigenlijk In de wereld gekomen?
Doch ik deed die vraag maar niet, in de eer
ste plaats omdat het mij niet aangaat, en het
dus geacht zou kunnen worden eene onbeschei
den vraag te zijn, en in de tweede plaats omdat
ik cr hoogstwaarschijnlijk toch geen antwoord
op zou gekregen hebben, in welk geval het dun
eene nuttelooze vraag zou zijn geweest.
En den beschaafden mensch passen noch onbe-
scheidene, noch nuttelooze vragen!
Maar wel wil ik zeggen dat ik niet begrijp,
wat we aan al die vliegen hebben. Alleen in
Nederland wordt haar aantal geschat op duizend
millioen of plus minus 250 per inwoner, en toch
heb ik nog nooit gehoord, dat iemand, wie dan
ook, eenig nut of voordeel van een vlieg heeft
gehad.
Ja, er mag eens iemand toevallig door een
J»
-
It*
Toch had Cbarncy een hart en bijgevolg be-
jjoefte aan aandoeningen 1
't Vond echter geen voorwerp om zich aan
fe hechten en nu wilde hij het aan geheel het
volk wijden.
Hij werd philanthroop 1
Om nuttig te worden voor de menschen, die
bij evenwel verachtte, wijdde hij zich opnieuw
aan de politiekniet de bespiegelende staatkunde,
jnaar de handelende. Hij liet zich opnemen in
geheime genootschappenbij trachtte zich op te
winden tot het fanatismus, dat zoo dikwijls een
heulsap is voor ben, die alle illusie verloren
bebben. Hij wikkelde zich eindelijk in eene sa
menzwering. En tegen wien Tegen de macht van
Jonaparte,
Mogelijk was die vaderlandsliefde, die algemee
ns menschenüefde, welke hem scheen te bezielen,
in den grond niets dan haat tegen een enkel man,
$en man, wiens glorie en zeldzaam geluk zijn
wrevel opwekten. t
De aristocraat graaf de Charney werd voor-
«tander der beginselen van gelijkheid; .de fiere
edelman, wien men den graventitel, van zijna
vaderen geërfd, ontnomen had, kon niet dulden
dat een ander straffeloos zich zeiven dien van
keizer geven zou, omdat hij een degen wist te
voeren.
Aan welke samenzwering nam hij deei 1 Dat
doet er weinig toel
Er waren er destijds zoo velen 1 De hier bedoelde
werd gesmeed van 1803 tot 1804 en kwam niet
eens tot een uitbarstingde politie, de onzicht
bare macht, toen reeds wakende voor den toe-
komstigen keizer, had er intijds de lucht van.
Men vond het ocgenbiik niet geschikt om er veel
gerucht van te maken; zelfs eene fusillade in de
vlakte van GreneÜe kwam ongeraden voor. De
hoofden werden eenvoudig in alle stilte verrast,
opgelicht, bijna zonder vorm van proces veroor
deeld en afzonderlijk verdeeld in de gevangenis
sen, citadellen of forteressen der zes en negentig
departementen van het consulaire Frankrijk.
Ik herinner mij nog levendig, dat, toen ik met
den knapzak over den schouder en den bergstok
in de, hand de Aipen overtrok om mij in Italië
to begeven, ik niet verre van don bergpas Ro-
doretto in nadenken verzonken bleef staan bij de
aanschouwing van een neerstortenden stroom, die
door het smelten der hooger gelegen ijsschotsen
sterk gezwollen was.
Het gedruisch, dat hij in zijn geweldige vaart
maakte, de schuimende watervallen, door allerlei
beletselen, die hij telkens in zijn loop ontmoette,
gevormdde verschillende kleuren vnn 't water,
nu eens geel, dan wit, dan zwart, toonden dat
hij zich baan gebroken had door lagen van mer
gel, kalk en lei; de enorme marmerblokken en
keien, die hij wol had kunnen loswoelen, maar
niet uit den grond rukken, deden gedurig nieuwe
watorvalien ontstaan; hij ontwortelde geheele
boomen en steurde ze mee, haif onder half bo
ven water, en zij werden niet ailècn voortge
stuwd door de stroomkracht, maar ook door den
wind, die in de dichte kruinen blies; brokken
grond, .nog met groen overdekt, eilandjes, van de-
kanten afgescheurd, dreven op de oppervlakte en
werden hier en daar tegen de rotsblokken ver
brijzeld. Al dat geklater, en-donderend gedreun,
lend besproeide.
(Wordt vervolgd.)
A
dat schouwspel van vernielende kracht en ver
woesting, saamgedrongen tusschen hooge en enge
bergwanden, hield mij geruimon tijd, diep ge
troffen, als aan de plek geboeid.
Die bergstroom ia de Clusone.
11$. volgde zijn loop en bereikte zoo eene der
vier valleien, die de protestanfsche genoemd wor
den, ter gedachtenis aandeoude Waldenzen, dis
er indertijd een wijkplaats gezocht hadden.
Daar had de stroom zijn snelle en woeste vaart
verloren en zijne honderden stemmen waren ver
stomd. Hij was getemd; hij had reeds hier de.
vracht van boomen en grond, die hij op zijn rug,
medevoerde, afgeworpen en achtergelaten in k!ei-(
ne baaien of op vlakke oeversde verschillende,
kleuren waren samengesmolten tot eene enkele
en 't slijk van zijn bedding verdonkerde de op-,
pervlakte niet meer. Hoewel nog met kracht,.,
maar nu niet zoo wild meer, voortsnellende, was-;
hij in een helder, bijna bevallig riviertje ver
anderd, dat de muren van Fenestrella kabbe-j
M t
'V h*fls 1
n.j^V
(wft <#3*.
J- T
t
Mw 1
m Ir,
töiS.*
*1 v V. f j „y
i
ff i
11
'iét'
1 t» i
i -Cr
t
if* f a -<