N°. 7485. F e u 11 e t o SA^NLTJEJL A0. 1890. Donderdag 24 April. n. i e r - n - v© ©rtigst© Jaargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag. ODÉ. MAKKT, E, 124. UITGEVER BDREAV: COÜRAüT, AnoNNKHENTEi'RiJS, per kwartaalƒ1.85. Franco per post, door liet geheele Rijk- 2.50. Afzonderlijke nommers- 0.10. Advertentieprijs: van 10 gewone regels met inbegrip van eene Courant1.10, Iedere gewone regel meer- 0.10. Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend. Schiedam, 22 April 1890. We volgen den lieer Levy in zijne beschou wingen. Hij zegt: »de heer Lobman is gekant tegen leerplichthij verheugt er zich in, dat hetgeen aan openbare onderwijzers op straffe van ontslag verboden is, namelijk handel te drijven of eenige nering of beroepbehalve het geven van onderwijs, uit te oefenen, door de clericale meerderheid wel aan de bijzondere onderwijzers is toegestaan. Eindelijk de heer Lohman juicht er in, dat de wet behouden heeft hetgeen hij noemt: «volkomen vrijheid van onderwijs", doch wat de heer Levy zou willen noemen: »de bevoegdheid om onvol doend onderwijs te geven," We zouden gaarne deze punten breeder behandelenware het niet dat we in zijn geheel wenschten over te nemen hetgeen de heer Levy schrijft over de tweede hcillooze dwaling van den minister Lohman: Vermenging van godsdienst onpo litiek. De heer L. verklaart, blz. 9 Pacificatie: «Maar wel revolutionair in beginsel is de Dneutraliteit der volksschoolomdat deze «evenals geheel de revolutie van 1789, op «terzijdestelling van de Goddelijke openbaring «berusten uit do toen aangenomen begin- «selen onmiddellijk voortvloeit." En op blz. 82 aldaar zegt hij «Slechts heeft de leer van »den neutralen «Staat" een geweldigen knak gekregen." Ik aarzel niet deze beide verklaringen de meest verontrustende te noemen van dit zon derlinge boek. De eerste, nopens de neutraliteit van de volksschoolnadert de grenzen van den laster, en den heer L.die zich vermeet dergelijke zwaarwichtige aantijging klakkeloos neer te schrijven, herinner ik aan het gebod, dat hem gelijk in bindt: gij zult niet valsch getuige nis afleggen. En de tweede doet ons vreezen, dat onze constitutioneele vrijheden niet veilig zijn in de handen van een bewindsman, die den neu tralen Staat geknakt en gebroken acht. kuirtoe wij komen zoudenwanneer de neutrale Staat, hetgeen slechts een andere naam is voor den modernen Rechtstaat, de teugels moest laten glippen, kan uit sprekende voorbeelden worden aangetoond. In het verfoeien der Revolutie zijn Rome en Dordt homogeen. In onderlinge gering schatting echter geven de gedwongen bond- genooten elkander niets toe. Nevens elkander staan zij in volle wapen rusting, en de gemeenschappelijke afkeer is geenszins bij machte het huislijk krakeel te dempen, Hooron wij slechts den heer L.blz. 92 Pacificatie. «Over de groote kracht van de Roomsch- «Katholieke Kerk denk ik nog evenzooals «toen ik voor 14 jaren «de Staatsschool en «de Roomsclie Kerk" schreef, maar evenmin «als toen acht ik ook thans hetzij de Slaats- macht, hetzij eenig godsdienstgenootsehap staat de uitbreiding dier macht tegen le «houdentenzij met behulp van de macht «van het ongeloof." Eene vriendelijke gezindheid jegens de Koomsche Kerk zal zelfs de meest welwillende vertolker uit de overigens duistere zinsnede niet lezen. Ilooren wij thans het wederwoord van De Tijd dd. 18 Maart jl. liet blad zegt«De «Revolutie en de Katholieke Kerk, ziedaar «de beide groote machten tusschen welke de «kamp des geestes gestreden wordt. Aan de «eene zijde de eisch van volstrekte vrijheid «van denken en van onderzoekaan den an- «deren kant een onfeilbaar gezag, hetwelk «de onveranderlijke waarheidvan God zeiven «ontvangen, mededeelt aan alle geslachten en «stammen en voor Zijn Woord het geloof, de «onderwerping vordert van den geheelen «mensch." Een eisch alzoo in lijnrechten strijd met bet heilig en onaantastbaar recht der eigen overtuiging, welker eerbiediging door de Her vorming gevestigd en door de Revolutie in het leven getreden is. Laat een dezer beide richtingen ongebrei deld den boventoon voerenen op de puin- hoopen van den neutralen Staat zouden ketterjacht en geestestyrannie als van ouds haar heksensab'uath vieren. Gelukkig is de neutrale Staat bestand tegen dergelijken aanvalgevestigd en gesteund als hij is in en door het bewustzijn van duizen den burgers, wier vroomheid op minder luid ruchtige wijze zich openbaart, doch bij wie het besef levendig is, dat juist die Staat hen allen gelijkelijk beschermt. Laat mij als tegenhanger van de schrille wanklanken, die gij zoo even hebt gehoord, u de staatkundige belijdenis mededeelen, (lid Thorbecke eens tegenover zijn ouden vriend Groen v. Prinsterer heeft afgelegd. Zij is te vinden in de Brieven v. Thorbeckö (18301832) blz. 64 en luidt als volgt: «Op het hoogst gewichtig punt, dat g\J «vervolgens ter sprake brengt, ben ik altoos «huiverig het onderhoud ook met den ver* «trouwden vriend, te doen neerkomen. Het «godsdienstige pleegt zoo nauw verbonden t4 «zijn met het individueeledat verschil van «denkwijs de gevoeligste snaren treft, en mis» «verstand schier onvermijdelijk wordt. Het «heilige voor een ander is mij heilig in zijn «ziel. Ik zou echter gelooven aan onze ver» sbintenis te kort te doen, bijaldien ik er «niet een woord van zeiue. In de stelling* «dat Christendom het historisch middenpunt »en de grondslag onzer wetenschap is, ver» «schillen wij vermoedelijk minder dan gij «denkt. De zwarigheid begint bij de toepas» «passing. De cirkel van dat middenpunt is «oneindig wijd, en de grondslag is niet het «gebouw. Dat recht, geschiedverklaring, het «schoone en de wetenschap niet strijden «mogen met de godsdienstige waarheid, is «mijne innige overtuiging. Maar volgt hieruit, «dat wij de staatkunde onmiddellijk nevens «den Bijbel behooren te plaatsen? Door «godsdienst hebben wij het besef eener on» «middellijke persoonlijke betrekking tot dö «Godheid. Maar wij verdringen en verwarren, «in mijn oog, het een door het ander, wan» «neer wij dit gevoel als de eenige en naastO «bron beschouwen van al het overige, dat 1.90 1.291/$ 1.831/j 47.50 2.19 2.45 Vertelling van E. M. BACANO. «Het is als in eon toover-opera 1" fluisterde Kind in zich zelf. «Juist als in de uwe, waarde Kind!" lachte .Salis. «De decoratie is voldoende aanwezig, het avontuur ontbreekt nog «De decoratie is somber genoeg 1" hernam Kind, ■terwijl een huivering hem hoving, daar do zon op dit oogenblik zoo stond, dat ze een vochtige, kille schaduw van de b»-nielhooge rotsen over de per sonen van ons verhaal wierp, als overdekte ze die met een sluier «Niet tevergeofs noemt men dit de wolfsgrot I" j sprak de oudo Ferdinand, terwijl hij de overblijf selen van het ontbijt bijeenzaroelde. «En daar, kijk, zijn dat geen aardgeesten riep Salis, plotseling opgesprongen en met de hand langs de rotsen wijzende naar een hel verlicht kreupolboscli, dat scherp bij het donkere woud afstak. X} .Kind wendde zijn verbleekt gelaat naar de aan geduide plaats en ontdekte werkelijk twee kool zwarte gestalten, die zieh als vogels tusschen de boompjes van het kreupelhout bewogen. «Zi; houden struiken met zwarte bessen in de handenEn zij zijn zwart, zwart als roet onder 't licht der zon I" «Nu zijn ze weg «Door de aarde verslonden steunde de oude. Tegelijkertijd stieten de beide jongelieden een kreet van verrassing uit. Want midden in het zonnige plekje, dat tusschen de naakte wanden der vochtige rotsen zichtbaar was, stond een meisje van ongehoorde, zeldzame schoonheid. Haar gelaat had die zeldzame lichtgele kleur, welke men bij Triester en Napelsche sclioonen aantreft. Haar weelderig, glanzig zwart haar was n brmle vlechten als eene kroon om liet heerlijk schoone voorhoofd gewonden. Hare groote. don kere oogen schoten vlammen en wanneer do oogleden een weinig daalden, schenen ze te treuren om allen, die ze getroffen hadden oen bestendige glimlach zweefde om de kersronde lipjes. Haar lichaam, haar gehecle voorkomen verried jeugd ze was nog bijna een kind. Zij droeg een matblauw kleedje, waarover een wit schortje hing, als bij een schoolmeisje. Een prach tige keten, die zo om den bals droeg, gaf haar een ietwat coquet aanzien, en scheen geheel niet te passen bij deze wildernis. Ook haar zijden kleedje en een elegant donker hoedje met een sneeuwwitte teer, dat op haar vlechten troonde, waten daarmee weinig in overeenstemming: De onverklaarbare verschijning, een fee gelijk, wierp uit haar helverlicht bnsch een'diepen blik in de schaduwen van het hol en lachte. Zij had den jongen baron ontdekt, thans een weinig verlicht duor een flikkerende lichtstraal, die door eene rotsspleet viel. Hunne blikken ontmoetten elkander Salis vroeg nog zich zelven af, of hij eene dnme, een kind, of eene geestverschijning voor zich Imd, toen «God beschermo onsDe woudgeestkreet de oude. Op 't zelfde oogenblik, als verbrak zijne stem de betooveiing, verhief zich te midden van de ver lichte plek eene rensachtigezwarte gestalte, vvien een blnedroode vlam om den hals woei, als een vurige strik; bij zwaaide een knoestigen, zwarten slok, waarmee hij het meisjo scheen te dreigen. «Samuel, Samuel I" gilde ze en liep gehoorzaam op hem toe. Op 't zelfde oogenblik ratelde een met twee rossen bespannen zwarte, gesloten wagon en oogenblikkelijk was alles voor do oogen der verbaasde toeschouwers verdwenen, als wara ltet door de aarde verslonden. Men zag slechts het wuivende, verlaten kreupelbosch en hoord# een in do verte rollende echo. Salis keek Kind en deze den baron aan. Beiden stonden verstomd over 't geen zij hadden aan» sehouwd. Met sidderende handen greep de oude den stijg beugel, terwijl hij met knikkende knieiin zich ge reed maakte, zich op zijn ros te werpen. «Ik ben gereed begon hij met bevende steal/ «Dat was vieemd zei Salis tot den dichter/ «Had ik het niet met eigen oogen gezien* dan...." antwoordde deze. «Datdat wasstotterde de oudtf/ «Hoe, gij weet wie dat was riepen bei den tegelijk. «Zekerzeide de oude, die reeds in den zadel zat, «dat was de wildo jager van de Rotli- hartondie in de wolfsgrot huist en d it vrouwelijke spook was de woudgeost, de jullei' vuii de Rothenburg, die voor hare zonden muet boeten en in de wilde jacht moet mee loen tot hut jongste oordeel De beide jonge mannen wilden de zaak echter natuurlijk verklaren, toen hoog boven hen z'icb een ge tonder deed hooren, waarin men duidelijk het trappelen van paardenhoeven en het geratel van wielen herkende IVorUt vervolgd,)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1890 | | pagina 1