Uit een Dagboek.
A0. 1890.
Woensdag 4 Juni.
N°. 7513.
Kennisgeving.
KENNISGEVING.
F O L 1T I E.
Feuilleton.
ir- n-v©ertigste Jaargang.
Versch nt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
Buitenlandsciie Berichten.
ODÉ.
UITGEVER: J.
COURANT.
Abonnementsprijs per kwartaal
franco per post, door het geheele Rijk
f 1.85.
- 2.50.
Afzonderlijke nommers
0.10.
gat lokken van Kederlandsche Werk
lieden naar Duitschland.
De Burgemeester van Schiedam;
"Voldoende aan het verlangen van den Heer
Commissaris des Konings in deze Provincie:
Brengt het volgende extract uit een aan dezen
gerigten brief van den Heer Minister van Binnen-
ilsndsshe Zaken, ter openbare kennis:
's-Gravenhage, 22 Mei 1890.
Herhaaldelijk komt het voor dat Neder-
landsche werklieden door berichten in de nieuws
bladen of door daartoe uitgezonden agenten
soms met verstrekking van reisgeld voor de heen
reis, naar Duitschland ten behoeve van industri
ële ondernemingen worden gelokt, terivijl bij
bun canlcomst ter plaatse blijktdat zij daar
niet gebruikt kunnen worden.
Het is daarom geraden, dat die werklieden,
alvorens op zulke berichten en voorspiegelingen
der agenten af te gaan, of zelf èf door lus-
schenkomst van den Burgemeester hunner woon
plaats zich tot den Nederlandschen consul in de
treek, waar die ondernemingen zich bevinden,
cm inlichtingen wenden omtrent de vooruitzichten
in het bekomen van werk, de loonen en de huur
prijzen der woningen aldaar.
Ik ene.
l)e Minister van Binnenlandsehe Zaken
(gel.) DE SAVORNIN LOHM AN.
Voorts deelt hij mede, dat hij bereid is de
■door den Minister bedoelde tusschenkomst te
verleenen.
Schiedam, den 2 Junij 1890.
De Burgemeester van Schiedam,
P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
BVllEACt MARKT, K.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels met
inbegrip van eene Courant1.10.
Iedere gewone regel meer, 0,10,
DniEMAAi. geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
De Burgemeester van Schiedam,
Brengt bij deze ter kennis van de Ingezetenen:
Dat het kohier van het Patentregt No, 10 deier ge
meente, over het dienstjaar 1889/00, door den Heer
Provincialen Inspecteur Ier Directe Belastingen te
Rotterdam, op den 2n Junij 1890 executoir verklaard
en op heden aan den Ontvanger der Directe Belastin
gen ter invordering ijjn overgemaakt.
Voorts woidt bij deze herinnerd, dat een ieder ver-
pligt is zijnen asinslag op den bij de wet bepaalden
voet, te voldoen; alsmede dat van heden af de ter
mijn van drie maanden ingaat, binnen welken de
reclames tegen dezen aanslag belmoren te worden
ingediend.
En is hiervan afkondiging geschiedwaar het
behoort, den 3n Junij 1890.
De burgemeester voornoemd,
P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
Aan het Commissariaat zijn als gevonden
aangegeven: een portemonnale met Va
cent, een R—h. kerkboek, een onder
stuk van een bloedkoralen oorbel, een gouden
oorknop met steen waarop een vrouwen
buste, een zwart satijnen schort en een
vierkante houtep^Jbak met koperen koker,
opgevischt uit de Buitenhaven.
TtT MSSSSmS ii li .."T.TiT -TTi.i Bw fc—tm 1 Ti iJ1..miVW»
DUITSCHLAND.
De keizer was Vrijdag, zooals de Post mede
deelt, voor de eerste maal sinds zijn val in de
gelegenheid, uit zjjn gemakkelyken stoel op
te staan en staande, op zijn stok geleund,
de voordrachten in ontvangst te nemen. Zater
dag maakte de keizer een rijtoer.
Bismarck wil zich, zooals men weet, candi-
daat stellen voor den Rijksdag. De Frankf.
Zeit. wijst hem op de moeilijkheden, welke
daaraan verbonden zijn. Bismarck toch zal
niet zitting nemen enkel om der regeering
dö behulpzame hand te bieden, als de oppositie
het haar lastig maakt. Hij komt om zijn
eigen politiek te verdedigen, met name de
politiek, die hij in de laatste tien jaren heeft
toegepast. Als de regeering dus een nieuw
nederzettingstractaat met Zwitserland wil
sluiten, als zij haar ontwerp betredende de
arbeidsverzekering wil verdedigen, zal de
afgevaardigde Von Bismarck haar moeten
bèstrijden.
Intusschen zal zeker de gansche natie den
heer Von Bismarck in den Rijksdag met
vreugde welkom heeten, meent de Frank
furter. Hij behoort in de volksvertegen
woordiging te huis, want hier kan hij zijne
rijke ervaring, zijne kennis en zijn vaderlands
liefde ook buiten den staatsdienst dienstbaar
maken aan het welzijn des rijks, op nuttiger
wijze zeker dan door de ongedwongen ge-
fjrcjkken, die hij te Friedrichsruh met Fran-
sche en Russische journalisten voert." Maar
er is haast bij het werk, want Bismarck is
75 jaar oud en zal dus moeilijk kunnen
wachten op de algemeene verkiezingen van
4895. Nu is er juist eene vacature in het dis
trict Ober-Barnim, waar de verkiezing op
3 Juni plaats heeft. De conservatieve candi-
daat zal aan het rjjk een dienst bewijzen,
als hij zich ter wille van Bismarck terugtrekt,
en de vrijzinnigen zullen de verkiezing van
den vorst zeker niet tegenwerken. Het zca
een waardig begin der zitting na het Tink-
sterreces zijn, als de president kon mede-
deelen
sDe afgevaardigde van Ober-Barnim, de
gepensionneerde rijkskanselier vorst Bismarck,
hertog van Lauenburg, heeft zitting geno
men." Zeker zou niemand van het nieuwe lid
zeggen, zooals hij zelf van den nieuwen rijks
kanselier zeide«Jammer, dat hij in de poli
tiek is verzeild geraakt 1"
Zaterdag was het 450 jaar geleden, dat
Frederik de Groote den troon beklom. m
die gelegenheid heelt keizer "Wilhelm den
ingang tot de groeve in de kerk te Potsdam
en het standbeeld voor het paleis feestelijk
doen versieren. Aan den voet van het beeld
lag een krans met 's keizers naamcijfer en
het opschriftAan de nagedachtenis van
mijnen grooten voorvader". Van de regee-
ringsgebouwen wapperde de vlag.
Men verzekert dat de keizer, het geschil
over de aanspraken der Welfen wenschenda
op te lossen, zijn broeder, prins Hendrik van
Pruisen, gemachtigd heeft onderhandelingen
te openen om 'do toelating van den zoon tan
den hertog van Cumberland tot den troon
van het groothertogdom Brunswijk voor ta
bereiden. Aangezien genoemde prins eerst in
4896 meerderjarig is, zou de Brunswijkschö
Kamer dus, wanneer gezegd plan wordt ver
wezenlijkt, een regentschap moeten instellen.
De heer Liebknecht, de bekende leider
der sociaal-democraten, is zeer tevreden over
den tegenwoordigen staat der sociaal-demo
cratie in Duitschland. In een der bladen
verklaart hij, dat de sociaal-democraten, na
Von Bismarcks aftreden, hun ergsten vijand
hebben verloren, en daarbij heeft de keizer
hunne zaak veel bevorderd door de bijeen
roeping der Berlijnsche conferentie.
Tan Yllssingen naar Pretoria, de hoofdplaats van
de Zuldafrikaansche Republiek (Transvaal.).
1.
Op den 121en December 1889, 's namiddags
to twee uren, waren alle passagiers aan boord
van de Dtiari Castle.
Was onze eerste indruk van het schip niet
gunstig, na de inlading der goederen en de in
scheping der passagiers werd het flink gereinigd
en alles in orde gebracht, zoodat het er veel
•behagehjker uitzag.
Behoef ik te zeggen, dat er menig hartelijk
afscheid van familie en vrienden genomen, dat er,
zoolang als de afstand van het schip tot den wai
«■het toeliet, menige warme handdruk gewisseld
werd Ook aan kwinkslagen, die op menig droef
gelaat nog weer een lach te voorschijn riepen,
-ontbrak het niet. De eene wilde nog even naar
wal, omdat hij vergeten had een flaschja Haar
lemmerolie mee te nemen, de andere droeg zijn
•bloedverwanten op: thuis to zeggen, dat hy,
wanneer het hem niet beviel, met den laatsten
trein terug kwam enz. enz.
Al groetende en wuivende, geraken wij al ver
der en verder van wal, verliezen al meer en
meer het land uit het gezicht en trekken ons
terug in het salon.
Het Salon is een ruim vierkant vertrek, waar
omheen de hutten der passagiers zijn aangebracht.
Die hutten bevatten twee of vier slaapplaatsen,
elk juist groot genoeg om een volwassen raen-
schelijk lichaam te bevatten.
Het beddegoed is rein en goed, zoodat, wanneer
het daarvan alleen afhangt, wij zeker heerlijk
zullen slapen.
Zoo gauw en zoo goed mogelijk bergen wij ons
goed en maken ons toilet .oor het verblijf op bet
dek, waar wij weldra verschijnen op lage schoenen
of pantoffels, gedoken in oen winterjas of pool, en
de bekende pet met twee Kleppen en oorlappen op.
Om vijf uur wordt er gebeld voor't avondeten,
dat nog niet veel aftrek vindt, want hoewel wij
er allen uitzien of de zee ons element is, voelen
de meesten toch zoo iets raars van binnen.
Om halfzes ben ik reeds zeeziek, tot groot
vei maak van de vrienden, doch ik denk: sjelui
zult ook wol een beurt krijgen en dan is het mijn
tijd om eens te vragen: »»voelt ge nog niets?""
Na de bewijzen mijner zeeziekte een maai of
di ie aan de zee te hebben toevertrouwd, waag
ik het wat te eten. doch telkens met hetzelfde
noodlottige gevolg.
Ofschoon ik mijn vroolijkheid niet verlies, kan ik
op mijnheenen niet meer staan en begeef mij daar
om te bed, waar ik ontwaak vroeg in den morgen
van den
13dcn December. Mijn eerste nacht van deze
zeereis is achter den rug. Ik werd gewiegd
als een kind, met dit verschil, dat mijn wieg
een slaapplaats is in de hut van een stoom
schip en de ruwe golven van het kanaal als
baker dienst doen. Ik stap uit bed, doch goede
hemel! alles draait om mij heen; ik grijp naar
alles mis en kom twee handen te kort, want
twee heb ik er noodig om mij vast te houden,
teneinde niet overal tegenaan te bonsen, en twee
moet ik er toch gebruiken om mij aan teklee-
don. Geen kans ziende in het tekoit van twee
handen te voorzien, ga ik in Godsnaam maar
weer in bed liggen. Mijn vriend Van Rooven, die
met mij in dezelfde hut slaapt, weet van de zee
ziekte nog niet af en komt mij melden, dat Veld
en Telle niet in staat zijn hun bed te verlaten.
Van den eeiste verwonderde mij dat erg, want
die had voortdurend geroepen, dat hij niet zee
ziek zou worden, want op zijn beide vorige rei
zen was hij dat ook niet geweest.
Steeds had hij dan ook bij elk vreemd gezicht*
dat de eene of andere passagier trok. plagend
gevraagd: «Voelt ge nog niets?" en nu lag hij
zelf.
Om éen ure is het tafel, doch van de 24 pas
sagiers 2de klasse verschijnt alleen Van Rooven;
de overige zijn &f zeeziek óf «voelen iets".
Om halftweo sta ik op en om twee uren zitten
de vrienden in luie stoelen, gewikkeld in poolen
reisdeken, zoo akelig als ze zijn, op het dek hij
elkander. Nu en dan staat er een op, waggelt
naar de verschansing en beduidt op de gewon#
manier aan de golven, dat hij nog zeeziek is. Een
spottend: »voelt ge nog niets werd bijna dada*
lijk beantwoord met een geluid als van het lens
slaan eener pomp.
Allen vonden wij echter, dat het woord
«zeeziekte" niet juist uitdrukt den toestand, waarin
de lijder veikeert. Wij waren niet ziek. Als die
enkele benauwde oogenblikken voorbij waren, ge
voelden wij ons weer zoo vroolijk als gewoonlijk.
Beter kan men, dunkt mij, spreken van zee-
diarr'nee.
Op don dag schikt het anders vrij wel, wat ons
betreft. We blijven tot laat in den avond bijeen
en gaan, na eenige uien van ongestoorde vroolijk
heid, ter kooi.
Wordt vervolgd.)