1
A*. 1890;
Maandag 22 Dece/nber.
N°. 7657.
Tweede Blad
Nationale Militie.
l
i r - n - ve r t i g- s t Jaargang
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
K
en msge vin g.
Binnenlandsclie Berichten.
I
UITGEVER; J. ODÉ.
BVHRAD: MARKT, E, 124.
1
I
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
Zitting van 19 December.
Bij de voortgezette behandeling der begroo
ting voor marine werd uitvoerig van gedach
ten gewisseld over twee amendementen van
den heer Guyot, om de gelden van de begroo
ting te nemenbestemd voor een nieuw
vaartuig voor het politietoezicht op de Noordzee
en voor een artillerie-instructieschip. De
voorsteller betoogde uitvoerig dat die schepen
niet noodig waren. Zijn hoofdbezwaar tegen
hetschip voor politietoezicht wasdat hij
geen schepen wilde bouwen voor een specialen
dienst, daar zeer goed een gewoon oorlogs
schip in het politietoezicht kan voorzien. Een
arlilierie-instructieschip achtte hij eveneens
niet noodig en niet wenschelijk. Liever zou
hij de opleiding van zeekanonniers in eene
kazerne.aan den wal zien geschieden.
Van verschillende zijden werden de amen
dementen bestreden en verdedigd.
De minister van marine bestreed do amen
dementen en verklaarde dat aanneming er
van liet ontslag van een groot aantal werk
lieden aan 's rijks werf ten gevolge zou heb
ben. Zoo noodig zullen zij evenwel zoodanig
ontslagen worden dat zij van de nieuwe
pensioenregeling profiteeren.
Beide amendementen werden verwoqien.
Nadat de heer Goeman Borgesius zijn
wantrouwen had uitgesproken in den minister,
en de heer Gleichman had verklaardde
zelfde houding aan te nemen als ten aanzien
van de andere hoofdstukken, is de begrooting
van marine aangenomen met 49 tegen 35
stemmen.
Hoofdstuk nationhle schuld werd aangeno
men nadat de minister van financiën ver
klaard had, dat vooreerst geene leening noodig
zal zijn.
Bij hoofdstuk financiën heeft de heerDomela
Nieuwenhuis eene rnotie van afkeuring in
het beleid der regeering voorgesteld, omdat
zij nalatig is gebleven in het indienen van
voorstellen tot afschaffing van de indirecte
belastingen en de patentbelasting en tot in
voering eener progressieve inkomstenbelasting.
Hedenavond voortzetting.
Avondzitting van '19 December.
In deze -zitting wordt de beraadslaging
voortgezet over de staatsbegrooting van 4891.
De heer Rutgers van Rozenburg herinnert
dat bij tegen den minister, niet tegen het
Kabinet ageert. Want zoolang de kiezers vac
1887 nog niet rijp zjjn voor het liberalisme,
is het nog geen tijd voor een liberaal minis
terie om op te treden, zoolang de vermeende
meerderheid nog is in handen van een amal
gama van partyen (gelach).
Spreker heeft sedert 1879 alle ministers
van financiën om hunne luchthartigheid ge
gispt; hij wordt dus thans niet door politiek
gedreven.
De Indische tekorten, waartegen vroeger
gewaarschuwd werd, zullen straks een berg
van millioenen vormen, die de staatsbegrooting
zullen bezwaren. Daarom moesten niet 2
millioen aan de gemeenten zijn afgestaan,
tenzij de rijksmiddelen een aequivalent krij
gen. De minister blijft evenwel ook in dezen
nalatig.
De heer Okma wil van den minister vragen
den landbouw meer hypothecair krediet te
bezorgendoor maatregelen tegenover de
hypothecaire kredietinstellingen. Spreker toont
met cijfers aan, hoe gering die hulp thans
voor den landbouw is, terwijl toch die banken
groote dividenden maken. Hij vraagt oprich
ting eener hypotheekbank voor het verkenen
van eerste hypotheek tegen 3Vu pCt. op ge
bouwde en ongebouwde eigendommen.
De lieer Smeenge kan zich niet vereenigen
met een vroegere motie van den beer Domela
Nieuwenhuis, die streefde naar impot vnique,
en stelde, met anderen, een andere motie voor.
De heer Van der Feltz heeft de motie
ondersteund om geen debat af te snijden,
maar kan met de strekking niet meegaan
zij is te algemeen. Spreker is voor verminde
ring van de belasting op de levensbehoeften,
niet van opheffing der patentbelasting, tenzij
er een nieuwe regeling komt.
De heer Hartogh zal thans met den heer
Van Dedem niet in debat treden; hij zou
het zeer wenschelijk achten, indien spoedig
een voorstel kwam als door hem bedoeld.
De heer Van Gijn zou een grondig onder
zoek hebben gewenscht van de registratie
rechten bij den verkoop van goederen; hij
behoudt zich voor, daarop nader terug te
komen.
De heer Levyssohn Normau klaagt over
den slechten dienst der ontvangkantoren
vooral ten plattenlande, en weoschte invoe
ring van postwissels fer betaling van be
lasting, evenals in Oostenrijk.
Omtrent de Indische tekorten deelt hij de
meening des heeren Rutgers van Rozenburg,
De heer Clercx. meent dat men bij voor
stellen rekening te houden heeft met anders
denkenden, zooals b.v. de motie van den
lieer Domela Nieuwenhuis. Diens motie was
te vaag; de voosteller had belastingen met
name moeten noemen.
Spreker verzet zich met alle kracht tegen
een inkomstenbelasting.
De minister van financiën, repliceerende,
zegt dat 't hem leed doet dat de heer
Rutgers hem luchthartigheid verwijt. Even
wel heeft de uitkomst geleerd dat deze
afgevaardigde ten opzichte zijner ambtsvoor
gangers heeft gefaald. Nog meerder uitgaven
zullen moeten gedaan worden, b.v. voor de
legerorgauisatie en de pensioenwetdoch
er Wordt steeds naar bezuiniging gestreefd.
Over de andere punten kan spreker kort
zijn. Deze regeering is niet gebonden aan
een verkiezingsprogramma, wel aan hetgeen
zij zelf vooropstelde.
Wat de mutatierechten betreft, wat men
van dc grondbelasting afneemt, inoet men aan
de gemeenten of een andere bestemming
geven. Daaromtrent is echter uog niet be
slist.
Het debat over de patentbelasting voor
vennootschappen wcnscht de minister aan te
houden tot de motieHartogh behandeld
wordt. Het denkbeeld des heeren Okma deelt
de minister niet, evenmin diens grieven tegen
de banken. Dat van den heer Norman wil de
minister overwegen, echter geen toezegging
doen.
Wat de werklieden bij de ï'ykstelegraaf
betreft, als zij vaste aanstellingen hebben,
vallen zij onder de pensioenwet.
De heer Zijp, repliceerende, merkt op, dat
de minister de mutatierechten onder de grond
belasting rangsctiikt en dringt nogmaals op
afschaffing daarvan aan.
De heer Domela Nieuwenhuis meent den
nationalen tijd niet voor niets te verbruiken,
hij is alléén woordvoerder eener partij, terwijl
de andere woordvoerders het werk verdeelen.
Zijne motie geeft niets nieuws, zoodat geen
onwetendheid kan worden voorgewendboven
dien gaat de heer Smeenge een eind weegs
met hem mee.
De heer W. K. van Dedem drukt zijn
leedwezen uit over de repliek des ministers
aan den lieer Rutgers, waardoor hij meent
dat de regeering geen gevestigde opinie heeft.
De heer Van Delden merkt op dat de
regeering te veel traineert met de wijziging
der gemeentewet en deze te laat heeft inge
diend.
De heer A. van Dedem komt hiertegen
op. Het verslag kan nog in do Kerstmcantie
gereedgemaakt en de wet nog in dit zitting
jaar behandeld worden.
De lieer Itoëll bestrijdt deze meeniug; het
gereedmaken zal minstens een maand duren,
en dan zal het nog kort zijn.
De heer Heemskerk komt op tegen het slot
van des heeren A. van Dedems rede, hoewel
hij van dezen minister ook wat meer vlugheid
had gewenscht.
Na repliek van den lieer Norman antwoordt
de heer Gleichman den heer Heemskerk, dat
0 U R A N I.
Abonnementsprijs, per kwartaal
franco per post, door het geheels Rijk
Aftomleriijke nominees
J 1.85.
- 2.50.
- 0.10.
Advertentieprijs: van 4——10 gewone regels met
inbegrip ran eene Courantf 4.10.
Iedere gewone regel meer- 0.10.
Drirmaai. geplaatst wordt tegen twekmaaï. berekend.
Bosgëmeester en Wethouders va» Schiedam;
herinneren bij deze alle belanghebbenden aan hunne
rerpligting tot het doen van aangifte ter Inschrijving
worde Hationale Militie, in de maand Januarij 1891.
De bepalingen der Wet betrekkelijk de Nationale
Militie van de» 19 Augustus 1861 Staatsblad No. 72),
waarbij de inschrijving is geregeld, zijn de volgende:
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge
schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den 1
Januarij, van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden;
1, Jlij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moe
der, of, zijn beiden overleden, wiens voogd inge
zeten is volgens de Wet van den 28 Julij 1850
Staatsblad No. 44)
2. Hij, die geen oudcis of voogd hebbende, gedurende
de laatsteaan het in de eerste zinsnede van dit
iflrtikei vermelde tijdstip voorafgaande, achttien
maanden in Nederland verblyf hield;
8. Hij, van wiens ouders do langstlevende ingezeten
wasal is zijn Voogd geen ingezetenmits hij
binnen liet Rjjk verbtijf houdt.
iVoor ingestion wordt niet gehouden de vreemdeling,
beboerende lot eenen staat, waar do Nederlander niet
aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen, of waar,
tfn aanzien der dienstpligtigheid, het beginsel van
<wederkeerighcid is aangenomen,
Art. 16. De inschrijving geschiedt
1. Van een ongehuwde in da gemeente, waarde vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden
overleden, de voogd woont;
2. 'Van een gehuwde en van een weduwnaar in de
gemeente, waar hij woont;
3. Van hein, die geen vader, moeder of voogd heeft
of door dezen Is achtergelaten, of wiens voogd
'buiten "s lands gevestigd is, in de gemeente, waar
hij woont;
Van den buiten 's lands wonenden zoon van een
'Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in
eer. vreemd land woont, in de Gemeente, waar zijn
'tader of voogd liet laatst in Nederland gewoond
'heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven
De in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van
een ingezeten, die geen Nederlander is
2. .De in een vreemd Rijk verblijf houdende ouder-
iooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd
ingezeten
3. De zoon van den Nederlander, die ter zake va»
's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen
of koloniën woont.
Art 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden
ingeschreven, is verpligt zich daartoe bij Burgemeester
s a Wethouders aan te geven tussclien den 1 en den
31 Januarij.
Bij ungestoldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn
vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn
beiden overleden, zijn voogd tot liet doen van die aan
gifte verpligt.
Do wijze, waarop "an het doen van de aangifte
blijken moet, wordt door Ons bepaald.
Art. 20. Hij, dio eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, ingezeten
wordt is verpligt, zicli, zoodra dit plaats heeft, ter
inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wet
houders der gemeente, waar de inschrijving, voigens
art. 16, moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zin-
tfiaden van art. 18.
Zijne insein ijving geschiedt in het register van bet
jaar, waartoe tiij voigens zijnen leeftijd behoort.
Dientengevolge wordt aan alle mannelijke ingezete
nen, die geboren zijn in den jare 1872, kennisgegeven,
dat ten Raadluii/e, op dagen en uren, hieronder ver
meld, tot liet doen dier inschrijving meer bepaaldelijk
gelegenheid zal worden gegeven, te weten:
op 7. AT U li DAG den 10 Januarij 1891 en
MAANDAG den 12 Januarij 1891,
•telkens van des voormiddags 10 tot des namiddags l uur
Het register van inschrijving zal bovendien geopend
•4.
1.
.lijven tot den 31 January daaraanvolgende des na
middags ten vier uur, wanneer het voorloopig zal
worden gesloten.
Voorts v/arden belanghebbenden nog opmerkzaam
gemaakt, dat met eene boete van ten minste vijftig
cents en ten hoogste f iOO worden gestraft zij, dio ver
zuimen zich in de maand January voor de militie te
doen inschrijven.
Aldus vastgesteld bij Burgemeester en Wethouders
van Schiedam den 5 December 1890 en afgekondigd
den 20 December daaraanvolgende.
De Burgemeester,
P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
De Secretaris,
A. W. MULDER.
6