op 'het, grafgesteente van KonTng Willem III. Zij die met dit voornemen instemmen, kun nen voor zoover zij in de Zuidafrikaansche republiek toeven hunne bijdragen aan den ondergeteekende doen geworden, door vvien zelfs de kleinste gave met erkentelijk heid zal worden verzameld". Binnenlandsche Berichten. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL- Zitting van 4 Februari. Ingekomen is een wetsontwerp tot verlen ging van den diensttijd der landmilitie, lich tingen 1885 co 4886, voor de zeemiliciens der lichting 1887. Het algemeen debat over de stedenwet werd voortgezet. De heer Clercx verdedigde het ontwerp, als dienende om het werk in 1887 gedaan, toen ten, Jijate der, li bei alen,te verbeteren. De heer Hartogh daarentegen bestreed het voorstel sterk, daar het de'verdrukking der minderheden in de enkelvoudige distrieten vermeerdert. Het is zonder eene verdee'ing voor de raadsverkiezingen ook onbillijk en de reeds lang gewenschte grensregeling tusschen Amsterdam en Nieuwer-Amstel zal bij aan neming van dit ontwerp onmogelijk worden. Door den 'lieer ïtoëll werderrzijne bezwaren tegen het wetsvoorstel nogmaals ontwikkeld. Vooral bestreed hij het beroep van den afge vaardigde, den lieer Heemskerk, op Groen van Prinsterer en betoogde hij uit de geschie denis dat Groen tegen splitsing was. De heeren Veegens en Viruly Yerbrugge repiiceerende, handhaafden ieder hun inge nomen standpunt. De minister De Savornin Lobman hield de grondwettigheid van het ontwerp vol, ontkende dat alle overbevolking van Amsterdam uit sluitend zich in Nieuwer-Amstel zou gaan vestigen, en dat partijbelang bij het ontwerp voorzat of dat verwerping van het ontwerp herziening van* het kiesrecht zou bevordeien. Het algemeen debat is daarna gesloten. Bij artikel 1 werd lang gedebatteerd over de vraag of voor de gesplitste gemeenten er dan wel meerdere kiezerslijsten moesten opge steld en op welken datum de woonplaats- aanwijzing moest vastgesteld worden. De minister meende op 15 Februari. Morgen voortzetting. SCHIEDAM, 5 Februari 1891. Door burgemeester en wethouders zijn heden bevorderd aan de gemeente-secretarie, afd. algemeene zaken, tot hoofdcommies, chef der afdeeling, de heer A. H. W. van Luik; tot adjunct-commies de heer H. de Vringer, tot len klerk de heer Q. Rovers, terwijl tot 2en klerk werd benoemd de heer G. H. Schuur man. Aan de afdeeling burgerlijken stand en bevolking werd bevorderd tot commies, chef der afdeeling, de heer W. J. van Wagtendonk tot adjunct-cornrnies de lieer H. Bras, terwijl de le en 2e klerk aan die afdeeling later zullen wo? den benoemd. Tot dt goede bezetting der schouwburg zaal op gisteravond zal niet het minst heb ben bijgedragen het aangekondigd optreden van mevrouw Catharinv Beersmans, de ge vierde tooneelsneelsterdie voor de eerste maal met het gezelschap der heeren Le Gras Haspels alhier optrad. Over het spelen harer rol als Thekla, de echtgenoot van den bankier Rebus, niets dan lof; uitmuntend blijft zij haren arislocrati- schen neigingen en inzichten getrouw. Uit adellijken bloede gesproten, handelt zij ge heel overeenkomstig de gebreken, welke dien stand aankleven, tracht zij haar eenige doch ter Tilli willens en wetens ongelukkig te maken en geeft blijken van een moraal, ■welke in strijd is met de neigingen van het menschelijk hart, met de eischen van het leven. Welverdiend was de haar, behalve dave rend applaus, toegedachte hulde in den vorm van een fraaien bloemruiker, welke onder scheiding eveneens te beurt viel aan de hoofd persoon, die de titelrol vervulde. Ook deze muntte uit door haar spel; hoe natuurlijk, hoe ongedwongen kweet mej. Vink zich van hare taakwat waren die scènes met den huisonderwijzer, met hare mama en vooral die met haren vader uit het leven gegrepen, Hoe geeft de edele Tilli daarin de duidelijkste bewijzen eener gezonde moraaldie kennis en deugdelijkheid verre verkiest boven ge boorte, gepaard gaande aan onbeduidendheid en leeghoofdigheid. En hoe getrouw staat haar eerlijke, oprechte vader, de bankier Rebus, in casu de heer D. Haspels, haar ter zijde; hoezeer is ook hij overtuigd dat eens men- schen geluk afhankelijk is van het toegeven aan billijke wenschen en gepaste neigingen. Verdienstelijk kweet de heer Haspels zich van zijne taak, evenals de overige acteurs en actrices, zoodat hier allen goed in hunne rol waren, en niet ter wille eener hoofdpersoon het overige personeel uit acteurs van minde ren rang bestond. De herhaaldelijk stormachtige toejuichingen vertolkten de instemming van het publiek zoowel met de keuze van het stuk als met de bezetting der rollen. Zoo voortgaande, kan de directie verzekerd zijn van een steeds talrijk en dankbaar publiek. Het nastukje »De Muis" was mede in goede handen en deed ons zien, welke dwaze gevol gen de vrees voor een muis na zich kan sleepen. De gewone audiëntie van den minister van koloniën zal op Vrijdag 6 dezer niet plaats hebben. Staatsblad no. 29 behelst het besluit van den 2Gsten Januari, houdende verhooging van liet maximum-bedrag der postwissels in het verkeer tusschen Nederland en de koloniën in West-Indië. H. M. de Koningin-Regentes schonk f500 aan de commissie voor de verloting ten be hoeve van het burgerziekenhuis van dr.Berns te Amsterdam. Bij de exploitatie-maatschappij is ten be hoeve van het zieken- en ondersteuningsfonds flOO ontvangen van de Koningin en de Koningin-regentes en een gelijk bedrag van de groothertogin van Saksen-Weirnar. Naar liet Haagsch Dbld. verneemt, werd in het laatst van het vorig jaar, ingevolge de bevelen van H. M. de Koningin-Regentes, ter kennis gebracht van de leden van het Civiel en Militair Huis van wijier Z. M. den Koning, dat met ingang van 1 Mei 1891 alle leden van beide Huizen van wijlen Z. M. den Koning op de meest eervolle wijzen van hun betrekking als zoodanig zouden worden ontheven, terwijl de nieuwe benoe mingen of herbenoemingen op dien datum zouden' ingaau. In de Moniteur de la Guyane Franpaise van 27 December 1890 komt een schrijven voor van den gouverneur aan den directeur van binnenlandsche zaken, waarin hij hem de uitnoodiging herhaalt om geen vergunning te verleenen tot goudzoeken op het grond gebied, dat het onderwerp van geschil tus schen Frankrijk en Nederland uitmaakt, en dat hij doeltreffend toezicht op de rivier Maroni moet doen houden. De West-Indiër merkt echter op, dat er nooit j> vergunningen" zijn verleendmaar wel concessies voor een jaar, tegen 60 cen times per hectare, en dat de geheele aan schrijving slechts een wassen neus is en alleen bestemd, om de Fransche regeering in de gelegenheid te stellen zich daarop te beroepen. Inmiddels zullen de Fransche goudzoekers rustig hun gang gaan. Van een herstel van het status quo is geen sprake. Te Amerongen zijn voor de verk ring van een lid der Provinciale Staten uitgebracht 1438 stemmen. Gekozen isjhr. mr. L. H- J. M. van Asclt van Wijck, met 818 stem men. Mr. G. C. D. R. baron van Harden- broek verkreeg 591 stemmen. De heer A. Brummelkamp, redacteur der JV. Frov. Gron. Gt., is door den bond van antir. kiesvereenigingen tot candidaat gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer in het kiesdistrict Zuidhorn. In de vergadering der afgevaardigden van de afdeelingen van den bond voor algemeen kies- en stemrebht en sociaal-democraten in het district Schoterland met het kiescomité der volkspartij aldaar, is de heer F. Domela Nieuwenhuis candidaat gesteld bij de aan staande verkiezing voor het lidmaatschap dei- Tweede Kamer. Te Rotterdam is overleden dr. F. J. Dupont die als wetenschappelijk man hoog stond aangeschreven. Als voorzitter van de Rotter- damsehe gezondheids-commissie en als lid van den raad aldaar was hij jarenlang ijverig bezig om er de openbare belangen te behartigen. Hij was een bekwaam bacterio loog en een van de eersten die zich hier te lande aan die studie wijdden. Zijn stoffelijk overschot zal te Gotha verbrand worden. De Haagsche correspondent van de Zuiph. Ct. toont uit de jongste discussie, in de Tweede Kamer aan, dat nu ook de Limburgers bij monde van den heer Haffmans hun afval van het ministerie hebben aangekondigd. Hij brengt dit in verband met de houding door het Kabinet tegen de pogingen der rechter zijde om de bescherming in handel en nijver heid in te voeren, waaromtrent de minister van financiën, in antwoord op den heer Hintzen, zich in waigerenden zin heeft uitgelaten, omdat zijn ambtgenoot voor buitenlandsche zaken het in dat opzicht niet met hem eens was. Nog een ander geschil bestaat er iu den boezem van het Kabinet. ïTelkens, zegt de briefschrijver, als aan den minister van financien verweten werd, dat hij, die reeds in April 1Ö88 verklaarde de herzie ning der wettelijke bepaïingen betreffende ge meentebelastingen is eene dringende eisch des tijds, desniettemin eerst in September 1890 een regeling van dat vraagstuk bij de Kamer aan hangig had gemaakt, was zijn antwoordDe schuld van die late indiening rust op mij, maar is het gevolg van de verwisseling van de porte feuille bij binnenlandsche zaken in het begin van 1890. Toen de minister Mackay het torentje verliet, waren wij het eens geworden over de in te dienen wetten, maar met den minister Lobman moest weer nieuw overleg gehouden worden en dat overleg duurde zoo lang, dat het September werd, voordat de ontwerpen de Tweede Kamer konden bereiken. Aan de juistheid van die verklaring werd in de Kamer niet getwijfeld, maar er werd tegen aangevoerd, dat dit dan een bewijs te meer was hoe verkeerd de minister Mackay had gedaan door zijn portefeuille voor binnenlandsche zaken met die van koloniën te verwisselen, want dat daardoor groote vertraging was ontstaan in de afdoening van zakerij die door de regeering zelve zoo in hooge mate urgent worden geacht. Daarmede zou dit inci dent zijn afgeioopen, indien niet de minister Lohman den laatsten dag was opgestaan om zijn eigen ambtgenoot tegen te oreken en in' parlementaire, maar daarom niet minder duide lijke taal te verklaren dat de min. van financiën een onjuiste lezing der zaak had gegeven. Zoo pertinent mogehjk zeide hij, dat zijr. optreden de zaak der gemeentebelastingen niet had vertraagd, want dat de ontwerpen op het tijdstip, dat hij de portefeuille aannam, nog volstrekt niet gereed geweest waren. Wat moest de Kamer nu geloo- ven De minister van financiën kon er natuurlijk het stilzwijgen niet op bewaren. Hij nam dan ook onmiddellijk het woord en zeide, dat zijn ambt genoot zich vergiste, want dat op een paar onder geschikte punten na het overleg tusschen da beide ministers was afgeioopen toen de heer Lohman tot minister werd benoemd. De premier van het ministerie knikte,'dat zijn ambtgenoot voor financiën gelijk had, en daarbij bleef het. Ondërtusschen had men een zoodanige kibbelpartij tnsschen de leden van hetzelfde ministerie nog nimmer bijgewoond, en vooral voor de vrienden van het ministerie, die zoo hun best gedaan hadden om het bewind te verdedigen, was het een zeer onverkwikkelijk incident." Onder den titel szonder marchandeeren" bespreekt het Handelsblad het inkomen der kroon en betoogt, ook op historische gronden, dat van eene verlaging van het bedrag uit de rijkskas geen sprake mag zijn. De finan- cieele omstandigheden van ons land leveren daartoe evenmin aanleiding, en tot staving dezer bewering geeft het de volgende cijfers: »Een-en-veertig jaren heeft Willem III Nederland geregeerd en 's lands financiën in bloeienden staat achtergelaten. »De bevolking is met de helft vermeer derd. 's Lands gewone inkomsten zijn van 58 tot 124 millioen gestegen, dus meer dan verdubbeld. Geen belasting drukt meer op het brood, op de brandstoffen, op het varkens- en schapenvleesch. Accijnzen op on misbare" levensbehoeften worden thans voor nog geen 6 millioen geheven. De invoerrechten zijn ten defcle afgeschaft, anderdeels zeer verlaagd. De gemeentelijke accijnzen zijn, op weinige uitzonderingen na, verdwenen. De staatsschuld eischt ruim 5 millioen minder dan 40 jaar geledenzij neemt thans niet 63, maar slechts 27 pCt. van de inkomsten in beslag. Zonder Indische baten wordt het evenwicht tusschen gewone inkomsten en uitgaven be reikt. Ziedaar in korte trekken den financieelen toestand van Nederland, toen Koning Wil lem III den 23'November 1890 overleed." Dit alles, wij kunnen niet nalaten dit in het voorbijgaan er bij op te merken, is tot stand gekomen onder het beweerde »wan- beleid" der liberalen. Uit bovenstaande cijfers blijkt, zegt het HU., odat terwijl in 1849 het inkomen van zes ton 4 pCt. van 's lands gewone inkom sten vertegenwoordigde, dat bedrag thans nog geen l/s pCt. van de ontvangsten uit maakt." Men schrijft uit Luxemburg: De Luxemburgsche regeering beeft bij de be handeling van het budget'over 1891 dezer dagen, voorgesteld een som van 32,000 francs uit te trekken voor de vervaardiging van kopieën der portretten van de Koningen Willem I, Willem II en Willem III en van Prins Hendrik der Neder landen. De bedooling was een galerij te verkrij gen van de vorsten, die over het land hebben geregeerd. Men bezit reeds de levensgtoote beeltenissen van keizer Frans I en van keizerin Maria Theresia. Bij de toelichting der aanvraag deed de staatsminister, de heer Eyschen, op merken, dat door de verwezenlijking van dit plan voldoening kan worden gegeven aan het nationaal gevoel, en herinnerde tevens aan het woord, door den tegenwoordigen gioothertpg bij diens troonsbestijging gesproken De dynas tieën sterven tilt, maar de volken blijven, en op wie bleven, rust de taak om de gedachtenis der vorsten in eere te houden die zich jegens het vaderland verdienstelijk hebben gemaakt". Dé heer Eyschen was dus van meening, dat het land een plicht der dankbaarheid zou vervullen door een verzameling aan te leggen van de- portretten van de vorsten, die in de laatste tijden over Luxemburg hebben geregeerd. Zonder discussie en hoofdelijke stemming ver- eenigde zich de Kamer met het voorstel. Tot verklaring van de verschijning der nieuwe kwartjes met het' jaartal 1848, deelt 1 men aan het H. v. 3. H. mede: Kindertijd, gedurende de regeering van -w»

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 2