Henri van Schaik, t
generaal -van Nederlandsch Indië van 23
'Februari 1891, wordt de gouvernements-
fcoffie-oogst op Java voor dit jaar geraamd
op 350,345 pikols. (Stct.)
Volgens het AT. v. If. is er een fout in
de stedenwet ontdekt, die ofschoon van
ondergeschikte beteekenis hare aanneming
door de Eerste Kamer toch onmogelijk maakt.
In de wet wordt uitdrukkelijk bepaald, dat
van alle kiezers opgegeven moet worden
•woonplaats, straat, gracht of plein en huis
nummer.
Wie geen huisnummer heeftzou dus
volgens de stedenwet als kiezer niet in aan
merking kunnen komen en schippers zouden
dus uitgesloten zijn.
De fout zou gemakkelijk te verhelpen zijn,
maar de Eerste Kamer mist het recht van
amendement, en kan dus onmogelijk iets
anders doen dan de wet verwerpen.
De Haagsche correspondent der Zw. Ct.
.wijst er op, dat het nog fameus onzeker"
is, wanneer over de Iegerwet beslist zal wor
den. Hij becijfert, dat het zelfs met goeden
wil haast onmogelijk zal zijn met de behan
deling der wet voor het Paaschreces (dat
op 26 Maart aanvangt) een aanvang te maken.
Zelfs is er zooveel te schikken en te plooien,
dat eigenlijk eerst in Mei de zaak rijp voor
behandeling is. En met de stembus voor
bogen willen de meesten tijdig naar hunne
haardsteden, zoodat er reeds stemmen (ook
van Kamerleden) gehoord worden, om de wet
wel in dit zittingjaar, maar eerst na den
verkiezingsstrijd, dus in 't laatst van Juni en
Juli af te doen. Hiertoe zal 't intusschen
wel niet komen, want de heeren zullen wel
niet in de zomerhitte daartoe te vinden
zgn.
Bovendien kan een ten deele afgedankte
Earner toch ook moeilijk meer zulk een hoogst
gewichtige taak volbrengen. Hieruit blijkt
echter hoe groot de onzekerheid is. Bovendien
weten de niet ingewijden niet, welk compro
mis er eigenlijk ophanden is. Men weet, dat
de oneenige bondgenooten druk aan het
zoeken zijn naar een vergelijk een nieuw
soort van steen der wijzen maar of men
ook bezig'is te vinden, is nog een diep ge
heim.
Het bestuur der R.-k kiesvereeniging Hecht
vóór Allen te Delft heeft dezer dagen aan
verschillende zuster vereen igingen in den lande
de volgende circulaire gericht, waarbij krach
tig aangedrongen wordt op het verwezenlij
ken van de eenheid in de politieke organi
satie der Nederlandsche katholieken.
Mijne Heeren.
De verwarring op politiek gebied, waarin wij
katholieke Nederlanders, gedurende de laatste
maanden verkeeren, heeft ons doen besluiten eene
laatste poging tot verbetering aan te wenden.
Wat toch is de zaak Velen der onzen, met
de beste bedoelingen ter wereld bezield, verkeeren
in de* grootste ongelegenheid, omdat zij niet meer
weten aan wies of aan wat zij zich zullen hou
den. Zij weten, ten 'einde raad, niet beter dan de
voorschriften te volgen van hunne courant en
nemen soms met de volmaaktste goede trouw re
deneeringen aan, des te sterker gekruid, naarmate
jij oppervlakkiger zijn. De moeiten en lasten, die
wij, besturen van R.-k. kiesvereenigingen bij de
eerstkomende verkiezingen en later van die ver
warring zullen ondervinden, zullen zeer groot zijn.
Staan de zaken nu reeds minder gunstig, de heer-
schende tweedracht en verwarring zullen ze
hopeloos maken.
Het is daarom, dat wij nogmaals een poging
willen doen om het bestuur van den algem.
bond te bewegen en te dringen de samen
stelling van den algem. bond te helpen wijzigen
in den volgenden geest:
In de plaats van een zoogenaamden algem.
bond, samengesteld uit een deel der bestaande
kiesvereenigingen, dus feitelijk geen alg. bond
jal een bond worden geconstitueerd uit elf pro
vinciale bonden. Wanneer de nu bestaande pro
vinciale bonden toetreden, dan zal er een algemJ
bond bestaan, die alle Nederlandsche katholieken
samenbindt en ais orgaan der R.-k. partij dienst
doetdan zullen velen, door de pers soms meer
misleid dan geleid, een veilig richtsnoer hebben.
Onzes inziens zouden wij daarvan reeds bij de
eerstvolgende Juni-verkiezingen de vruchten kun
nen plukken.
Wij zijn zoo vrij daartoe het initiatief te nemen,
omdat wij reeds eenmaal het voorstel tot die
bondswijziging hebben gedaan. Zooais gij namelijk
weet, is in het vorige jaar op eene vergadering
van den Noord-Zuidhofl. bond door de Delftscbe
afgevaardigden een motie ingediend met boven
bedoelde strekking. Zij werd aangenomen, en op
voorstel van de Haagsche afgevaardigden werd
aan het bestuur van den Noord-Zuidboll. bond
opgedragen de noodige stappen te doen bij den
algem. bond.
Daar ons nu van eenig resultaat niets bleek
en wij zelfs van de' geheele zaak niets meer hoor
den, hebben wij ons in het begin van Januari
van dit jaar tot den voorzitter van den algem. bond
gewend, nogmaals hét hooge gewicht der door
ons beoogde reorganisatie uiteengezet en hetn
dringend verzocht eene algemeene vergadering
te doen beleggen om de zaak aan de orde te
brengen.
Tot nu toe geen antwoord S
Mijne Heeren. Er is periculum in mora Waar
de inmenging van den Noord-Zuidholl. bond
zonder eenig effect bleek, waar onze geïsoleerde
poging schipbreuk leed, daar zullen vereende
krachten misschien beter slagen.
Het is daarom, dat wij niet alleen uwe adbae-
sieaan bijgaand schrijven, maar ook uwe krachtige
roedewerking verzoeken. Indachtig aan de spreuk
Eendracht maakt macht", twijfelen wij niet,
of het bestuur van den algem. bond zal zich ge
drongen gevoelen aan het eenparig veriaugen
van een gioot getal aangesloten kiesvereenigingen
gehoor te geven.
Voorloopig is uwe handteekening onder nevens-
gaamien brief voldoende.
Het bestuur der R.-!- kiesvereeniging te Delft
J. Vlek.
A. A. T. van leeuwen.
Dr. J. J. Griblikg.
J. C. Olihers.
De brief, gericht aan het bestuur van den
algemeenen bond en waarvan in bovenstaande
circulaire der Delftscbe kiesvereeniging sprake
is, luidt ais volgt
»De ondergeteekenden, allen bestuursleden van
kiesvereenigingen aangesloten aan den algem.
bond, verzoeken u beleefd en dringend, om eene
algemeene vergadering uit te schrijven, welke
minstens vóór of op 15 Maart zal moeten plaats
hebben.
sWij doen u dit verzoek, omdat wij wijziging
wenschen voor te stellen van artikel 1 van'het
reglement."
"Wij lezen in de Amh. Ct. van gisteren
Het niet-benoemen van den luitenant ter
zee ie klasse S. T. Land, lid der Tweede
Kamer voor het district den Helder, tot
kapitein-luitenant, waartoe hij, alsfeovenaan
op de ranglijst, het eerst in aanmerking kwam,
heeft, gelijk wij reeds mededeelden, een on
derwerp van bespreking in de Eerste Kamer
uitgemaakt. De minister van marine beweerde
eerst, dat de Wet het niet toeliet. Toen de
heer Fransen van de Putte bewees, dat de
wet het volstrekt niet belette, zeide de minis
ter dat de heer Land de geschiktheid miste.
Een onbestemde reden die van persoonlijk
oordeel afhangt, en waarover dus met den
minister niet kan gedebatteerd worden.
Maar wel mag men er de aandacht op
vestigen, dat dit brevet van ongeschiktheid
uitgereikt is door den minister, wiens onbe
kwaamheid algemeen wordt erkend en die
onder zijn eigen ministerschap bevorderd is
tot seliout-bij-nacht.
De Haagsche correspondent van de Zutph.
Ct. zegt dan ook:
Naar den maatstaf, dien deze minister ge
woon is aan te leggen, zou nog wel eens het
testimonium van ongeschiktheidden heer
Land uitgereikt, voor dien officier eeneere-
teeken kunnen worden. Toch vraagt men
onwillekeurig: in welk opzicht wordt deze
officier door den minister voor een hoogere
betrekking ongeschikt geacht, maar op die
vraag is althans in de Eerste Kamer het ant
woord niet gegeven. Mij is verzekerd, dat de
heer Land een dienststaat kan overleggen
zooals slechts weinigen van het korps, en
men dacht dan ook, dat hij bestemd was tot
den hoogsten rang op te klimmen. Er wordt
gefluisterd, dat de reden van het passeeren
alleen moet gezocht worden in het schrijven
van een paar met zijn naam onaerteekende
artikels over de behandeling van het perso
neel maar het is toch niet aan een officier
verboden, en al vond de minister die artikels,
waardoor groote gebreken aan het licht kwa
men, niet aangenaam, dat moet toch nooit
een reden zijn om de carrière van een ver
dienstelijk hoofdofficier, met 26 jaren trouwen
dienst, te breken. Waarschijnlijk zal dus in
de Tweede Kamer wel nader licht worden
gevraagd. Als de minister zegt in gemoede
te kunnen verklaren, dat hij zich niet heeft
laten leiden door misnoegen over de afkeu
ring, die de heer Land over 's ministers
beleid heeft uitgesproken, dan moet men dat
natuurlijk aannemen, maar de zaak blijft in
hooge mate raadselachtig, en des te treuriger,
omdat het hier een antecedent betreftdat
ook uit een politiek oogpunt men denke
aan de onafhankelijkheid van ambtenaren-
volkvertegenwoordigers bedroevende gevol
gen kan hebben.
Te Bodegraven gevraagd, hoe hij dacht te
stemmen over de Iegerwet, antwoordde de
heer "Van "Velzen dat het anti-revolutionnaire
beginsel hem verbood zich daaromtrent te
verklaren, omdat dit zou uitloopen op een
mandat impératif.
Natuurlijk niets anders dan eene uitvlucht.
Met het anti-revolutionnaire beginsel omtrent
het imperatief mandaat heeft de vraag hoe
genaamd niets te maken. Dit erkent dan
ook de Standaard. Van hetgeen de heer
Van Velzen beweerde, zegt het biad: het
nspreekt vanzelf, dat hier geen woord van
aan is". Maar dit neemt niet weg, dat deze
manier van een opponent van zich af te
slaan (NB. door eene onwaarheid te bezigen)
»niet onaardig" wordt genoemd, en de heer
Van Velzen daarvoor uitbundig geprezen
wordt.
De Tijd vraagt, of het»beginsel"waarvan
de heer Van Velzen sprak, misschien een
beginsel is, bestemd om tijdelijk aan de
anti-revolutionnaire leden der Kamer diensten
te bewijzen, met het oog op de Iegerwet
en de aanstaande verkiezingen. Als dat
werkelijk het geval is, dan weten nu die
leden, dat het hoofdorgaan hunner partij
het »niet onaardig" vindt dat er dergelijke
middelen worden gebezigd.
We zijn een zeer dankbaar volk.
Men luistere: Onder groot gejuich, met de
noodige drukte werd verleden jaar de fuselier
Buis ontvangen en generaal Den Beer Poortu-
gael hield bij aankomst van het schip, dat den
held aan land bracht, een rede vol lof voor den
ridder van de Militaire Willemsorde, die
leunende op zijn stoksken, bewogen de ver
schillende eerbewijzen ontving en heilig over
tuigd was, dat Nederland nog iets voelt voor
zijn dappere zonen, dat het hen nog in eere
houdt, die het leven voor hun vaderland heb
ben gewaagd, wier wonden kunnen getuigen
van den ouden moed.
Buis werd naar het hospitaal gebrachthij
verliet het hospitaal met een pensioen van
ruim zeven gulden per week en met de ver
zekering, dat men hem een betrekking zou
bezorgen, waarvan hij, de ridder, voldoende
kon leven.
Men hield woordBuis werd knecht aan de
Tweede Kamer; bij mocht cokes komen aan
dragen, de kachel aanleggen en al het vuile
werk doen wat er te doen viel, hij, de ridder
der Militaire Willemsorde, onze hoogste onder
scheiding onder de militairen!
Er kwam een betrekking open aan de
Rekenkamer. Met zeer schoone aanbevelingen
in den zak stapte Buis naar den persoon, die
er ïhet hoogste commando voerde", kreeg
toezegging dat hij ongetwijfeld zou worden
geplaatst en. graaf Schimmelpenninck
van Nijenhuis, kamerheer des Konings, wist
een zijner overtollige huisknechten want
de graaf gaat eenvoudiger leven het baantje
te bezorgen.
De ridder droop af.
Er kwam een betrekking open aan 't nieuw
opgerichte fonds voor weduwen en weezen.
Met zeer schoone aanbevelingen in den zak
stapte Buis naar den persoon, die er 'thoogste
commando" voerde, kreeg toezegging en
graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, kamer
heer des Konings, wist een zijner overtollige
huisknechten want de graaf gaat eenvou
diger leven ook hier het haantje te bezorgen.
En weer droop de ridder af.
Nederland voelt nog iets voor zijn dappere
zonen, Nederland houdt hen nog in eere, die
't leven voor 't vaderland hebben gewaagd,
wanneer maar geen graaf overtollige huis
knechten heeft. Dan zwijgt alles. Een grafelijke
huisknecht verduistert zelfs 't: ïVoor moed,
beleid en trouw". AmstCt.)
De kiesvereeniging Vooruitgang" te Rot
terdam heeft in zake het praeadvies van het
hoofdbestuur der Liberale Unie" over het
wetsontwerp tot regeling van den krijgsdienst
de volgende motie aangenomen »De kies
vereeniging Vooruitgang", kennis genomen
hebbende van het praeadvies der Liberale
Unie" en daarmede instemmende, is van oor
deel, dat het wetsontwerp tot regeling van
den krijgsdienst in zijne hoofdbeginselen tot
wet behoort te worden verheven."
Het volgend treffend ongeluk wordt ons
uit Pretoria (Transvaal) gemeld:
De heer L. D. Borel, secretaris van onder
wijs, was met zijn zoon, ambtenaar bij het
departement van onderwijs, en den jongeheer
Coops, werkzaam bij het departement van
telegraphie, per ossenwagen naar de Pienaars-
rivier vertrokken, om daar een paar vacantie-
dagen genoeglijk door te brengen.
Terwijl zij daar vertoefden, begon de rivier
door hevige regens in den nacht van 23
Januari zoodanig te zwellen, dat de ossen
wagen, die hun tot nachtverblijf diende, en
onvoorzichtig genoeg, aan de lage zijde der
rivier was uitgespannen, door den ontzettende»
aandrang van den vloed werd medegevoerd;
aan redding was niet te denken, zoodat alle
drie jammerlijk verdronken, wat diepe ver
slagenheid te Pretoria teweegbracht.
Ook het volgende treffend ongeluk wordt
uit Transvaal bericht. Een troep trekboereo,.
uit Oranje-Vrijstaat op weg naar Transvaal,
kwam bij Engelbrecht's Pont, toen de rivier
de Vaal zoo gevaarlijk was, dat de veerlieden
weigerden hen naar den overkant te brengen.
Zij besloten echter op eigen verantwoording
den overtocht te wagen. Zeven en twintig
boeren gingen met twee wagens op de pont
en begonnen die naar de overzijde te trekken.
Maar toen zij midden op den stroom waren,
brak een der touwen, de pont sloeg om en
van de 27 mannen, die er op waren, kwamen
slechts twee zwemmend weder aan land. De
overige vijf en twintig verdronken voor de
oogen van hunne vrouwen en kinderen, die
op den oever stonden.
De intercommunale telephoongemeenschap
met Rotterdam, Dordrecht, Schiedam en
Den Haag, welken korten tijd gestoord is
geweest, is weder hersteld.
Men deelt aan de N. It. Ct. mede
Gisteren verzamelde zich het gezamenlijk