Maandag 13 Juli
IM°. 7797,
Eerste Blad
A0. 1891.
ij -en-Teertigste
Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
D tan e n I an d s cli e Berichten.
UITGEVER: J. ODÉ.
BTREAB: BOVER8TKAAT, E 2 7.
Schiedam, 11 Juli 1891.
De Fransche Kamer van afgevaardigden
behandelde een dezer dagen, naai'aanleiding
van een interpellatie van den heer Wallon,
een van die onderwerpen, waarover men
nooit uitgesproken raakt, 't zij in Kamerbebat-
ten, 't zij in particuliere gesprekken: het
plaatsen van standbeelden op publieke plaatsen.
Te Parijs, waar de gemeenteraad buiten
gewoon radicaal is, zal er een opgericht
worden voor den revolutieman Danton, wien
er reeds in zijn geboorteplaats een is gewijd.
De heer Wallon, geen bewonderaar van
de revolutie van '89, hield een heftige rede
voering tegen Dantongaf hem de schuld
van de beruchte Septembermoorden, teekende
protest aan tegen het plaatsen van het
beeld en vraagde of de regeering zich bij de
onthulling van bedoeld monument, als het
dan toch komen moest, zou doen vertegen
woordigen. Wij hebben het lange debat over
deze zaak gevolgdofschoon reeds in den
aanvang overtuigd, dat het tot geen resultaat
zou leiden. Menschen beschouwen menschen,
doch van zoo verschillende zijden, dat de
resultaten dier beschouwingen totaal met
elkander in strijd zijn. De minister Constanz
heeft dan ook maar verstandig gedaan, met
eenvoudig te verwijzen naar de publieke
meening in Frankrijk, die, Zijn Excellentie
schijnt liet goed te weten, voor drie vierde
gedeelte een hulde aan Danton niet afkeurt
-ook voegde hij er bij, dat de regeering, zoo
zij uitgenoodigd werd, zich bij de plechtig
heid der onthulling zou doen vertegenwoor
digen, zooals ze bij dergelijke gelegenheden
gewoon was te doen.
Onze zuidelijke naburen, met de Belgen te
beginnen, houden meer van dergelijke monu
menten dan wij. Antwerpen en Brussel reeds
kunnen het getuigen. Wij zijn wat nuchter
der Huygen's standbeeld b.v. moest, volgens
Potgieter, staan op het eilandje in den vijver,
die het Binnenhof in Den Haag bespoelt.
Ware zulk een denkbeeld in België of Frank
rijk geopperd, tien tegen éen, het zou uitge
voerd zijn; maar eenmaal over het Binnen
hof met zijn historische herinneringen bezig,
zou dan zeker welbekend torentje een be
roemd raad-pensionaris in de herinnering heb
ben teruggebrachtJan de Witt, minister van
binuenlandsche zaken, zonder wedergaminis
ter van buitenlandsche zaken, die Europa
naar zich deed luisterenminister van marine,
die, toen anderen 't onmogelijk achtten, zelf
het dieplood in handen nam, en onze oorlogs
bodems in zee brachtminister van financiën
ook, die door zijn beroemde conversie der
toenmalige schuld de bewondering van het
gansche land opwekte. Toch is in ons land
het denkbeeld van een huldeblijk aan Jan
de it, in den vorm van een standbeeld,
nooit ernstig aangegeven.
t Zij zooer behoort nog vrij wat hooger
ontwikkeling toe, dan de groote massa thans
nog bezit om openbare huldeblijken, aan
tegenstanders gebracht, zonder bitterheid te
kunnen aanzien. Hopen we op betere tijden;
we hebben toch niet alles ongedaan gelaten,
en de lof, door den Duitschen keizer op den
morgen van zijn vertrek uit Amsterdam, bij
De Ruyters graf aan ons volk gebracht, is
zeker niet geheel onverdiend.
Laatst werd een treurig feit in onze historie,
de dood van de twee broeders van Willem I,
Lodewijk en Hendrik van Nassau op waardige
wijze herdacht. Beiden verloren, strijdende
voor de vrijheid van de Nederlanders, in den
slag op de Mookerheide het leven. Een een
voudig monument verrees er voor hen in een
even eenvoudige dorpskerk; wie 'tniet zien
wil, ga er niet heenneme geen ergernis,
waar ze niet gegeven wordt.
Toch waagde het een ruwe pen,inonge-
wasschen handen gevoerd, Lodewijk van Nas
sau een avonturier te betitelen. En de man,
die dit schreef, boogde er nogal op, dat hjj
het woord had ontleend aan Schiller, die toch
in zijn s Afval der Nederlanden" onomwonden
de partii der Nederlanders kiest. Maar wat
deed de bestrijder. Hij nam die woorden uit
een zin, waarin ze in een geheel ander licht
voorkomen.
Na een vergelijking van Willem den Zwijger
en Lodewijk van Nassau, waarin de kalmte
des eersten, tegenover de onstuimigheid van
den laatste in het helderste licht wordt
geplaatst, zegt SchillerDaarom was Willem
een veldheer en Lodewijk was niet meer dan
een avonturiereen degelijk gespierde arm,
als een verstandig hem beheerschte. Zjjn
handslag gold voor altijd". Zoo gelezen,
verkrijgt men een geheel andere uitspraak,
zoo wordt lof, wat als minachting wordt aan
geboden. Den schrijver in het Limburgsche
blaadje was het zeker onbekend, dat voor
Lodewijk van Nassau jaren geleden de ge
weldige Bakhuizen van den Brink in het
krijt trad met den R.-L geestelijke Van der
Horst, ook een niet te versmaden kampioen,
en dat de nederlaag van den laatste verplet
terend was. De onbekende aanvaller in het
Limburgsche blaadje is eveneens krachtig op
zijn plaats gezet.
nEen volk is niet klein, dat zjjn groote
mannen eert", heeft de Duitsche keizer gezegd
eeren doet men zqn grooten en goeden ook,
wanneer men hen verdedigt, als ze worden
aangevallen, als men tracht hen in hun leven
en streven na te volgen, als men hen inde
herinnering doet voortleven, als men met hun
gedachten, met hun gemoedsgaven woekert,
en die ook in anderen tracht over te brengen.
SCHIEDAM11 Juli 1891.
De verkiezing van acht leden van den ge
meenteraad (als: zes wegens periodieke af
treding en twee wegens vermeerderde bevol
king) zal plaats hebben op Dinsdag den 21steri
Juli 1891, van des voormiddags negen tot
des namiddags vijf ure.
De vereenigde Rotterdamsche tooneelisten
gaven gisteravond in den schouwburg der
Officieren-Vereeniging eene opvoering van
Goede Getuigen". Dit is een heel aardig
blijspel. De hoofdpersoon is een meisje, Gerda
Dorn geheeten, eene jonge wildzang, die bij
een paar famiiiën als gouvernante heeft ge
fungeerd, maar om haar ongedurigheid tel
kens weder naar hare tante wordt terugge
zonden. Bij hare tante maakt zij nadere
kennis met Arthur Reimsfeld, broeder van de
barones Van Seldenitz. Deze jonge man
heeft haar eenmaal een dienst bewezen, en
zoo kenden zij elkaar eenigszins. Hij vraagt
haar ten huwelijk, maar tante verzet zich uit
alle macht, daar zij om eene jeugdige onbe
zonnenheid van Arthur zeer tegen hem was
ingenomen. Hij had haar namelijk om eene
gouvernante verzocht, jong, lief en van goede
getuigen voorzien, terwijl hij verklaarde de
damedie aan deze vereischten voldeedte
zullen trouwen. Gerda wordt onmiddellijk als
gouvernante over eeu jong meisje bij eene
adellijke dame geplaatsttoevallig juist de
zuster van Arthur. Natuurlijk wordt nu op
het buitenverblijf de kennismaking ver
nieuwd. Als laatste redmiddel vertelt
nu tante de onbezonnen streek van Arthur,
en Gerda, zeer verbolgen over dergelijke
koopmansachtige condities, duwt hem haar
allesbehalve goede getuigschriften in de hand
en wenscht te vertrekken. Van alle kanten
komt nu evenwel hulp voor Arthur, die op
het idee komt, ook zijn getuigschriften uit
zijn studiejaren over te leggen. Al het on
gunstige hieruit leest hij voor, om te doen
uitkomen, dat hij geen rechtjheeft een heilige
tot zjjn vrouw te wensehen, daar hij zelfver
van volmaakt is. Gerda, hierdoor wat gekal
meerd, eischt nu zijn getuigschriften op, en
daar leest ze nog andere, opzettelijk over
geslagen getuigenissen, van edelmoedigheid,
onverschrokkenheid en werkkracht sprekende.
Natuurlijk heeft nu de verloving plaats, te ge
lijk met nog eene andere, die ook veel tegen
kanting had ondervonden, die van Arthurs
vriend en helper, den dorpspredikant, en
Sidonie, de dochter van den baron.
Je heer Rosier Faassen was de laconieke
baron Von Seldenitz, die met onverstoorbare
goedmoedigheid den adeltrots van zijn Yrouw
(mevr. CoelinghVorderman) belachte en be
streed. Mevrouw Faassen Van Velzen speelde
voortreffelijk de beleedigde tante tegenover den
heer Henri De Vries, als Arthur. Ook de heer
Van Eijsden en mej. Marie Faassen voldeden
goed. Een enkel woord nog naar aanleiding
van het spel van mevrouw Van EijsdenVink
als Gerda, de hoofdpersoon. Een aangenamer
wildzang kan men zich moeilijk voorstellen.
Altijd even dartel en schalksch, was zij even
licht tot tranen als tot een schaterlach be
wogen de woorden stroomden haar uit den
mond, soms tot onverstaanbaarwordens toe;
kortom, zij gaf aan het geheele tooneelstuk
eene buitengewone levendigheid van handeling.
Het alleraardigste nastukje, een »Huwe-
ijks-Aftvei ientie had tot moraal, iedereen
te weerhoudenlo. voor het aangaan van
een huwelijk den smeer en meer gebruike-
lijken weg" te volgen daar dit tot zeer
onaangename verrassingen aanleiding kan
geven 2o. voor amusement dergelijke adver-
tentiën te plaatsen en te beantwoorden.
Maandagavond zal het gezelschap Le
Gras Haspels de kermisvoorstellingen in
;sn schouwburg der Officieren-Vereeniging be
sluiten met de opvoering van sHannes", een
tooneelspe in 5 bedrijven en een voorspel
door Rosier Faassen. Deze voorstelling belooft
de kroon te zetten op al de vorige.
Rosier Faassen, de gevierde acteur, is te
gelijk een talentvol auteur. sZwarte Griet",
»Anne Mie" sManus de Snorder", sHannes"
en meer andere zijn tooneelstukken, die met
enthusiasme door het publiek worden be
groet. sHannes" is een drama uit het Neder-
landsche volksleven gegrepen, een meester
stuk van karakterstudie, met fijn uitgewerkte
tooneelen. De beste krachten van het gezel
schap zullen aan deze opvoering meewerken;
in de eerste plaats mevr. Catharina Beers-
mans, van wie de Vlaamsehe schrijver Max
Rooses indertijd getuigde: sGeen onzer too
neelisten is rolvaster, en tracht meer gewe
tensvol door de woorden tot den geest van
het stuk door te dringen, geen beweegt zich
met kunstiger zwier op de planken, geen
spreekt zoo ongekunsteld correct als zij";
verder de heeren D. Haspels, Le Gras, Rosier
Faassen, Henri de Vries, de dames Faassen
Van Velzen, Van Eijsden—Vink, Kerckho-
venJonkers en andere bekende acteurs en
actrices. Wij herhalen: deze vooistelling be
looft de kroon te zetten op al de vorige.
De minister van staat mr. J. Heemskerk
Az. en de heer Tak van Poortvliet hebben
zich heden naar het Loo begeven, naar men
vermoedt op uitnoodiging van H. M. de
Koningin-Regentes, teneinde over de ministe-
rieele crisis geraadpleegd te worden.
Namens H. M. de Koningin-Regentes is
door den minister van waterstaat, handel en
nijverheid dank betuigd aan het personeel
van de Holl. ijzeren-spoorwegmaatschappij
voor de betoonde diensttoewijding by het be-
Abonnementsprijs, per kwartaal
iranco per post, door het geheele Rijk
Afzondet lij ke nomraers
1.S5.
- 2.50.
- 0.10.
Advertentieprijs: van 1—10 gewone reXeiv met
inbegrip van eene Courant1.10
Iedere gewone regel meer ..-Oio
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal beiekend.