Kiimenlandsche Berichten. die by gedurende 25 jaar aan de natie heeft bewezen. De staatsraad stemde eveneens voor de amnestie in Tessin. Een telegraphisch bericht uit Rome bevat de jongste voorstellen voor het sluiten van een handelsverdrag met Italië, maar deze zijn ver van aanneembaar, en een afbreken der onderhandelingen is meer en meer waar schijnlijk. ZWEDEN en NOORWEGEN. De regeering moet als haren wensch heb ben te kennen gegeven, toe te treden tot het Middeneuropeeseh tolverbond. RUSLAND. Met 1 Januari a.s. zal aan de hoogeschool te Dorpat de Russische taal voor alle colleges verplichtend zijn. Alle Duitsche professoren aan die school zijn voornemens hun ontslag te vragen. SPANJE. Het regeeringsblad bevat het koninklijk besluit betrekkelijk de onderhandelingen over de leening van 250 millioen pesetas. Het besluit geeft machtiging tot uitgifte van bewijzen van openbare schuld met een cou pon voor 1 April 1892; de jaarlijksche interest zal 4°/o bedragen en de leening in 30 jaren aflosbaar zijn. B U L G A R IJ E. De ex-vorst van Bulgarije, Alexander van Battenberg, die zich thans graaf Hartenau noemt, heeft per telegram de Sobranje be dankt voor de goede herinnering, die zij aan hem heeft bewaard en tevens zijn erkentelijk heid betuigd. Hieruit blijkt, dat graaf Hartenau de dotatie aanvaardt, welke het Wetgevend Lichaam hem heeft toegekend. AMERIKA. Tusschen de Vereenigde Staten en de Brit- sche koloniën in West-Indië en Guyana is eene overeenkomst gesloten, waarbij de vrije invoer van koffie en suiker uit die koloniën in de V. S. wordt toegestaan. Daarentegen nemen de koioniale besturen de verplichting op zich eene algemeene verlaging te brengen in hunne tarieven van inkomende rechten ten opzichte van de V. S. en de vrijstellingen belangrijk te vermeerderen. De afkondiging der tractaten zal zoo mogelijk nog voor nieuwjaar plaats hebben. Volgens de Nem-JTork World is het niet de geheele Clan-na-Gael, welke de Ieren weder heeft opgezet tot daden van geweld te^en Engeland, maar alleen de heftigste O O vleugel der Iersch-Amerikaansche partij, be kend als de Alexander-Sullivangroep. In den hierop betrekking hebbenden zendbrief wordt o. a. herinnerd aan de gebeurtenissen van 1848, toen er zeggen de schrijversvan de Engelsche regeeiing belangrijker concessies zijn afgedwongen door haar de tanden te laten zien, dan later ooit, door minder hevige mid delen, mogelijk is geweest. Het is waar dat er, altijd volgens de World, twintigduizend Ieren bereid zijn om aan deze bedreigingen kracht bij te zettenmaar het is niet minder waar dat het bestuur van den Ierenbond, als zoodanig, tegen den zendbrief is opgekomen en de schrijvers er van als Ierland's ergste vijanden gebrandmerkt heeft. CHINA. Volgens bericht uit Shanghai zijn in de provincie Shan-Si weder plakkaten aange plakt, waarbij op de uit» oeiing der christelijke zendelingen wordt aangedrongen. Er moet op de zendelingen te Ho-Nan een aanval zijn gedaan, doch daaromtrent ontbreken bijzon derheden. tweede kamer DER STATEN-Generaal. Zitting van 18 December. In deze zitting werd behandeld hoofdstuk IX (waterstaat) der staatsbegrooting voor 1892. Door den heer Schepel werd opnieuw eene motie voorgesteld, de wenschelykheid uitspre kende der instelling van een ministerieel departement van landbouw. Deze motie zal later worden behandeld. Door de heeren Travaglino en Hartogh werd de wenschelijkheid betoogd tot herziening der algemeene voorwaarden van aanbesteding, waarbij de heer Iluber de regeering tot voor zichtigheid aanmaande, waarbij de heer Have- laar zich aansloot. De heer Conrad bepleitte de wenschelijkheid van partieele wettelijke regeling van het alge meen bestuur van den waterstaat. De heer Mutsaers verzocht de regeering een subsidie-aanvrage te steunen van de Staten van Noord-Brabant voor den aanleg van het verbindiugskanaal tusschen de Zuid- Willemsvaart en Amer, terwijl de heer Van Beuningen vroeg subsidie voor de verbetering van den Leidschen Rijn. De minister zou de aanvragen omtrent beide zaken afwachten; zeide eene partieele regeling van het waterstaatsbestuur toe en behield zich eene nadere beslissing voor omtrent het aanhangig ontwerp der commissie ad hoe voor de aanbestedingen. De heer Van de Velde wenschte regeling van den ongereglementeerden toestand van het stoomvaartwezen In Nederland. De minister verwees hem naar de vroegere stukken. De heer Conrad wenschte eene gewijzigde dienstregeling voor de ingenieurs, hetgeen de minister beloofde, terwijl hij tevens toe zegde verbetering van de pensioen-positie der bureel-ambtenaren van den waterstaat, j De heeren Kielstra en Conrad drongen op het groote belang aan der verbetering van de Berket en de Schipbeek. De heer Mutsaers kwam voor de kleine riviertjes in Noord-Brabant op. De heer Van der Borch, het belang van de Berkel behandelende, vroeg eene meer algemeene regeling der kleine riviertjes. De minister verwees hoofdzakelijk naar de schriftelijke gedachtenwisseling. De zaak zal met spoed behandeld worden. De minister beloofde het denkbeeld van den heer Viruly Verbrugge na te gaan, om suppletoire kredieten aan te vragen voor de aanschaffing van ijsploegen. De heeren Lambrechts en Glerckx vroegen krachtige hulp voor de verbetering der Limburgsche Maas. De minister ei kende de noodzakelijkheid der verbetering, die na de "Waalverbetering aan de beurt komt en speciaal onderzocht zal worden. Aan den heer Lucasse verklaarde de minister dat er geen bezwaren zijn tegen verbetering der buitenhaven te Vere. Omtrent de verbetering van de haven van Breskens, waarop de heer Hennequin had aangedrongen, kon hij nog geen bevredigende toezegging doen. De heer Royaards van den Ham beval over name der sluizen en bruggen in de Keulsche vaart in 's lands belang aan. Hedenavond voortzetting. Avondzitting van 18 December. In deze zitting wordt de beraadslaging over de waterstaatsbegrooting hervat. Bij art. 113ter, bijdragen in de kosten van ijsopruimiug in het Noordzeekanaal vertolkt de heer Van Gijn de bezwaren van de commissie van rapporteurs tegen dezen niet voldoend voorbereiden post, die groote uitgaven ten gevolge kan hebben en bij goedkeuring beslist over het beginsel, of de staat geroepen is, in den winter voor den handel het water open te houden. De heer Ferf brengt hulde aan de com missie van rapporteurs voor de ernstige wijze, waarop zij deze zaak heeft behandeld, maar hoopt dat de Kamer haar niet zal volgen in haar advies om den post te ver werpen, omdat de noodzakelijkheid om het ijs in het Noordzeekanaal op te ruimen een beginsel iswaaromtrent ieder het zeker eens is, wanneer men let op het groote belang van eene onbelemmerde scheepvaart in den winter naar Amsterdambovendien wordt de zorg niet uitsluitend gelegd op de schouders van den staat, daar provincie en gemeenten in de kosten bijdragen, evenals belanghebbenden een kapitaal voor het doel zullen bijeenbrengen. De heer Conrad doet den minister opmer ken dat, wanneer hij zich op hem beroept, hij niet meer is inspecteur van den water staat, doch afgevaardigde van 's-Gravenhage. Hij wijst op de onvoldoendheid der middelen om het Noordzeekanaal open te houden. De heer Yan Gijn doet nader uitkomen, dat de commissie niet is tegen het verlee- nen van hulp aan Amsterdam, doch dat zij voor de zaak een grondig onderzoek noodig acht, waarvoor de Kamer in het voorjaar gelegenheid kan worden gegeven. Hij sluit zich overigens geheel aan bij het betoog van den heer Conrad, onder opmerking nog, dat deze zaak niet te vergelijken is met buitenlandsche havens. Bij het beoordeelen van het beginsel, moet men ook in aanmer king nemen dat Rotterdam "Vlissingen Dordrecht in dezelfde omstandigheden als Amsterdam verkeeren, dat, was er werkelijk urgentie, zelf de hand aan den ploeg had moeten slaan. De heer Rutgers van Rozenburg meent dat, moet het Noordzeekanaal worden open gehouden, de staat als exploitant van dien waterweg het dan zelf behoort te doen. Den heer Courad doet hij opmerken dat voorloopig een ijsploeg voldoende zou zijn, hetgeen deze beslist weerlegt. De heer Yiruly Verbrugge motiveert zijne stem voor dit voorstel. Hij had gemeend dat rivieren gemakkelijker worden open gehou den dan kanalen, wegens beteren ijsafvoer. Maar waar een man als Conrad zegt dat er j nog mogelijkheid bestaat om het kanaal open te houden, daar vereischt het belang van den handel en Amsterdam de proef te wagen en daarom gaat spreker mede met het regee- ringsvoorstel, en niet met het voorstel der rapporteurs. De heer Vrolik beweert dat niets mag verzuimd worden om onze havens te doen beantwoorden aan bare bestemming bij de ontwikkeling op handelsgebied, en wijst op het belang ook van het spoorwegver-keer. Bij art. 122 licht de heer Conrad het amendement der commissie van rapporteurs toe, ten doel hebbende een beter toezicht op de spoorwegdiensten. De heer Farncombe Sanders vraagt overleg met den minister van financiën over een rap port der uitkomsten der overdracht van de Rijnspoorwegmij. aan den staat, en inlich tingen betreffende het station Haarlem. De heeren Kielstra, Van Veizen en Veegens drongen aan op voldoende regeling van het spoorwegtoezieht en op het raadplegen van militaire belangen, terwijl de heer De Ram verbetering vroeg van het station Rozendaal. De heer Van Karnebeek wijst op groote vertraging van goederenvervoer gedurende den afgeloopen winter en dringt aan op maat regelen ter verdere voorkoming daarvan. De heer Mees dringt er bij den minister op aan zoo spoedig mogelijk een beslissing te nemen betreffende het maken van een verbin- dingsbaan tusschen den staats- en Holland- schen spoorweg (voormalige Rijnspoorweg) te Rotterdam en ziet met belangstelling tege moet het rapport dat de minister van financiën omtrent de overname van de Rijnspoorweg maatschappij heeft toegezegd. De heer v. d. Feltz roept de aandacht in voor het groote belang van den aanleg van den ontworpen Noordooster-locaalspoorweg, die een groot deel van Drente en een aan zienlijk deel van Groningen in verbinding met het groote spoorwegnet moet brengen. De heer Smeenge dringt aan op vertegen woordiging in den raad van toezicht van alle- takken van handel en nijverheid in't belang der groote steden zoowel als van het platte land. De heer Pijttersen bespreekt den toestand van het personeel op de spoor- en tramwegen en dringt, evenals de heer A. van Dedem, aan op bevordering van Zondagsrust. De heer Hintzen steit te 11 uur voor, de vergadering te verdagen tot morgen, met het oog op den omvang der discussiën over allerlei onderwerpen en het belang om de reorganisatie van den raad van toezicht goed te overwegenwelk voorstel wordt verworpen met 59 tegen 12 sten) men. De heer Harte betreurt de opheffing eener halte ïn N.-Brabant en verzoekt aansluiting van Grave aan het spoorwegnet. De heer Van Nunen klaagt over de ge brekkige dienstregeling op de lijn Den BoschWaalwijkLage-Zwaluwe terwijl de heer Zijlma een subsidie voor tramwegen van rijkswege verzoekt. De minister van waterstaat, de verschillende- sprekeis beantwoordende, wijst op de urgentie der zaak betreffende het openhouden van het Noordzeekanaal. Er moet hier vooral worden gelet op het concurrentiebelang met buiten landsche havens, terwijl tevens uit een tech nisch oogpunt de ijsopruimiog noodzakelijk is. Voorts beantwoordt hij de wenschen van vele afgevaardigden in zake het spoorweg verkeer. Het gemeentebestuur van Haarlem zal hij liooren over het spoorwegplan voor die- stad. De aansluiting te Rotterdam zal hij onderzoeken. Het materiaal wordt zooveel mogelijk uitgebreid. De Zondagsrust zal hij zooveel mogelijk bevorderen, al staat het personeel niet rechtstreeks onder zijn be heer, doch onder dat der maatschappijen. Sommige der middelen ter voorkoming van stremming van verkeer bij gesloten water, door den heer Van Karnebeek aan bevolen raken de inwendige inrichting der maatschappijen, waarin de regeering zich liefst niet mengt. Andere zijn reeds in toepassing gebracht. Wanneer de lo- caalspoorweg tusschen Groningen en Drente eindpunten van spoorwegen verbindt, is het niet twijfelachtig wie de concessie zal krijgen. Buitengewone omstandigheden waren oorzaak dat het vervoer op de spoorwegen in het- najaar tot klachten aanleiding gaf. De minister verdedigt verder uitvoerig zijn voorstel omtrent de reorganisatie van den raad van toezicht. De heer Zaag er stelt met het oog op 's ministers verklaring dat de raad van toe zicht na 1 Januari niet met 3 leden kan voortwerken, een amendement voor, dat den minister gelegenheid geeft den raad met een voorzitter op een jaarwedde van f6000 te completeeren, in afwachting van een later door hem in te dienen voorstel tot reorgani satie van den raad. Zijn amendement strekt dus om het artikel uit te trekken op f51,000, De heer Conrad zegt, dat de commissie van rapporteurs is voor het amendement- Zaaijer en dat zij daarom het hare intrekt.. De heer Havelaar vraagt of de minister zeker is dat hij voor het voorgestelde trak tement een voor het presidium alleszins ge schikt persoon kan vinden. De minister antwoordt toestemmend en verklaart nogmaals dat de regeering een. reorganisatie van den raad bestaande uit 5- leden op dit oogenblik zeer urgent acht. Het amendement-Zaayer wordt verworpen» met 39 tegen 30 stemmen. De reorganisatie wordt daarop zonder stem ming goedgekeurd. De overige daarop betrek king hebbende amendementen der commissie zijn vervallen. Bij de staatsspoorwegbegrooting, die nu aan- de orde kwam, voerden het woord de heeren Bahlmann over den, tuestand van het station te Tilburg, welke de minister beloofde te-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 6