l
WÉpnralifaiiaiii
A0. 1892.
Maandag 29 ebruar
N°. 7960.
Tweede Blad,
Feu 11 e t o n.
Zlesenveertig'st© Jaargang.
Verschijnt dagel ks, uitgezonderd Dinsdag,
D IT GEVER: T. ODÉ.
Binnenlandse lie Berichten.
VERORDENING op de heffing
van een plaatselijke directe
Belasting naar het inkomen.
GOURAMT.
iBOMNMBMrsPRWSper kwariüa]
/nveo per post, door het geheele Rgk
Afzonderlijke noimners
f t.#5.
- 2.50.
- 0,10,
BVREii t'BOTERITHAAT, G 2 7.
Aovkrtektibfrus: s«u 1—10 gewone regels met
inbegnp van taae Courant. 1,10.
Iedere gewone regel meer- 0.10
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
SCHIEDAM, 27 Februari 1892.
De verordeningen voor eene plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, ontworpen
door de heeren M. C. M, de Groot, S, A.
Maas en J. W. J. van Harwegen den Breems,
leden van den gemeenteraad alhier, zijn van
den volgenden inhoud:
Artikel 4,
Te beginnen met 1 Juli 4892 wordt jaar
lijks in deze gemeente gelieven een plaatse
lijke directe belasting, volgens een naar het
vermoedelijk inkomen gemaakte classificatie
der belastingplichtigen.
Art. 2.
Het bedrag der opbrengst van deze be
lasting wordt jaarlijks door den Raad bepaald,
tot een maximum von f 200,000.
Art. 3.
Belastingplichtig is ieder, die in den zin
van art. 245 der gemeentewet binnen deze
gemeente zijn hoofdverblijf houdt of minstens
drie maanden verbluft en een jaarljjksch
inkomen heeft van f 500 of meer.
Art. 4.
Onder het inkomen wordt bij hoofden van
echtvereenigingen mede begrepen het «ko
men der huwelijksgemeenschap; evenzoo liet
eigen inkomen der vrouw, indien deze in
den zin van art 245 der gemeentewet binnen
deze gemeente haar hoofdverblijf houdt of er
minstens 3 maanden verblijft en geeo gerech
telijke scheiding van goederen heeft plaats
gehad.
De vrouw, die gerechtelijk van goederen
gescheiden is, wordt, afzonderlijk aangeslagen.
Art. 5.
Door inkomen wordt verstaan de som van
al hetgeen in geldin ge Ids waaidein
vruchten of door eigen gebruik genoten wordt
a. uit roerende of onroerende goederen
b. uit bemep, bedrijf, handel, nijverheid of
onderneming van welken aard ook;
c, uit arbeid, ambt, bediening, betrekking,
wachtgeld, pensioen, lijfrente of andere,
van den wil van den betaler onafhanke
lijke, periodieke uitkeering;
d, uit eiken anderen hoofde, op welke wijze,
krachtens welk recht en onder welke
benaming ook;
alles na aftrek van:
1. de renten van verschuldigde kapitalen
2. de uitgaven, tot noodzakelijk onderhoud
en verzekering van eigendommen ver-
eischt
3. de onkosten van beroep, bedrijf, handel,
r ij verbeid, onderneming, ambt, bediening
of betrekking, onder welke onkosten wel
de patentbelasting, maar geenerlei uit
gave tot uitbreiding of verbetering der
zaak, en geen aflossing van schuld be
grepen zijn
4. uitgaande lijfrenten en, van den wil van den
betaler onafhankelijke, periodieke uitkee-
ringen;
5. het bedrag van grond-, dijk-, polder- en
andere zakelijke losten.
Art. 6.
Bij de toepassing der bepalingen van art. 5
gelden de volgende regelen:
a, als de waarde van eigen gebruik van eigen
dommen wordt de vermoedelijke huur
waarde aangenomen
2. voordeelen, niet in geld genoten, als vrije
woning en dergelijke, worden op hun gel
delijke waarde begroot;
c. van baten, voor eens, uit loterijen, kans-
overeenkomsten, erfenissen, legaten, schen
kingen of levensverzekering verkregen,
worden alleen de renten en vruchten als
inkomen beschouwd;
d. bij inkomsten uit lijfrenten, tontines of
andere afwisselende of periodieke uitkee-
ringen, met opoffering van kapitaal ver-
- kregen, wordt bet volle bedrag van het
Apenotene als inkomen beschouwd;
e. giften van hand tot hand en toelagen ter
bestrijding van kosten van levensonder
houd, van studie en dergelijke worden als
inkomen van den gever beschouwd;
winst of verlies bij in- en verkoop en ver
meerdering of vermindering van waarde
gelden als vermeerdering of vermindering
van inkomen.
Art. 7.
Voor de berekening van het jaarlijksch inko
men gelden de volgende regelen:
a. Het inkomen uit roerende of onroerende
goederen en
4. dat uit beroep, bedrijf, handel, nijverheid
of onderneming van welken aard ook woi ut
gesteld op het gemiddelde, dat uit dien
hoofde over de laatste 3, aan het dienstjaar
voorafgaande burgerlijke jaren genoten is
indien zoodanig inkomend burgerlijk jaar
of langer dan 4 doch korter dan 3 burger
lijke jaren genoten is, op het gemiddelde
over dat tijdvakin beide gevallen met
inachtneming der op 4 Juli van het dienst
jaar bekende bijzondere omstandigheden,
welke tot vermeerdering of vermindering
van deze inkomsten in het dienstjaar aan
leiding geven. Is zoodanig jakomen korter
dan 1 burgerlijk jaar genoten, dan wordt
het gesteld op het bedrag, dat gedurende
het dienstjaar vermoede k zal genoten
worden.
c, Het inkomen uit ambt, bediening, betrek
king, wachtgeld, pensioen, lijfrente of an
dere periodieke uitkeering wordt berekend
naar den toestand op4 Juli van het dienst
jaar, met inachtneming der op dezen da
tum bekende bijzondere omstandigheden,
welke tot vermeerdering of vermindering
vp« deze inkomsten in het jaar der heffing
aanleiding geven.
d. Het inkomen, uit anderen hoofde verkre
gen, wordt berekend op de wijze sub a.
Deze regelen zijn ook van toepassing op het
inkomen van hen, die in den loop van het
dienstjaar belastingplichtig worden, met dien
verstande, dat in plaats van 4 Juli van het
dienstjaar in aanmerking wordt genomen het
tijdstip, waarop de belastingplichtigheid in
treedt.
Art, 8.
Ieder belastingplichtige wordt, naarmate van
zijn vermoedelijk jaarlgksch inkomen,ineen
der volgende klassen gerangschikt en aange
slagen naar liet, in kolom V aangegeven per
centage van het middencijfer dier klasse
Bene Schets naar het leven,
Kaar bet Hoogduitsch door GitEOor, Samarow.
70,
't Gevolg van een en ander was: medelijden
.met den armen graaf, verbittering tegen Koen-
raad en Bianca, Het sterkst trof dit oordeel de
.goede Bianca, die beschuldigd werd van dubbel
hartigheid, ontrouw, van wreed te hebben ge
speeld met de liefde van een beminnenswaardig
jongeling, van zijnen dood. 't Was den heeren,
die tevergeefs naar de gunst gestreefd hadden
van de rijke erfdochter, en den dames, die altijd
Bianca's meerderheid in de gezelschappen hadden
moeten erkennen, een waar genot op deze wijze
tan de lang verkropu> spijt en wrevel luebt te
'kannen geven-
En de arme, die daar op hare kamer, zich
nog maar ten halve haren toestand bewust, nu
eens weemoedig gestemd, dan voedsel gevende
aan nieuwe hoop en verwachting, door ijverigen
arbeid uiting trachtte te geven en afleiding tevens
san haar gevoel zij dacht er niet aan, dat zij
op ditzelfde «ogenblik het woorwerp was van het
algemeen gesprek, van zoo bittere beschuldiging,
waartegen slechts een enkele stem zich schuchter
waagde te verheffen.
Benige deelnemende vrienden, van dat soort,
dat er steeds een aangename voldoening in vindt
den ongeiukkigen vriend, onder den schijn van
troost of raad te geven, zijne intiemste geheimen
te onttroggelen, waren naar de villa opgegaan om
hunne brandende nieuwsgierigheid te bevredigen,
maar mevrouw Brückner had niemand willen ont
vangen. Aan de huisbedienden was gelast te
zeggen dat zij onwel was en ieder, niemand
uitgezonderd, belet moest geven.
Dit was eene nieuwe bevestiging van het ver
moeden, dat op de villa de ontknooping berustte
van het raadsel en weldra vertelde men elkander,
dat nu zelfs de levenslustige mevrouw Brückner
zich aan de wereld ging onttrekken.
Wat door de geheele stad bekend was, koa
ook aan de fabriek van den heer Bruckner geen
geheim meer zijn. De werklieden hadden opge
merkt dat Kotmraad vóór den dag en dauw was
uitgegaan, anderen hadden gezien, dat hij een
uur later halfdood uit het rijtuig in de woning
van den generaal was gedjagen, nog anderen,
die boodschappen naar de stad weien gaan doen,
hadden daar vernomen wat overal verteld werd,
en ten slotte hadden in bureaux er, werkplaatsen
allen bet hoofd bijeengestoken en de voorgevallen
zaken besproken, en allen zagen met spanning te
gemoet wat het verder verloop der dingen zou
zijn, en vooral wat de heer Brückner van het
gebeurde zou zeggen.
Zooals gewoonlijk, was deze al tamelijk vroeg
op zijn bureau. Hij had de bom voorgelegde
brieven gelezen, op sommige eene beschikking
genomen, andere onderteekend en nu reeds
meer dan eens gebeld om Koenraad te doen
roepen. De bediende had hem telkens gezegd
dat deze nog niet op zijne kamer was. Dit had
den heer Brückner ten zeerste verwonderd en
een weinig in verlegenheid gebracht. Hij had
zich reeds zoozeer gewend aan Koenraads voor
lichting en raad, dat hij, ondanks eigen zelf
standig inzicht, dat van zijnen vertegenwoor
diger bijna niet meer kon ontberen. Hij maakte
zich echter niet ongerust en vermoedde, dat Koen-
raad bij de een of andere belangrijk werkzaam
heid in de stad werd opgehouden, 't Verwonderde
hem alleen, dat hij daaromtrent geen bericht had
achtergelaten. Toen het later werd en de tijd
naderde dat de heer Brückner gewoon was de fa
briek te verlaten om het diner aan de villa bij te
wonen, liet bij zijn eersten boekhouder roepen
en reikte hem de straks bedoelde correspondentie
over. Hij droeg hem op eenige bijzender gewichtige
aangelegenheden met den heer Walther te basptfe
lsen en gaf daarbij nog eens onwillekeurig zijne
verwondering te kennen, dat deze nog niet aan
wezig was. De boekhouder nam de papieren over,
bleef een oogenblik aarzelend staan en zeide toen,