1
A". 1892.
Woensdag 2 Maart.
N°. 7961
Tweede Blad.
esenreert gste Jaargang.
Versch nt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER; T ODÉ.
MEMORIE YAJÏ TOEIIOIfTDiG op
de Ontwerp-Yevordeningen voor
een plaatselijke directe belas
ting naar het inkomen.
Bij de behandeling der begrooting voor 1892 is ten
duidelijkste gebleken, wat wel reeds vroeger vrij alge
meen werd aangenomen: dat de gewone uitgaven der
gemeente de gewone inkomsten met een aanzienlijk bedrag
overschrijden.
Noodgedrongen, heeft de Raad de opcenten op de per-
soneele belasting van 50 op *100 verhoogd, een ver-
hooging zóó belangrijk, dat ze misschien tot nog toe in
geen gemeente van ons land is voorgekomen. Geen enkele
stem is dan ook in den Raad gehoord om deze verhoo
ging principieel te verdedigenwel daarentegen is uit-
-drukkelijk geconstateerd- dat ze het karakter van tijde
lijkheid, van een noodwet draagt. Er zal derhalve op
andere wijze moeten voorzien worden in de f 15000,
die genoemde verhooging in 't jaar 1892 oplevert.
Dan heeft de Raad de geraamde uitgaven met een be
drag van f 12600.verminderd, waarlyk niet, wat 't
grootste deel betreft, omdat dit zonder eenige bedenking
•was, maar slechts om een verhooging der plaatselijke
directe belasting te ontgaan, die naar het gevoelen van
de meerderheid een ongelykmatigenonrechtvaardigen
druk nog zou hebben vergroot. Op volgende begroetingen
2ullen die posten dus wel weder grootendeels moeten
worden verhoogd en daarvoor zal noodig zynstel
ƒ12000.—.
Eindelijk is het cijfer der onvoorziene uitgaven te laag.
Het bedraagt op de loopende begroeting ƒ10400. maar
reeds vóór den aanvang van dit jaar was een verininde-
ring van ontvangst hekend, die genoemd bedrag tot
f 7600.zal terugbrengen. Bij een voorzichtig beleid
en om werkelijk gedekt te rijn tegen onvoorziene gebeur
tenissen die zich altijd voordoenzou een versterking
der middelen met f 3000,zeer wenschelijk zijn.
Men komt zoo reeds tot een bedrag van f 30000.
waarin zou moeten worden voorzien. En dan is nog niets
beschikbaar voor de vele dringende verbeteringen eu her
vormingen die ten deele reeds lang aan de orde en
als noodig erkend wachten op een gevulde schatkist.
Wij noemen in de allereerste plaats de verbetering van
het water in onze binnengrachten, waarvan de urgentie
wel door niemand zal worden betwist. Voorts een betere
regeling van het onderwijsgepaard aan gunstiger
financiëele vooruitzichten voor de onderwijzers, een en
ander zeer noodig met 't oog op de ontwikkeling van
het opkomend geslacht. Dan een regeling waarbij 't moge
lijk woiJt om zonder groote hardheid de gemeente-amb
tenaren die door hoogen ouderdomziels- of lichaams
gebreken hun werkzaamheden niet behoorlijk meer
kunnen verrichten, te vervangen; een regeling, waarvan
de afwezigheid voor een groot deel de schuld draagt van
Zie het gesprokene door den Heer Elzevier Dom, Verslag
der handelingen van den Gemeenteraad, 1891, bladz. 524.
den in vele opzichten gebrekkïgen gang der gemeente
zaken.
Eindeljjk, last not least, de maatregelen, die van ge
meentewege kunnen genomen worden, ter bevordering
van onze nijverheid en onzen handel, wier opbeuring zeer
zeker hoofdzakelijk van particuliere krachten, maar toch
ook voor een niet onbelangrijk deel van de overheidszorg
afhankelijk is.
Bezuinigen roept men ons toe. En wij beamen dat ten
volle met dit voorbehoud: men onderscheide tusschen
verstandige en onverstandige zuinigheid. Een dure plicht
is 't van een gemeentebestuur, scherp toe te zien en zonder
ophouden, dat geen onnoodige uitgaven geschieden; dat
geen lasten op de burgerij worden gelegd, wanneer daar
mee geen minstens even groote voordeelen worden ver
kregen, zede ke of stoffelijke, voor nu of voor de toe
komst. Maar naar onze overtuiging schept zich illusies
degeen, die meent dat zulke bezuinigingen zullen kunnen
opwegen tegen de nieuwe uitgaven, die de toekomst eischen
zal. Het gemeenschapsgevoel ne**mt gelukkig in onze
dagen toe; men gevoelt ricli,rineer dan vroeger, mede
verantwoordelijk voor maatschappelijke misstanden; men
eischt, dat de overheid haar regelende en dwingende macht
tot verbetering aanwende, waar particuliere krachten
ontoereikend zijn; in een woord: onze tijd stelt aan de
gemeenschap en haar organen steeds hoogere eischen. Die
eischen af te wijzen, zonder meer, zou niet van liefde
voor de goede zaak, evenmin van staatkundig inzicht
getuigen; zou bovendien onmogelijk zjjn. Eiken eisch op
zichzelf beschouwen, e". vraagstuk grondig onderzoeken,
't voor en tegen van elk.^ gemeente-bemoeiing nauwkeurig
wegen en handelen naar den uitslag daarvan, ziedaar
naar onze meening het juiste regeeringsbeleid. Maar mede
brengen zal dit een uitbreiding der overheidszorg, die
grootere uitgaven onvermijdelijk maken zal. Men ziet het
op 't gebied van staatszorg, men ziet het in alle gemeenten,
en Schiedam zal daarop geen uitzondering maken.
Trouwens in Uw vergadering van 10 Nov. 11., toen de
invoering eener nieuwe belasting uitvoerig behandeld werd,
is algemeen erkend de noodzakelijkheid van versterking
der gemeente-inkomsten.
Staat die noodzakelijkheid dus vast, dan volgt de vraag
hóe die vermeerdering van inkomsten het minst bezwarend
te verkrijgen is.
Daargelaten de inkomsten uit bezittingen en die uit
gemeente-inrichtingen (Gasfabriek, Waterleiding enz.), laat
de belastingheffer bij het verdeelen van de gemeenschap
pelijke lasten, zich leiden door een van twee grondge
dachten (soms door beide), die door de volgende vragen
worden weergegeven:
1. Welk belang heeft elke burger bij de gemeenschap,
welk voordeel trekt hij uit-de zorg der overheid?
2. Hoe groot is de draagkracht van eiken burger, hoe
veel moet elk betalen, opdat zyn last in een billijk
verband sta met zijn kracht?
Door welke dezer gedachten zal de belastingheffer zich
laten leiden? Wij gelooven niet, dat het verstandig
*4
(i) Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad, 1891,
bladz, 443 en volgende.
zou zijn, eens voor al te kiezen. Men zal wel doen
bij elk geval de omstandigheden, den economischen toe
stand van de verschillende bevolkingslagen, de waar
schijnlijke werking van elke heffing in aanmerking te
nemen.
Maar dit meenen wij zonder vrees voor tegenspraak te
mogen beweren de eerste maatstaf mag niet en kan niet
in alle gevallen, zelfs niet in een aanzienlijk aantal geval
len, worden aangelegd. Daartegen verheffen zich bezwaren
van overwegenden aard. Stel een vader met eenige kinde
ren ieder draagt in de kosten van levensonderhoud van
het gezin bij een der kinderen wordt ziek, heeft genees
kundige behandelingversterkende middelen noodigde
inkomsten moeten vergroot worden. Wat zou men nu zeg
gen, als de vader het zieke kind dwong tot een vergroo
ting 2ijner bijdrage, op grand dat de nieuwe uitgaven in
zijn belang zijn gedaan?
Daarbij komt dat liet belang, dat een burger heeft by
een bepaalde overheidsbemoeiing, niet slechts by na nooit te
bepalen is, zelfs niet bij benadering, maar dat een over
heidsbemoeiing zelden alleen de rechtstreeks bevoordeelden
ten goede komt. Men vergunne ons een voorbeeld. Een
haUen wordt gegraven wie trekt voordeel Beperkt 't zich
tot de eigenaars der panden, aan die haven gelegen Na
tuurlijk nietook de schippers die er voortaan varen
zullen bevoordeeld zijnen de arbeiders in de fabrieken,
aan de haven gelegenen de winkeliersdie een koop
krachtiger publiek zullen hebben; kortom bijna de geheel e
burgerij. In Jt algemeen kan men zeggen, dat de overheids
zorg allen ten goede komt, dat ieders broodwinning, lang
niet uitsluitend, maar wel voor een groot deel wordt mo
gelijk gemaakt en bevorderd door de gemeenschap, die we
staat of gemeente noemen. Zoo zal men vaak, by de ver
deeling der belasting het belang tot maatstaf nemend,
tot de conclusie komen, dat geen betere grondslag dan
de verdiensten te vinden is.
Men moet, zeiden wij boven, bij het doen eener keuze
de omstandigheden, den economischen toestand der ver
schillende bevolkingslagen in aanmerking nemen. Doet
men dit, dan zal de keuze ongetwijfeld vallen op den
tweeden maatstaf. Men ziet in de maatschappij een zeer
groot verschil in welvaartaan de eene zij de menschen,
en ze vormen de overgroote meerderheid, die niet of
nauwelijks kunnen voorzien in de allereerste behoeften
des levens; aan de andere zij een klasse van zeer ver
mogenden, die zich geen voor geld verkrygbaar genot
behoeven te (hitzeggen en een aanzienlijk deel van hun
inkomen kunnen overleggen. Daarbij een belastingstelsel,
dat de eersten betrekkelijk zeer zwaar drukt en de
anderen tot een belangrijke hoogte ontziet. Een drin
gende eisch van rechtvaardigheid is het, daarin zoo spoedig
mogelijk verandering te brengen. Een lang betoog op dit
punt schijnt ons geheel overbodig. Het is een door alle
partijen en alle standen erkend feit; en de liberate partij
heeft sedert jaren in haar program opgenomen een her
ziening van het belastingstelsel in de richting van
verplaatsing van druk van de armere naar de rykere
klassen.
Tot nog toe spraken we over den toestand in 't algemeen.
"Vergun ons nog even stil te staan by dien van onze ge
meente in 't bijzonder.
Onze gemeentelijke schatkist wordt, voor zoover de
belastingen aangaat, hoofdzakelijk gestyfd door
Goumu.
ABOfWKHKNTSPRUS, per kwartaal 1.8a.
Jratco per pest door het Reheele Rijk - 2.R0.
èfioiiderlgke no miners - 0.10.
BrKBAT: SOTKKlTBJtAT, E 2 7.
van 110 gewon* regel* met
inbegrip van «ene Courant. 1.10.
tedere gewnne regel meer,-010.
f>RiK*A*i. geplamtet wordt tegen twrchaul berekend.