die dan ongetwijfeld 200 gemakkelijk mogelijk zullen wor den gemaakt en waarvoor ruim tijd zal worden gegeven. Een belangrijke vraag blijft, hoe groot ongeveer het aantal belastingplichtigen en het belastbaar inkomen van Schiedam zullen zijn. Wij meenen onze gemeente het best niet Leiden te kunnen vergelijken, ook een niet welva rende fabrieksstad van middelbare grootte. Daar bedraagt het aantal belastingplichtigen met inkomens van ƒ500. en meer 3875. In gelijke evenredigheid zou Schiedam er hebben 2251. Bij ons onderzoek van het gezamenlijk inkomen der belastingplichtigen in verschil lende steden van ons land, vonden wij een vrij standvastig bedrag per hoofd der bevolking. Laat ons 3 gemeenten nemen, die in grootte met Schiedam niet belangrijk verschillen: Leiden. Delft, Zutfcn. Bevolking op 31 Dec. 1890. 43510 i) 29022*) 17358 Geheel der inkomens van ƒ500.en meer in 1891 .ƒ7143753 ƒ4551000 ƒ2600900 Per hoofd der bevol king - 164 db - 157 - -154 Den kwijnenden toestand onzer gemeente in aanmerking nemend, schatten wij het bedrag, per hoofd der bevolking op het laagste cijfer, dat van Zutfen, verminderd met 20 Men krijgt dan ƒ123.of bij een bevolking van 25371 als geheel der inkomens van ƒ500.en meer f 3120633. Dit bedrag moet nu nog verminderd worden met de kortingen van de eerste 12 klassen. Past men een gelijke korting toe op de inkomens van Leiden, dan vermindert die het bedrag van het geheel der inkomens van j 500.— en meer met ongeveer 17 We zullen niet ver van de waarheid zynals we een gelijke vermindering voor Schiedam aannemendeze zou dan bedragen f 530508 blijft 2590125 "Voorts zal de korting voor kinderen wel niet meer beloopen dan ƒ140.per belastingplichtige of totaal 315140 blijft c\ 2275000 Mocht de Raad ons ontwerp, al of niet gewijzigd, kunnen goedkeuren, dan zouden wij hem wenschen voor te stellen, hij afzonderlijk besluit het hefïingspercentage voor 1892J3 te bepalen op 1. Dit zal dan voor den loopenden dienst de beschikking geven over f 11400, makende met de onvoorziene uitgaven (na aftrek van de pachtvermindering) ƒ19000, een bedrag, dat voor dezen dienst stellig vol doende zal zijnal blijkt ook de wenschelijkheid de verminderingen, genoemd op bladz. 2, te doen vervallen. Bij de behandeling der begrooting voor 1893 zal het bedrag van het belastbaar inkomen stellig bekend rijn en he, percentage voor 1893/4 kan dan zoodanig worden bepaaldt dat de tweede 50 opcenten op de personeele belasting niet meer na 1 Mei 1893 behoeven geheven te worden en, Indien de Raad dit wenschelijk acht, het percentage der bestaande plaatselijke directe belasting voor 1893 kan worden verlaagd. Wij achten het een groot voordeel, dat het eerste jaar het percentage laag zijwe wezen er reeds op, dat dan de fouten bij de classificatie begaan, 't grootst zullen wezen. Blijkt dan, waarvan wij vast overtuigd zijn, de inkomsten belasting aan onze verwachting te beantwoorden, dan kan het percentage langzamerhand worden verhoogd en dat der bestaande plaatselijke directe belasting worden ver laagd en deze belasting ten slotte geheel worden afgeschaft. Die regeling moet voor hen, die niet van de deugdelijkheid eener inkomstenbelasting overtuigd zijn, zeer aannemelijk wezen; immers de nadeelen, die zij vreezen, kunnen bij een zoo laag percentage nooit groote verhoudingen aan nemen en, wordt hun vrees door de ervaring gewettigd, dan kan op den gedanen stap gemakkelijk worden terug gekomen, omdat de tegenwoordige plaatselijke directe belasting dan nog niet is afgeschaft. B|j de samenstelling van ons ontwerp hebben wij groe ten steun gevonden in bestaande verordeningen. Het moeilijke werk hebben wij voorbereid, het pad gëeffend gevonden, meer dan wij vóór ons onderzoek meenden. Hoofdzakelijk hebben ons tot voorbeeld gediend de ver ordeningen van Amsterdam en Utrecht en de ontwerp- 1} Bevolking: Leiden 31 Dcc. 1800 43510; Schiedam 31 Dcc. 1801; 25371. i) Jaarcijfers 1890 en vorige jaren. verordening van Rotterdam. Amsterdam werkt reeds sedert tien jaren; Utrecht is in hoofdzaak gelijk aan Amsterdam, intusschen met eenige niet onbelangrijke verbeteringen, en wordt algemeen geroemd; Rotterdam heeft Amsterdam eveneens tot voorbeeld genomen en hier en daar verbeteringen aangebracht. Ons ontwerp is ge schoeid op de leest van Utrecht; maar wij hebben niet geschroomd in belangrijke onderdeelen af te wijken en het beste uit andere plaatsen over te nemenen ook onzen eigen weg te gaan, waar de rechtvaardigheid, de logica of de plaatselijke omstandigheden dit o. i. eischten. Men vergunne ons thans een toelichting op de artikelen ze kan kort zijn, omdat sommige reeds in de voorgaande bladzijden zijn behandeld en andere voor zich zelf spreken. VERORDENING OP DE HEFFING. Art. 4. Op het voetspoor van Utrecht wordt hier ge sproken van vermoede!ijk inkomen. Werd dit woord weg gelaten, dan zou het gemeentebestuur bij reclames te be wijzen hebben, dat het inkomen, waarvoor werd aangeslagen, het juiste is. Nu wordt aangeslagen naar het vermoede lijk inkomen en drukt de bewijslast op den reclamant. Art. 2, Het maximum wordt hier zoo hoog genomen om de mogelijkheid open te houden, de bestaande plaat selijke directe belasting met behulp der nieuwe af te schaffen, en om de kans op de noodzakelijkheid eener ver andering van deze verordening zoo gering mogelijk te maken. Art. 7. De inkomsten, die uit hun aard zeer veranderlijk zijn, zooals die uit eflecten, handel en nijverheid, worden zooveel mogelijk op het gemiddelde van een driejarig tijdvak gesteld. Dit vergemakkelijkt de taak van den aanslager en zal de opbrengst stabieler maken. Art. 8, Om bij de bepaling der klassen willekeur zooveel mogelijk uit te sluiten, is de speling steeds op 15 'In gesteld met afronding tot f 40.000 op honderd vouden en daarboven op duizendvouden. Alleen wordt de speling nooit grooter dan ƒ10.000, welk bedrag zelfs bij de hoogste inkomens groot genoeg schijnt. Waarom de speling juist op 15 is gesteld? Men móet bij de beslissing daaromtrent 2 klippen vermijden: 1°. te kleine ruimte, waardoor het aanwijzen eener klasse te moeilijk wordt; 2°. te groote ruimte, waardoor de aangeslagenen in dezelfde klasse te verschillend zouden worden getroffen. Wij hopen die beide klippen te hebben vermeden. De aanslag naar het middencijfer is gekozen, omdat dan de grootste afwijking tusschen het inkomen en het cijfer, dat tot berekening der belasting dient, slechts de helft 7'/i bedraagt van hetgeen ze bij aanslag naar minimum of maximum zou zyn. In kolom V is het beginsel van degressie neergelegd. De heffing van een gelijk percentage zou de lagere klassen veel zwaarder treffen dan de hoogere; de eerste betalen hun belasting met het inkomensdeel, dat in bijna 'nood zakelijke behoeften zou kunnen voorziende laatsten met het inkomensdeel, dat aan zeer weinig dringende be hoeften kan voldoen. Daarbij komt dat, gelijk vroeger betoogd is, onze tegenwoordige belastingen juist den zwaarsten druk leggen op de lagere klassen en, dus reeds tot correctie daarvan, een ontlasting dier klassen door de billijkheid wordt geëischt. Elke degressie zal tot zekere hoogte willekeurig zijn. Wy hebben gepoogd de rechtvaardigheid zoo veel moge lijk te betrachten. Het percentage der 1ste klasse is zoo genomen, dat, in verband met den kinderaftrek, de belasting de grenzen der matigheid niet over schrijdt. De degressie zouden wij liever tot een hoogere klasse, bijv. de 20ste hebben doorgezet; maar ook de eischen der schatkist mogen niet uit het oog worden verloren. En men mag aannemen, dat in een stad als Schiedam een inkomen van ƒ3000.een levensstandaard veroorlooft, waarbij aan matige stoffelijke en intellectueele behoeften wordt voldaan en dus een volle belasting geen hardheid kan worden genoemd. Art. 9 regelt den aftrek voor kinderen. Hetgeen, 11a het inkomen, den meesten invloed op de draagkracht der individuen uitoefent, is het aantal kinderen. Het rekening houden hiermee heeft geen belangrijke bezwaren en be hoort dus te geschieden. Het schijnt ons 't best plaats te hebben, door de belastbare som te verminderen met een vast bedrag, dat bij benadering als het bestaansminimum voor kinderen, bij ouders inwonend, kan worden beschouwd. Duidelijk is, dat dit bestaansminimum voor het eerste kind het grootst is en voor de verdere gestadig afneemt. Zie bladz. 21. Tenzij natuurlijk de vergrooting van het gezin een ruimere woning doet kiezen, hetgeen echter in de werkelijkheid weinig voorkomt by de gezinnen in de lagere klassen, voor wie de kinderaftrek hoofdzakelijk noodig is. De aftrek kan gevoegelijk beperkt worden tot 16-jarigen leeftijd. Een zeldzaamheid is het, dat kinderen hoven dien leeftyd uit gezinnen der lagere klassen nog ten laste der ouders komen. Art, 10, Voor de rangschikking heeft men de keus tus schen aanslag ambtshalve en eigen aangifte. Die keus kan 0, i. niet moeilijk zijn. De eerlijkheid, vooral tegen over den fiscus, is helaas nog niet van dien aard, dat met eigen aangifte kan worden volstaanBurgemeester en Wet houders zouden de bevoegdheid moeten erlangen de eigen aangifte te wyzigenbedenkt men daarby, dat sommigen hun eigen inkomen niet kennen, dat anderen principieel bezwaar hebben, de belastingplichtigen te stellen tusschen hun beurs eu hun geweten, dan is ambtshalve aanslag stellig te verkiezen. Gemeenten, die eerst het stelsel van eigen aangifte hadden, zyn daarvan teruggekomen Geheel iets anders is, de gelegenheid te geven tot eigen aangifte, een gelegenheid, die men trouwens nie mand benemen kan. Stellig zullen er rijn, die, in het besef van hun plicht tegenover de gemeenschap, geen belasting zullen willen ontgaan en de taak van het Dagelvjksch Bestuur zooveel mogelijk zullen vergemak kelijken door in gemoede hun juiste klasse aan te wyzen. Art. 11. De aanvang van het dienstjaar is gesteld op 1 Juli om de volgende o. i, overwegende redenen: 1". Het inkomen over het laatste burgerlijk jaar is bij ingezetenen, die behoorlijk boekhouden, bijna altijd in Juli bekend, zelden in Januari. 2°. De beschrijvingsbiljetten worden dan niet gelijktijdig met die van de tegenwoordige plaatselijke directe belas ting verzonden, hetgeen bij de ingezetenen verwarring en by de gemeente-ambtenaren ophooping van werk zal voor komen. 3". De gemeentekas, die nu in het begin des jaars bij zonder weinig ontvangt en veel te betalen heeft, zal juist in dien tijd een groot deel van de opbrengst der inkomsten belasting innen of geind hebben. 4®. Voor het jaar 1892 zullen, bjj dadelijke invoering, de inkomsten versterkt worden, hetgeen, zoo niet nood zakelijk, in elk geval zeer wenschelyk is: de dienst van 1892 kan dan met een batig saldo sluiten, een eerste eisch voor iedere goed geordende gemeente-administratie. Art. 25. Een inkomstenbelasting geeft, goed geregeld, vee) licht over den economlschen toestand. Bovendien is het wenschelyk met het oog èn op de belangen der bur gerij èn op die der gemeente-financiën, de werking en uitkomsten zoo nauwkeurig mogelijk te kunnen nasporen. Een goed voorbeeld in dit opzicht levert het verslag over de inkomstenbelasting te Amsterdam. De verordening op de invordering schynt, evenmin als het beschrijvingsbiljet toelichting te behoeven, M, C. M. DE GROOT. S. A. MAAS. J. W, J, VAN HARWEGEN DEN BREEMS. Schiedam, 20 Februari 1892. Amsterdam, Arnhem.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 8