Pensioen voor ambtenaren.
De Commissie is van gevoelen, dat een
regeling voor de pensioenen der ambtenaren
in de hoogste mate wenschelijk is en wel op
de gronden, die in het advies duidelqk wor
den uiteengezet en dus hier niet behoeven
te worden herhaald.
Het is onmogelijk uit te maken of de
thans voorgestelde regeling grooter offers aan
de schatkist zal opleggen dan het voortgaan
op den de laatste jaren betreden weg; dit
zou afhangen van aantal en bedrag der pen
sioenen, die de Gemeenteraad in 't vervolg
zou toekennen. Maar raadpleegt men de
sterke toeneming der pensioenslast en de
hoogte der pensioenen van de laatste jaren,
dan wordt 't waarschijnlijk, dat het bedoelde
voortgaan op den duur grooter offers zal
eischen dan de voorgestelde regeling.
Ook zijn bij een regeling de offers met
vrij groote nauwkeurigheid vooruit te bere
kenen, hetgeen natuurlijk verre te verkiezen
is boven een onzekere toekomst.
Op nog een belangrijk voordeel moeten we
hier bijzonder drukken. Bij een regularisatie
voor de toekomst zal onmogelijk worden een
zoo groot verschil in de verhouding tusschen
traktement en pensioen, als bij de in den
laatsten tijd verleende pensioenen tot veler
gerechtvaardigde ontevredenheid valt waar
te nemen.
Ook voor de ambtenaren beeft een regeling
voordeelen. Ze zal hun geven een recht;
zekerheidonafhankelijkheid van wisselingen
in de meening der meerderheid van den
Raadhen daardoor verlossen van een druk
kende zorg en een treurig vooruitzicht.
Wachtgeld voor ambtenaren.
Naast de pensioenregeling is een regeling
der wachtgelden wenschelijk en noodig en
nagenoeg op dezelfde of gelijksoortige gronden.
Pensioenen voor weduwen en weezen der
ambtenaren.
Hetgeen is aan te voeren ten gunste van
pensionneering der ambtenaren geldt ook
voor die van hun weduwen en weezen. Maar
in belangrijk mindere mate. Toch zouden wij
niet aarzelen u te adviseeren, ook tot het
verleenen dezer pensioenen over te gaan,
indien onze gemeente-financiën in goeden
toestand waren en de draagkracht der bur
gerij normaal was. Thans, nu dit niet 't ge
val is, voelen wij ons verplicht, hoewel noode,
tot het afwachten van gunstiger finaneieelen
toestand te adviseeren. Zoodra die verkregen
mocht zijn, hopen wij dat de Raad deze
wenschelijke zaak zal tot stand brengen en
regelen.
Ten slotte hebben wij de eer u te advi
seeren, zoo spoedig mogelijk te willen over
gaan tot het vaststellen van bijgaande ont-
werp-verordening öp pensioenen en op wacht
gelden der gemeente-ambtenaren.
Voor de pensioenregeling hebben wrj bijna
geheel gevolgd die van het Rijk (wet van 9
Mei 1890) èn omdat op zich zelf deze regeling
goed geconstrueerd is èn om de wensche-
lijkheid van overeenstemming, in het advies
nader aangetoond.
De afwijkingen ten opzichte der Rijkswet
agn ten deele in het advies reeds gemoti
veerd en vorderen voor het overige o.i. geen
afzonderlijke toelichting.
Het is ons aangenaam te kunnen consta-
teeren, dat al het bovenstaande de eenparige
instemming heeft gevonden zoowel van de
ondergeteekenden als van de heide gemeente
ambtenaren. Alleen hebben de laatsten ge
meend omtrent de vraag, of de gemeente-
financiën op dit oogenblik de pensionneering
van weduwen en weezen toelaten, juist om
hun kwaliteit als ambtenaar, geen oordeel te
mogen uitspreken.
K. J. VAN ERPECUM.
SCHUURMAN.
M. C. M. DE GROOT.
Schiedam, Aug. 1892.
Aan de ontwerp-verordening ontleenen wij
het volgende:
Art. 2. Voor de toepassing dezer verorde
ning wordt als ambtenaar aangemerkt ieder,
die, onder welke benaming ook, in vasten
dienst is van de gemeente of van een
gemeentelijke instelling en wiens belooning
direkt uit de inkomsten der gemeente of uit
die der instelling wordt gekweten.
In vasten dienst is elke ambtenaar, bij
wiens aanstelling het tegendeel niet uitdruk
kelijk is bepaald.
Geen recht op pensioen of wachtgeld heb
ben: de wethouders en de ambtenaren, die
niet benoemd worden door of van wege den
Raad, het Dagelijksch Bestuur of het bestuur
eeuer gemeentelijke instelling.
De Raad behoudt zich voor aan den ver
dienstelijken ambtenaar, die valt onder de
vorige alinea, op zijn aanvrage pensioen of
wachtgeld te verleenen, mits tot geen hooger
bedrag dan de volgende bepalingen aangeven.
Aan ambtenaren, die een betrekking be-
kleeden, welke in het algemeen aanspraak op
pensioen of wachtgeld uit 's Rijks kas geeft,
wordt door de gemeente voor deze betrekking
geen pensioen of wachtgeld verleend.
Art. 3. Ambtenaren hebben, na bekomen
ontslag, recht op pensioen, wanneer zij:
a. den ouderdom van 65 jaar vervuld hebben
b. in en door de uitoefening van hunnen
dienst ziels- of lichaamsgebreken beko
men, die hen ongeschikt maken voor de
verdere waarneming van hun ambt;
c. na minstens tienjarigen dienst uit hoofde
van ziels- of lichaamsgebreken voor de
waarneming van hun ambt ongeschikt
zijn.
Art. 5. De ongeschiktheid, bedoeld in art. 3
en de schuld of de onvoorzichtigheid, bedoeld
in art 4, moeten bewezen worden door een
met redenen omkleede schriftelijke verklaring
van 2 deskundigen, door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen.
Bij overeenstemming tusschen deze 2 des
kundigen bestaat van hun uitspraak geen
hooger beroep. Bij gebreke van overeen
stemming wordt door den Gemeenteraad een
3de deskundige benoemd, die in hoogste res
sort uitspraak doet.
De kosten van het onderzoek worden ge
dingen door de partij, die het aanvraagt.
Van de zijde der gemeente kan de Raad of
het Dagelqksch Bestuur het onderzoek be
velen.
Geeft de ambtenaar geen gelegenheid tot
het onderzoek, dan verliest hij onherroepelijk
alle recht op pensioen.
Art. 6. Ontslag wordt verleend aan den
ambtenaar, zoodra hij den ouderdom van 70
jaar vervuld heeft of ongeschikt is geworden
voor de waarneming van zijn ambt.
Die ongeschiktheid wordt bewezen op de
wijze van art. 5.
Onverminderd het bepaalde bij het voor
laatste lid, verliest de ambtenaar, die geen
ontslag aanvraagt bij het bereiken van den
70-jarigen ouderdom of binnen 3 maanden
nadat zijn ongeschiktheid is bewezen, onher
roepelijk alle recht op pensioen.
De bepaling van art. 6 is een zeer be
langrijke zij zal voorkomen, dat ambtenaren
functiën blijven waarnemen, waarvoor ze
ongeschikt zijn geworden.
Art. 7. Het pensioen bedraagt voor elk
vol jaar, in dienst der gemeente doorgebracht,
'/so van de middelsom over 1 jaar van het
bedrag, dat gedurende de laatste 60 maan
den van den dienst, overeenkomstig art. 12,
als grondslag voor de berekening van het
pensioen moet gelden.
Waar die maatstaf ontbreekt, wordt daartoe
genomen de middelsom over het kortere tirjd-
vak, gedurende hetwelk die grondslag moet
gelden.
Het pensioen kan noch i/2 dezer middel
som noch het bedrag van 2000 te boven
gaan.
In het geval van art. 3 b bedraagt het
pensioen minstens Va dezer middelsom.
Art. 9. Alle recht op pensioen gaat ver
loren voor hem, die, behalve in de gevallen
bij art. 3 voorzien, ontslagen wordt op eigen
verzoek, die bij rechterlijke uitspraak van
zijn ambt wordt ontzet, of die uithoofde van
wangedrag, onzedelijkheid, verregaande achte
loosheid of plichtverzuim uit zgne betrekking
ontslagen wordt.
Art. 11. Onder bezoldiging worden verstaan
alle inkomsten, die, hetzij onder de bena
ming van traktement, loon of percentsge
wijze belooning, hetzij van vaste emolumen
ten, aan de ambten of bedieningen zijn ver
bonden, voor zooverre zij in den regel niet
strekken tot vergoeding van onkosten, door
de waarneming daarvan veroorzaakt.
Bureelkosteri, schadeloosstellingen en alle
soortgelijke vergoedingen, belooningen voor
de waarneming van bijzondere cornmissiën,
tijdelijke inkomsten ot toevallige baten of
voordeelen worden mitsdien niet als bezol
diging beschouwd.
Daarentegen wordt het genot van vrije
woning, huisvesting en voeding, vrij water
en gas en dergelijke als bezoldiging aange
merkt.
"Voor inkomsten, die tevens strekken tot
vergoeding van onkosten, door de waarne
ming der ambten veroorzaakt, kan niet meer
dan 'A afgetrokken worden om het zuiver
bedrag der bezoldiging te vinden.
Een bezoldiging van 50.of minder
wordt niet in aanmerking genomenevenmin
presentiegeld voor het bijwonen van ver
gaderingen.
Art. 14. Het pensioen wordt toegekend bij
besluit van Burgemeester en Wethouders,
houdende vermelding van de gronden waarop
het verleend wordt.
"Van dit besluit en de gronden wordt mede-
deeling gedaan aan den Raad.
Art. 20. Wanneer de waarneming van 2
of meer betrekkingan door meer dan 1 per
soon bezwaren voor de gemeente oplevert,
en hij, die deze betrekkingen bekleedt, uit
een gedeelte ervan ontslagen wordt, gaat zijn
pensioen voor dit gedeelte eerst in, nadat hg
ook uit het andere gedeelte der betrekkingen
ontslagen is.
Art. 22. Voor de ambtenaren, vóór de
inwerkingtreding dezer verordening aange
steld, wordt de pensioengrondslag zoo spoedig
mogelijk door den Raad bepaald.
Wordt vervolgd.)
Naar wij vernemen, is in den nacht van 6
op 7 dezer eene geheel nieuwe bemanning
uit Noorwegen gekomen voor het in de Buiten
haven alhier liggende barkschip Mina, kap.
Breset, hetwelk de reis over Antwerpen had
gemaakt.
Zoodra dit den burgemeester ter oore kwam,
heeft hij dadelgk de noodige maatregelen ge
nomen, opdat besmetting zoo deze bestond
niet overgebracht kon worden. Aan den
heer N. F. Elzevier Dom, arts alhier, werd
opgedragen de bemanning geneeskundig te
onderzoeken, waarbij gebleken is dat allen
gezond warentoch is het barkschip verhaald
en op de rivier aan de benedenste boeien
gebracht; de communicatie met den vasten
wal verboden en order gegeven bij het onver
wachts opdoen van ziekteverschijnselen een
vlaggesein te geven, terwijl de heer Elzevier
Dom de bemanning zal onderzoeken gedurende
vijf achtereenvolgende dagen zooals is voor
geschreven.
De plunje van de bemanning was te Ro-
zendaal achtergebleven ter desinfecteering. i
Hedennamiddag werd wederom een tjalk
schip, genaamd Antina Smit», schipper J. j
Hendriks, hetwelk, volgens onze information, -j
1 September j.l. van Antwerpen was vertrok
ken, uit de haven naar de boeien gesleept,
na eerst door den heer Elzevier Dom genees-
1 kundig te zijn onderzocht. De schipper van dit
vaartuig had wel te Hansweert in quarantaine
t gelegen, doch kon hiervan geen bewijs over-
leggen. De gemeenschap met den vasten wal
j werd den schipper verboden.
i Den heer inr. M. J. Mijer, boekhouder brj
i de weeskamer te Batavia, is wegens ziekte
j een tweejarig verlof naar Europa verleend.
5 De gewone audiëntie van den minister van
j buitenlandsche zal op Vrijdag den 9a dezer
j niet plaats hebben.
1 De Staatscourant bevat het koninklijk he
il sluit van 4 September 1892 tot vaststelling
I van buitengewone maatregelen tot afwering
der Aziatische cholera en tot wering barer
uitbreiding en gevolgen.
De 23 artikelen bevatten bijna uitsluitend
voorschriften voor autoriteiten. Alleen art. 5
legt aan den ingezeten rechtstreeks de ver
plichting op om, wanneer hij ziekteverschijn
selen van cholera waarneemt bij van elders
komendenhiervan kennis te geven aan
den burgemeester, terwijl art 8 bepaalt, dat
wanneer men personen uit besmet verklaarde
landen of steden huisvest, hiervan onmiddel
lijk kennis moet geven aan den burgemeester
en evenzoo van elk verdacht ziektegeval in
zijne woning, alsmede van het vertrek van
bedoelde personen en van de plaats waar
heen rig vertrokken zijn.
Men is volgens de Haagsche kroniek der
Af. Or. Ot. aan brjna alle departementen zeer
druk in de weer om de belangrijke voorstel
len, die in de door H. M. de Koningin-Regentes
persoonlijk uit te spreken troonrede zullen
worden aangekondigdspoedig gereed te
hebben vervolg van de belasting-voorstellen,
defensie-wet, kiesrecht-hervorming, leerplicht
en onderscheidene belangrijke zaken op 't
gebied van rechtswezen en sociale wetgeving.
Men kan zich op een welvoorzienen parle
mentairen disch voor 1892—93 voorbereiden.
Volgens de Tijd is op de begrooting voor
1893 door den minister van marine de bouw
van een paar groote oorlogsschepen gebracht.
De vice-consul voor Brazilië te Amsterdam
deelt aan het Ebl. mede, dat volgens giste
ren ontvangen telegram alle schepen uit
Nederlandsche havens in alle havens van
Brazilië aan quarantaine worden onderworpen.
Hiervoor is het voldoende dat de schepen
in het quarantainestation op Ilha Granda gaan.
De Hollandsche IJzeren-Spoorwegmaat
schappij zal van 1 October af voor! oopig geen
gebruik meer maken van haar recht tot
medegebruik van de lijn ArnhemZevenaar
der exploitatie-maatschappij, althans voor
wat betreft het doen loopen van personen
treinen over die lijn.
Voor goederenvervoer zal zij voortgaan
die lijn mede te blijven gebruiken, evenals
de lijn NijmegenYenlo.
De ^Volksbond, vereeniging tegen drank
misbruik", hield gisteren te 's-Gravenhage
zijne 19e algemeene vergadering onder leiding
van mr. H. Goeman Borgesius. De bond telt
23 afdeelingen en 3000 leden.
Besloten werd, bij de regeering stappen te
doen tot herziening van de onteigeningswet,
ter bevordering van de verbetering van arbei
derswoningen en daaromtrent plaatselijke
enquête in te stellen.
Aangenomen is het voorstel-Utrecht om
van de regeering en andere besturen en maat
schappijen te verkrijgen een verbodsbepaling
tegen uitbetaling van het werkloon in locali-
teït en waar sterke drank verkocht wordt,
of in aangrenzende localiteiten.
Tot leden van het hoofdbestuur werden
herkozen de heeren mr. H. Goeman Bor
gesius, die het mandaat aanvaardde, en de
heer N. van de Willigen.