ien dienste der boei* te laten volgen de 'woorden svoor den havendienst enz", bestaat bij ons geen bedenking. Volgn. 92. Art. 8. Kosten wegens demping van de Broêrsveld-, lange Kerkstraat- en Kreupélstraatgrachten met aangrenzende slooten. Ten aanzien van dezen post meenea ook wij te kunnen vol staan, met te verwijzen naar hetgeen daaromtrent door ons reeds onder volgn. 89, art. 5, is opgemerkt. HOOFDSTUK IV. Volgn. 102. Art. 1. Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke belastingen. Het voorstel van enkele leden eener afdeeling om aan den secretaris der commissie var voorlichting, bedoeld in art. 49 der verordening op de heffing eener plaatselijke directe belas ting naar het inkomen, eene vergoeding toe te kennen voor de werkzaamheden, die als zoodanig door hem worden verricht, willen we gaarne steunen. Wij stellen daarom v.oor, dien ambtenast eene toelage van 100.— per jaar toe te kennen. HOOFDSTUK V. Volgn. 105. Art. 2. Belooningen van de inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters. Hu bij den Raad van de daartoe benoemde raads-commissie eene verordening regelende de pensioenen en wachtgelden voor de ambtenaren der gemeente is ingekomen, achten we het, in overeenstemming met enkele leden eener afdeeling, niet ge raden, vóór dat de Raad daaromtrent zal hebben beslist, nieuwe pensioenen ten laste der gemeente toe te kennen, om de moge lijkheid uit te sluiten dat, hangende het onderzeek dier ver ordening, het aantal pensioenen, waarbij een geheel willekeurige grondslag bij de toekenning is aangenomen, nog worde ver meerderd. Het voorstel om den in het afdeelingsrapport bedoelden veld1- wachter en politie-beambte thans te pensioneeren, moeten we dus ten sterkste ontraden; waarom wij voorstellen, den post onveranderd op de begrooting te behouden. HOOFDSTUK VI. Volgn. 116. Art. 3. Kosten wegens maatregelen in het belang van den algemeenen gezondheidstoestand. Met het voorstel van éen der afdeelingen om aan de be grooting toe te voegen een post: -Volgn. 116bis, Art; 3bis, j>Kosten dei- gezondheids commissie" Memorie, kunnen we ons vereenigen, waaruit van zelf volgt, dat het denkbeeld van eene andere afdeeling om dezen post te splitsen in: a. Kosten der gezonheidscommissïe400. b. wegens maatregelen in het belang van den algemeenen gezondheidstoestand. - 900. onze instemming niet wegdraagt. Ook bestaat hij ons geen bedenking den architect op te dragen, op plaatsen waar volksbaden bestaan te onderzoeken hoe deze aldaar zijn^ïngericht, en daarvan, onder overlegging van plan met kostenbegrooting, den Raad verslag uit te brengen. Wat betreft de vraag van een lid eener afdeeling of het niet raadzaam zoude zijn van het Rijk eene toelage te vragen in de kosten van oprichting van den ontsmettingsoven, verklaren we ons gaarne bereid te onderzoeken of er eenig uitzicht be staat zulk eene toelage te bekomen, wanneer daartoe pogingen in het werk worden gesteld. HOOFDSTUK Vn. Volgn. 125. Art. 8. Jaarwedde der onderwijzers. (Middelbare scholen A). Ten aanzien van het voorstel van de meerderheid eener afdeeling, om de jaarwedde van den leeraar in Nederlandsehe taal en letterkunde aan de hoogere burgerschool met 100. te verhoogen, omdat diens jaarwedde, berekend naar het aantal lesuren, dat door hem wordt gegeven, niet in verhouding staat tot die van de andere leeraren aan die school, merken we op, dat bij eene vergelijking van de jaarwedden van leeraren aan de hoogere burgerschool, naar onze meening ook rekening moet gehouden worden met de jaarwedden, die deze aan de burger- avondschool en het gymnasium genieten. Bovendien mag, naar ons oordeel, zulk eene vergelijking zich ook slechts uitstrekken tot die leeraren, welke n gelïjk- »odrtigeA<vakken'onderwijs geven. Van dat standpunt nu uitgaande, hebben we de jaarwedden van de leeraren, die in talen onderwijs geven, met elkaar ver geleken. Vermits ons daarbij gebleken is; 'dat de leeraar in 1 Nederlandsche taal werkelijk op eenige verhooging van jaar wedde aanspraak zou kunnen maken, mèenen wedat nu een voorstel gedaan wordt, hetwelk ten doel heeft het bestaande verschil op te heffen, de billijkheid medebrengt, dat dit wordt ondersteund. Volgn. 126®«. Art. 9t>!t. Kosten van belooningen en eere blijken voor de burger-avondschool. Het voorstelin twee afdeelingen gedaan, om zulk een post aan de begrooting toe te voegen, waarvoor de Financiëele commissie zich in beginsel ten gunste heeft verklaard, kan ook onze instemming wegdragen. Wij achten het voldoende voor dat doel ƒ25.uit te trekken, en wenschen daaraan de bepaling te verhinden, dat uitsluitend voor het vak steekenen" die belooningen of eereblijken zullen worden toegekend. Inkomsten. HOOFDSTUK II. Afdeeling IV. Volgn. 19. Art. 10. Opbrengst van schoolgeld van het gym nasium lhooger onderwijsJ. Volgn. 20. Art. 11. Opbrengst van schoolgeld f middelbaar onderwijsJ Daar het ook ons voorkomt, dat eerst moet worden afgewacht wat ten opzichte van de hoogere burgerschool en het gym nasium door de te benoemen raadscommissie bij de hooge regeering zal worden bewerkt, achten we het voorstel om beide inrichtingen, onder zekere voorwaarden, ook voor onvermogende- doch begaafde jongelieden toegankelijk te stellen, praematuur. HOOFDSTUK III. Volgn. 24. Art. 1. Huur van huizen en andere gebouwen. Omtrent het al of niet wenscbelijke tot het afbreken van het wachthuisje bij de voormalige Rotterdamsche poort, zullen wij het gevoelen inwinnen van de Commissie van fabricage, in overleg met den gemeente-architect, om later, casu quo, een voorstel dienaangaande aan den Raad te doen. Volgn. 25. Art. 2. Huur of pacht van landen en landerijen. Daar de beide vragen, in het afdeelingsrapport vermeld, reeds in de afdeelingen door de voorzitters zijn beantwoord, achten we het overbodig de toen gegeven antwoorden, welke in dat rapport zijn opgenomen, hier te herhalen. Volgn. 30. Art. 7. Ontvangsten van de drinkwaterleiding Volgn. 33. Art. 10. Ontvangsten van de gasfabriek. Alleen van die instellingen, welke met de financiën der gemeente in direct verhand staan, meenen we dat het slechts aanbeveling kan verdienen hare winst- en verlies-rekening en balans in het gedrukt verslag der handelingen van den Raad optenemen. "We zijn bereid daartoe het verzoek aan den uit gever van dat verslag over te brengen. De eenstemmige meening van de leden eener afdeeling, dat het bedrag van f 33,000.in de rekening van 1892 moet verantwoord worden, is ook de onze. Voor zooveel noodig vesti gen wij er bovendien de aandacht op, dat de Raad ook reeds, bij zijn besluit van den 30sten Maart jl., goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten den 19den April daaraanvolgende, de daarvoor noodige wijziging in de begrooting voor 1892 heeft aangebracht. De primitief op die begrooting uitgetrokken leening van f 155,000.werd namelijk verhoogd met 33,000.terwijl daartegenover in uitgaaf onder hoofdstuk ni art. 97a, volgn. 7a, een post tot geljjk bedrag daaraan is toegevoegd. HOOFDSTUK IV. Volgn. 35. Art. 1. Tienden, cijnsen en erfpachten. Aan het verzoek van éen afdeeling, om voor de raadsleden een lijst ter inzage te leggen, vermeldende de n>onderscheidene erfpachterssub 1 van dit artikel genoemd, is door ons reeds voldaan. Tegen het niet meer invorderen dier erfpachten hebben we ernstig bezwaar. Al is de gemeente niet in het bezit van eenigen titel of bewijs, of kan zij dien ten minste niet toonen, daardoor is naar onze meening nog niet uitgemaakt, dat de gemeente op die erfpachten werkelijk geen recht zou hebben. Waar sedert onheuglijke jaren, tot voor korten tijd, die erf pachten allen zonder eenig verzet zijn betaald, lijdt het naar onze meening geen twijfel of het recht, om ze in te vorderen, bestaat, al kan het dan ook thans niet bewezen worden. Die erfpachten voor 't vervolg niet meer in te vorderen, alleen omdat enkelen weigeren te betalen, moeten we bepaald ontraden, daar in'strikten zin hierin eene erkenning zou liggen, dat -v de gemeente op die erfpachten geen recht heeft of ooit gehail hééft. Bovendien nerkenwe op, dat bij raadsbesluit van 26 Juni 4883, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten den 8sten Januari 1884, gelegenheid gegeven is, die erfpachten af te koopen. Tegenover hen, die daarvan gebruik hebben gemaakt, zou hert eene groote onbillijkheid zijn, anderen, die de erfpacht niet heb ben afgekocht, thans van alle betaling vrij te stellen. De bewoordingen waarin de post sub 1 is vervat, komen ons minder nauwkeurig voor. Bij eene volgende begrooting stellen we ons voor, aan dien post eene andere redactie te geven. "Volgn. 38. Art. 4. Teruggave van verplegings- en transport kosten van krankzinnigen en kinderen van gevangenen, be doeld bij art. 26 der wet van 28 /ion 1854 (Staatsblad u°. 100) zoo als het is gewijzigd bij de wet van 1 Juni 1870 (Staatsbladn0.85). Daar zij, die onder geleide van het openbaar gezag reizen, met het geleide, door de spoorwegen gratis vervoerd moeten worden (zie art. 46 der wet tot regeling van den dienst en het gebruik der spoorwegen) behoeven voor het vervoer van gevan genen, kinderen van gevangenen of armlastige krankzinnigen geen voorschotten gedaan te worden. De kosten van verpleging van krankzinnigen kunnen in den regel onmiddellijk voldaan worden door de plaats, waar het domicilie van onderstand gevestigd is. Slechts hoogst zelden zal in deze met andere gemeenten of het Rijk verschil ontstaan, dat niet in zeer korten tijd opgehelderd zal zijn. "Waar zelfs vóór de wijziging der armenwet in 1870, nog nimmer op dezen post iets is ontvangen, meenen we hem thans, als geheel overbodig, te kunnen schrappen. Mocht zich hef ongedachte geval voordoen, dat ontvangsten als hier bedoeld, in de rekening der gemeente verantwoord moeten worden, dan zouden we er de voorkeur aan geven, voor dat ge"al U een aanvulling der begrooting voor te dragen, liever dan jaar in jaar uit een volkomen nutteloozen post in de be grooting te behouden. HOOFDSTUK V. Volgn. 48. Art. 4. Restant ad ƒ118,000.der geldleening, ingevolge raadsbesluit van 14 Jlei 1892, met eene verhooging van ƒ68,000. Wordt het voorstel door 2 afdeelingen gedaan (en waarmede wij verklaard hebben ons te kunnen vereenigen), om den post voor het dempen en rioleeren. van de Broêrsveldgracht enz., ad 68,000.over te brengen van volgn. 89 naar volgn. 92, aan genomen, dan spreekt het van zelf, dat het in dezen post ge noemde volgn. 89, moet worden gewijzigd in 92. Aanneming van het voe-stel, om de woorden gewone inkom sten" te veranderen in weeds geleende f 70,000.achten we minder gewenscht. Wel werd bij de in dit jaar uitgegeven 1ste serie, ad ƒ70,000. in de geldleening groot 188,000.f 2000.— meer opge nomen dan noodig was voor het doel, waarvoor geleend werd (gasfabriek, nadeelig saldo en kaaimuur, te zamen in ronde sommen 68,000.bedragende)doch vermits dit meerdere ten bate gekomen is van den dienst van 1892, komt het ons voor, dat uit de inkomsten van den dienst van 1893 een gelijk bedrag voor de hiervóór genoemde werken dient te worden betaald. Tegen het veranderen van het woord laatstgemeldin •»eerslgemeld" bestaat bij ons geen bezwaar. Schiedam, 10 October 18922 Burgemeester en Wethouders van Schiedam, VAN DIJK VAN MATENESSE, De Secretaris, VERNÈDE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 11