A0. 1892. Vrijdag 4 November, N°. 8136 F e u 11 e t o n. AANDEGiËN& esenyaert: gate1 Jaargang- Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, Buitenlandsclie Berichten. UITGEVER: j ODE. BVBEAVi BOtER^TRAAT. E 2». jiBOUKKKSiSTSFKus, per kwartaal i lrotieo per post, door het geheele Rijk Afzonderlijke nominers 1.85. - 2.50, - 0.10. A» vcrtkntispk usran 110 gewone regr.s met inbegrip van eene Courant. f .10. Iedere gewone regel meer «,«^«.1 b -0.10 Dribhaai, geplaatst wordt tegen TWKKK*»r, berekend. llUlTSCIILiüD. De keizer heeft bepaald, dat ter herinne ring aan de inwijding der vernieuwde slot kerk te Wittenberg eene bronzen gedenk penning zal worden geslagen, vertoonende op de voorzijde 's keizers beeltenis, op de keer zijde eene afbeelding der slotkerkmet het omschriftsEin feste Burg ist unser Gott" en den datum Wittenberg 31 October 1892". Zij zal worden vervaardigd in tweeërlei grootte. De grootste is bestemd voor de vorstelijke personen die aan het feest hebben deelgenomen of er zich hebben doen verte genwoordigen, en zal ook als bijzondere -onderscheiding worden verleend aan personen, -die zich ten opzichte van de vernieuwing der kerk of van den aanleg der feestviering verdienstelijk hebben gemaakt. De kleinere ds bestemd voor de overige deelnemers aan het feest. In de nadere berichten omtrent de feest viering vindt men nog eene korte beschrij ving van den historischen optocht, die ont worpen was door den Berlijnschen schilder August Blunck, onder medewerking zijner kunstbroeders Miilzel, Sterry, Gutknecht en Andesen. De eerste afdeeling van den stoet vormde eene voorstelling uit de 12e eeuw. Vooraf gegaan door bazuinblazers met fabelachtig lange instrumenten, waaruit krachtige fanfa res schetterden, vertoonde zich Albrecht de Beer, omgeven door ridders der Duitsche Orde, ridderknapen enz., en gevolgd door de Vlaamsche kolonisten, die hij ter bevolking voor zijn land had aangeworven. Onder Albrecht II werd Wittenberg eene stad; dit werd hier zinnebeeldig voorgesteld op een triomfwagen, waarop ode hoogte de Witten- berga troonde tusschen de allegorische figu ren van de Elster en de Elbe, terwijl de groep rondom was aangevuld met trawan ten, ridders, ruiters en burgers. De volgende afdeeling vormde e<jn luister rijk geheel uit den tijd van den keurvorst Rudolf I, met zija gevolg van Saksische edelen, die hier in den stoet door afstammelingen werden vertegenwoordigd. In bonte afwisse ling volgden ridderknapen, ruiters, knechten, kindergroepen met een model der onder Rudolf gebouwde slotkapel, ministranten, nevens den proost met priesters, gevolgd door monniken, burgers en vrouwen. Uit de 14e eeuw werd vertoond een optocht der gilden. De voorstelling uit een volgend tijdperk begon met een groep burgers te paard, terug- keerende uit den kamp tegen de Hussieten. De stadsbevel voerder met gewapende mannen en jongelingen werd gevolgd door gekwetsten op een bagagewagen, benevens gevangene Hussieten onder escorte van stadsknechtcn. Een contrast daarmede vormde eene kleuren rijke voorstelling van de schuttersbroeder- schap, zich wijdende aan de genoegens des burgeilijken levens in vredestijd. Daarbij was aangesloten een groep, betrekking hebbende op de grondlegging der slotkerk, waarvan een model werd gedingen door steenhouwers, voorafgegaan door pages, bouwmeesters, hand wei kslieden en geestelijken. En alweder volgde er een contrastFrederik de "Wijze met krijgs lieden uit zijn heirbaan, en daarna een groep, voorstellende de stichting der universiteit. Voorafgegaan door herauten te voet en de pedellen, kwamen de rector en de pro-kan selier in hun toenmalig ambtsgewaad, waarin tot nu toe geen groote verandering schijnt te zijn gekomen; voorts professoren, docto ren en andere geleerden, en te midden eener menigte burgers en vrouwen eene hoogst artistieke constructie op een zegewagen, ver toonende de universiteit, waarbij de facul teiten en leervakken werden voorgesteld door "Wittenbergsche darnes op höoge troonzetels. Róudom den wagen gingen studenten in httnne' toenmalige fraaie kleeding, gevolgd dóïir groepen kinderen in de aardigste kostu- mes. Eene nieuwe afwisseling bracht de Vagen, die eene zinnebeeldige voorstelling van de reformatie bevatte, waarin Luther met andere hervormers, benevens monniken, soldaten en burgers gegroepeerd stonden. De wagen werd gevolgd dóór den keurvorst van Saksen, markgraaf Georg van Branden burg, hertog Ernst van Lïmeburg, landgraaf Philips van Hessen en prins Wolfgang van Anhalt. Daarop volgde een wagen met eene zinne beeldige voorstelling der boekdrukkunst. Toen deze de keizerlijke tribune was genaderd, werden aan het publiek exemplaren rond gedeeld van wi zuiver bewerkteu nadruk van Luthers stellingen, waarvan het oor spronkelijk exemplaar in druk uit het jaar 1517 berust in de koninklijke bibliotheek te Berlijn. Naar men zeide, was deze nadruk vervaardigd op de rijksdrukkerij. Bij dit gedeelte van den stoet waren op verlangen des keizers drie groepen ingelascht Willem van Oranje, Christiaan IV en Gustaaf Adolf. De daarop volgende voorstelling betrof een tijdperk uit den bouw der slotkerk, meer bepaaldelijk den stand van den bouw in 1771 vervolgens de bestorming van Wittenberg in 1814, die in den stoet werd voorgesteld door officieren van het thans aldaar in garnizoen liggende regiment infanterie. Daarop volgden weder burgers en vrouwen, in wier midden een model ter thans vernieuwde slotkerk werd gedragenwaarna den stoet werd ge sloten door deputation van verscheidene ver- eenigingen in stad en land. Eer de stoet op het Arsenaalplein werd ontbonden, hield de hofprediker Faber eene toespraak, waarna door de deelnemers het Lutherlied werd aangeheven. De keizer en de vorstelijke personen gingen toen naar een lokaal bij de kazerne, hetwelk als tooneelzaal was ingericht en waar het'groot aLuther- Festspiel" werd gegeven. Het werd opgevoerd door Wittenbergsche ingezetenen, waarbij de rol van Luther werd vervuld door den heer Smendt, candidal bij het predikanten-semi narium. Bij een der slottafereelen werd door de gezamenlijke aanwezigen staande een ge deelte van het Lutheilied medegezongen. Met eene luisterrijke illuminatie werd het feest besloten. e B A N K li IJ K. De radicale drijvers der werkstaking van Carmaux, welke thans, na drie maanden ge duurd te hebben, is. geëindigd, moeten van de gematigde dagbladen harde waarheden hooren wegens hun optreden. Het is vooral de afgevaardigde Clémenceau, wiens optreden ergerljjk wordt geacht, en hij zal zeker niet veel weten in te brengen tegen het verwijt van dubbelzinnigheid, door Ze Mgaro tot hem gericht en afdoend bewezen door het naast elkander afdrukken van wat op 26 en wat op 31 October door Clémenceau aan de werklieden werd geschreven. Onder vol maakt dezelfde omstandigheden ontraadt bij in het eerste hervatting van den arbeid en in het tweede voortzetting der werkstaking. Eerst heeft hij Loubet's scheidsrechterlijke uitspraak maar botweg «monsterachtig" genoemd, en later moest hij toch den zakeljjken inhoud ter overweging aanbevelen. In den ministerraad heeft de minister van Roman van JOHANNES VAN DEWALL. 8. Deze oude deur, waarboven het wapen der Bordowski's nogal aanmatigend in den Seemen muur prijkte, kon men onmogelijk opan krijgen. «Klop nog eens aan, prins Looz," beval de majoor, die met een vreemd gelaat de be moeiingen der ulanen gadesloeg. Er was geen bel aan de deur: men klopte dus met den sabelknop tegen dc zware planken. iWut drommel, onze kwartiermakers moeten toch hier geweest zijn," riep de majoor. Weldra bleek, dat er geen afgezonden waren, omdat het bevel zoo iaat uitgevaaidigd was. Majoor Edier werd nu nog boozerhij e overlegde reeds bij zich zeivenof hij niet naar Crawohn zou gaanmaar de donkei e dreigende wolken ontlastten zich in zware sneeuwvlokken en bet schoone beeld der jonge dame stond hem weder levendig voor den geest nik zal het huis eens omrijden, prins Looz," sprak hij, na even nagedacht te hebben, amen kan toch met vei langen, dat wij in zulk een weer buiten dit betooverde slot moeten kam peeren." «Zooals gij wilt." Majoor Edler draafde den hoek omop het gelaat van den luitenant-koloneldie rnstig voor do poort bij zijne ruiters stond, vertoonde zich een spottend lachje, «Korporaal Fareza I" riep hij. «Wat beveelt uwe dooi luchtigheid V' «Laat di ie man hunne geweren Iaden en de deur platschieten." De Hongaar was verrukt over dit bevel. «Tot uw dienst I" riep bij, terwijl hij zich reeds bij voorbaat verheugde over de gezichten der gehate Polen als zij de deur in stukken zouden zien vliegen. Drie geweren werden geladendrie schoten knalden, de deur was verbrijzeld en gaf dus vrijen toegang. «Mannen te paard I Ingeruktcommandeerde de luitenant-kolonel. «Trompetter, bericht gij den majoor, dat men de deur geopend heeft." Eer deze zich kon omkeeren, kwam majoor Edler reeds om den hoek gegaloppeerd en riep ten hoogste vertoornd »Wat was dat 1 Wie heeft hier geschoten I" Voorloopig kreeg hij gean antwoord, daar prins Looz zicb aan de spits zijner manschappen gesteld had en niemand zich gerechtigd achtte, de vraag te beantwoorden. Toen majoor Edler zich door de ulanen heen had gedrongen en de plaats bereikte, zag hij de deur van het heerenhuis opengaan en een heer, door twee groote honden vergezeldde trappen afstijgen. Deze naderde de groep, terwijl hij met beide armen druk gesticuleerde en oogenschtjnlijk zeer ontioerd was. Zonder zich in liet minst om dezen heer te bekommerenliet pillis Looz molden op liet gioote, verwaarloosde plein tusschen mesthoopen vuilnis, landbouwwerktuigen, kippen en bonden zijne manschappen afstijgen. Terwijl dit gebenrde, naderden de majoor en de eigenaar des huizes elkander. «Ik ben majoor Edler, en heb de eer wilde de kleine, beleefde man het gesprek openen, maar brak plotseling af, toen hij een blik op het tanige, door woede vertrokken gelaat van den heer Van Bordowski geslagen had. 't Was gelukkig, dat onze vroolijke majoor het Poolsch niet veistonden de vloed van scheldwoorden en vloeken dus als holle klanken in zijne ooren drongen. «Vergeving, maar ik veista u niet," stmterde de majoor, verlegen lachende, toen do heer des huizes even ophield met schelden en gesticuleer en. «Ons indnngen schijnt gij kwalijk te i.eineii maar wij handelen op hooger bevellaai ti«> ons nu niet ontgelden, dat wij nngenoode gasten zijn." De Poolsche edelman bleef een seconde lang letterlijk met open mond slaan en zijne o.isien schoten vonkenlnj meende namelijk, dat de officier hem nog uitlachte, maar toen luj ifmm

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1