A°. 1S92
Maandag 5 December.
N°. 8158
Eerste Blad.
Bsenveertigste Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd. Dinsdag,
Binnenlandsclie Dericliten.
abonnementsprijs, per kwartaal
franco per post, door het gebeele Hijk
Afzonderlijke nommers
1.85.
UITGEVER; 'f. ODÊ.
Advertentieprijs: van 1—10 gewon* regels met
inbegrip van eene Conrant.10,
Iedere gewone regel meer - 0.10
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Schiedam, 3 December 1892.
Waar zijn de miüioenen gebleven, die
moesten dienen om den Grooten met den
Atlantischen Oceaan te verbinden, waar zijn
de gelden der Panama-maatschappij gebleven
Dit is deze week het groote probleem ge
weest, naar welks oplossing geheel Parijs,
zeggen we maar gerust geheel Frankrijk
heeft uitgezien. Welk een rommel, zou men
geneigd zijn in gewoon Nederlandsch uit te
roepen. Terwijl de rechterlijke macht zich
met de zaken bemoeit, benoemt de Kamer
van afgevaardigden een commissie van enquête
maar de rechterlijke macht, de onafhankelijke
macht, weigert aan die commissie inzage of
afgifte van stukken, en al wat advocaat is
en met de rechterlijke macht in betrekking
staat, juicht die handelwijze van de rechter
lijke macht toe; de procureur-generaal Quesnay
de Beaurepaire, welbekend wegens zijn
krachtig optreden in het proces tegen Bou-
Ianger, wil zich liever uit zijn ambt laten
ontslaan dan iets van de zelfstandigheid der
rechterlijke macht prijs te geven, en de
voorzitter van het hof van appèl, de heer
Perivier, heeft insgelijks verklaard, de afgifte
van het dossier op deze zaak betrekking heb
bende, ronduit te weigeren. Een leelijk
geval voor de commissie van enquête, die
nu wel A, B en C kan hooren, maar geen
bewijzen in handen heeft. Bovendien heeft
ze nog met andere bezwaren te worstelen.
De heer Delahaye, die in dezen de hoofdrol
heeft vervuld, die de zaak in de Kamer ter
sprake bracht, en die de benoeming van de
commissie van enquête heeft voorgesteld, die
tevens beweerde op de hoogte te zijn van de
knoeierijen en de omkoopingen, is voor le
commissie verschenen, en heeft daar dezelfde
gedragslijn gevolgd als in de Kamer van
afgevaardigden: hij heeft wel feiten opge
noemd, maar volstandig geweigerd namen
te noemen. Merkwaardig is het verslag van
hetgeen deze heer Delahaye aan de com
missie mededeelde zooals de Figaro dit
geeft. Een geestig Franschman zou er een
comedie van kunnen vervaardigen, die overal
succes zou hebben, 't Is vermakelijk hem
de commissie den weg te hooren aanwijzen,
dien ze te volgen zal hebben om achter de
waarheid te komen, de waarheid der feiten,
en tevens achter de namen der personen,
die met deze feiten in betrekking staan.
Een van de voorname feiten, die aan het
licht moeten komen, is. of er aan d en ban
kier Reinach, die toevallig op 20 November
j.l., toen de Panama-zaak ter sprake was
gekomen, is overleden, of aan dien baron
bankier 5 a 6 miüioen francs zijn uitgekeerd.
Het tijdstip, waarop deze uitkeering ge
schiedde, is ook geenszins van belang ontbloot.
Het moet geweest zgn in 1888, toen de
Fransche Kamer voor de tweede maal ter
goedkeuring werd voorgelegd het plan voor
een premieleening, door de Panama-maat-
schappij in het leven geroepen. In 1886 had
■de Kamer bij meerderheid van stemmen ge
weigerd, haar goedkeuring aan deze onder
neming te hechten. Twee jaar late- legde
men haar hetzelfde plan voor, en de Kamer
keurde het goed, iets wat In het geheel niet
verwacht was. Welnu, men zegt, dat toen
die>,millioenen zijn verstrekt met het doel om
hen, wier stem in dezen gezag had, gunstig
voor het plan te stemmen, dat wil in goed
N< erlandsch zeggen, om te koopen. Vijf
miüioen francs verdwijnen zoo maar niet als
rook, zeide de heer Delahaye, en hij gaf de
commissie verschillende aanwijzingen, hoe in
dit geval, hoe in dat te handelen. "Volgens
hem zal men dan achter de waarheid komen.
'tls een vieze historie, waarover nog vrjj
wat zal gesproken en geschreven worden.
Aan de overzijde van den Atlantischen
Oceaan heeft de zaak mede de aandacht ge
trokken. De Noordamerikanen hebben met
de onderneming van De Lesseps nooit veel
opgehad, en daar de concessie aan de Panama-
maatschappij veileend, over een jaar af
loopt, is men daarginder reeds aan het
beramen van plannen oia zelf, met Ameri-
kaausch kapitaal, een doorgraving tot stand
te brengen, waarbij dan het meer van Nica
ragua dienst zou doen. Dit plan zou een
doodelijken slag toebrengen aan hetgeen door
De Lesseps daarginder reeds is tot stand
gebracht.
Het nieuwe Fransche ministerie is nog
niet tot stand gekomen. De heer Brisson,
de voorzitter der commissie van enquête,
heeft, na eenige dagen achtereen verschil
lende personen te hebben aangezocht zich
met een portefeuille te belasten, aan utón
president der republiek medegedeeld, dat hij
het hem verstrekte mandaat nederlegde.
't Is waarlijk ook wel te begrijpen, dat ieder
man van beteekenis huiverig is in een Kabinet
op te treden, dat veroordeeld is te ver
schijnen voor een Kamer van afgevaardigden
als de Fransche.
In Duitschland is de Rijksdag begonnen
met de beraadslaging over de militaire
wetten. Ze wordt met de meeste belang
stelling gevolgd door de militairenwier
kansen op bevordering er door worden ver
hoogd; door de burgers, die toch al een
aardig percentage van hun inkomen voor
de versohillende belastingen moeten af
zonderen, en met schrik het uur zien
naderen, dat dit percent alweder zal ver
hoogd worden. De heer Richter, een der
beste woordvoerders van de vooruitstrevende
richting, heeft geruimen tijd achtereen het
woord gevoerd, onder de algemeene aandacht
der aanwezigen. Hij is lid der commissie
van vijf leden van den Rijksdag, die de
militaire voorstellen der regeering onderzoekt,
vóór zij in den Rijksdag komenhoewei geen
militair, kan hij dus op de hoogte zijn. Hij
beweerde tegenover de meening van den
rijkskanselier Caprivi, dat Duitschland ster
ker is dan in 1870, dat de nieuwe leger-
uitbreiding ounaodig was, en dat ze het rijk
zou uitputten.
En van dit laatste is veel aan. Meer dan
eenmaal, en van verschillende zijden is be
weerd, dat Duitschland op den duur den last
van zijn ontzettende wapening niet zou kun
nen blijven dragen. Frankrijk is rijk; zijn
hulpbronnen zijn oneindig veel grooter dan
die van Duitschland, doch Frankrijk kan met
zjjn wapeningen ook niet veel verder gaan.
'tls bekend, dat de bevolking van Frankrijk
niet toeneemt, en dus de uitbreiding van de
troepenmacht daardoor vanzelf binnen zekere
grenzen moet blijven.
De volgende dagen zullen ook in dit opzicht
licht brengen; den rijkskanselier wacht nog
een zware taak, en een Bismarck in de
parlementaire tactiek is hij niet.
SCHIEDAM, 8 December 1892.
De gemeenteraad zal op Dinsdag 6 dezer,
des namiddags ten kwartier voor twee ure,
eene openbare vergadering houden. De alsdan
aan de orde gestelde onderwerpen zijnin
gekomen stukken, waaronder le suppletoir
kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
4892; voorstel van burgemeester en wet
houders tot wijziging der verordening op de
heffing van havengeld; ontweip-verordening
op het rijden ontwerp-pensioenregeling voor
de gemeente-ambtenaren. En verdere voor
stellen en mededeeüngen.
De scherm- en gymnastiekvereeniging
dPalaestra" allrw zal den 14n Januari a.s.
hare gewone jaarüjksche uitvoering geven,
waarvooY zij dezer dagen een lijst zal doen
circuleeren.
Volgens het antwoord van den minister
Tak aan de Tweede Kamer blijft hij de
meening toegedaan, dat een vei betering der
armenwet door den wetgever zal moeten
worden ter hand genomen.
.Le. toepassing van bet Elberfelderstelsel
voor zooveel het bij onze wetgeving mogelijk
is, juicht hij gaarne toe. Waar de regee
ring haar in de hand kan werken, zal zij di^
niet nalaten. Hij kan daarover reeds mede-
deelen, dat zqn ambtgenoot van waterstaat,
handel en nijverheid overweegt in hoeverre
dit door het toestaan van faciliteiten bij de
postverzending mogelijk is. Een aanbeveling
der regeering aan de armbesturen om tot
toepassing van het stelsel over te gaan
schijnt hem echter niet noodzakelijk, noch
wenschelijk.
De gewon* «udientie van den minister van
justitie zal Dinsdag 6 dezer niet plaats hebben.
Uit Indië is het bericht ontvangen, dat tot
assistent-resident te Kota-Rauja is benoemd de
controleur Kroesen uit Beneden-Langkat.
In F» Qidê van December zet prof. Buys
zgn beschouwingen voort over het kiesrecht.
Hij handelt eerst uitvoerig over het referen
dum het beroep op het volk, op de kiezers,
niet over de samenstelling der Vertegenwoor
diging, maar over maatregelen vau wetgeving.
Dat middel om de le groote macht van een
Parlement te beperken, acht de hoogleeraar
eer een «gevaarlijk" middel, dat bedoelende
het Parlement een sleunsel geven tegen stop-
zwaar worden", den val van het parlementaire
stelsel maakt tot een reeds voldongen feit.
Een beter standpunt vindt hij in een goed
georganiseerde an zelfstandige Eerste Kamer,
welker ook recht van initiatief en van amen
dement heeft. Maar het laatste heeft men
haar bjj de grondwetsherziening niet toege
staan en in andere opzichten niet begrepen,
welke beteekenis der Eerste Kamer bij een
zeer uitgebreid kiesrecht behoort te erlangen.
Tegenover de macht der Tweede Kamer
ontbreekt dus schier alle tegenwicht en ook
de zedelijke invloed van de Kroon «om
redenen welke iedereen begrijpt ook zonder
dat ik ze noem", zegt de hoogleeraar, zal
zich vermoedelijk in een lange reeks van
jaren niet in zgn volle kracht kunnen doen
gelden. Dit maakt de beslissing over de
kiesrechtregeling een hoogst gewichtige zaak.
Geleidelijke ontwikkeling ware veiliger. Wil
men eenerzyds zoo weinig mogelijk zelfstan
dige personen van de stembus weren, ander
zijds de belangen van den staat niet ver-
waarloozen, dan ware misschien de beste
wijze om tot overeenstemming te komen, dat
men deze twee eischen stelt: lo. dat hij de
beschaving bezitte welke de lagere school
voor elkeen beschikbaar houdt en 2o dat hij
zijn aandeel, groot of klein, in de lasten van
het rijk bijdrage.
Waren de rijks directe belastingen thans
reeds herzien, dan zou men een goeden grond
slag bezitten. De bezwaren van verband tus-
schen kiesrecht en belasting erkent de schrij
ver, maar zij worden al zeer gering, als men
eiken aanslag, ook den kleinste, voldoende
acht. Nog veel grooler is het bezwaar, dat de
regeering de bedeelingslijsten wil laten be
slissen.
Het grondwettig bezwaar, tegen de ont
werpen der regeering geopperd, beaamt prof.
Buys niet. Hij erkent dat de gewone wet
gever eigenlijk geheel vrij is in het bepalen
der kenteekenen.
Verwerping der voorstellen zou noodlottig
wezen, daarom hoopt hg dat regeering en
vertegenwoordiging niets onbeproefd zullen
laten om zich over een anderen en meer
ernstigen maatstaf van welstand te verstaan.
Slaagt men daarin niet, dan zou hij zelf de
verantwoordelijkheid voor de wet niet durven
aanvaarden, maar hij erkent dat het moeilijk
is te zeggen welk kwaad dan het ergste ware.
In allen gevalle acht hij twee voorsvaarden
noodig, n.l. dat tevens het kiesrecht voorde
gemeenteraden wordt geregeld en dan ook
de kiesdistricten voor de Provinciale Staten,
wat van gewicht is voor de onafhankelijkheid
Ier Eerste Kamer. Dat moge eenigen tijd
kosten, maar het vaderland is toch niet ver
loren vraagt prof. B. als deze ijverige
regeering nog een jaar langer haar arbeid
mag voortzetten?
Het Deeember-numtner van Da Vragen
des Tijds bevat een uitvoerig artikel over
de bedrijfs en beroepsbelastïng van prof. P.
van Geer. De hoogleeraar noemt die belasting
een «inkomstenbelasting in nieuwen vorm"
en velt er een zeer ongunstig oordeel over.
Het meest belangrijk zijn de berekeningen
over hetgeen vermoedelijk de nieuwe belasting
zal opbrengen. Naar zijn schatting zal de
opbrengst minstens f8.000.000 bedragen.
Hoe over de publieke zaak door onkundi
gen geoordeeld wordt vindt men in een inge
zonden stuk in de Standaardwant de man,
die zich De Z. noemt, liet het zelfs drukken.
Hij vroeg of in een «christelijke maatschappij"
zij die meer dan f1000 inkomen 'sjaars
hebben niet zorg moesten dragendat wie
minder heeft op dit peil kome.
De Standaard wjgst den schrijver terecht
door het volgende
«Hierop zij geantwoord, dat ons gezamenlijk
nationaal inkomen per jaar zoo ongeveer viet hon
derd miüioen bedraagt, d. i. nog niet f 1 80 per
persoon en per week. Een gezin gemiddeld op vijf
personen gerekend, geeft dit dus f 9 per week, of
f468 per jaar.
Om elk gezin f1000inkomen te verschafien, zou,
ook als men gelijk-op deelde, ons land dus meer
dan eens zoo rijk moeten zijn.
Waar dan natuurlijk bijkomt, dat bij zulk een
stand van zaken het nationale inkomen veel, veel
kleiner zou wordendaar er binnenslands veel
minder te verdienen zou zijn, on er voor den uit
voer veel minder zou "overblijven".
I
- 2.50.
- 0.10.
B PRE A P; BOTBKSTKAAT, ®J 2 7.