A°. 1893. Vrijdag 29 September. N°. 8369. Tweede Blad. Zevenenveertigste Jaargang Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, Riimenlandsche Berichten. UIÏGEViR: J. ODÉ. f 1.85, - 2.50. - 0.10. BÜBBAII: BOVERSTRAIT, X! 2 7. Advertentieprijs van 110 gewone regels met inbegrip van eene Courant140. Iedere gewone regel meer - 0.10. Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend. Abonnementsprijs, per kwartaal f, Franco per post, door het geheele Rijk Afzcnderüjke nommers EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Zitting van 27 September. De faillissementswet hield heden de Kamer nog grootendeels bezig. De heer Van Lier had bezwaar tegen het vervallen van het recht van den kooper, om zich door overschrijving levering te verzekeren na het faillissement, en de heeren Pijnappel en Vlielander Hein drongen alsnog aan op verandering van de regeling betreffende de procedure, die h. i. geen voldoende zekerheid geeft. Laatstgenoemde en de heer Van Royen wezen nog op eenige onbillijkheden ten aan zien van de werking der gevolgen van het faillissement ten opzichte van de overschrijving van onroerend goed door den kooper. Hunner zijds werd vooral opgekomen tegen de afwij king van het recht, dat de schuldeischer niet mag executeeren die goederen, waarop derden recht hebben, zooals b.v. de jas, die aan een gefailleerden kleermaker ter reparatie was gegeven of de effecten, aan een bankier ter bewaring gegeven en door dezen niet gepro longeerd. Ook kantte de heer Vlielander Hein zich tegen het betrekken van huurder en verhuur der in het faillissement, dat niets te maken heeft met de onderlinge rechtsverhoudingen der personen. De minister van justitie betoogde, dat de last, dien men vreesde, inderdaad niet zou wor den ondervonden, vooral niet ten opzichte van de terugvordering van goederen aan der den toebehoorende, waarin trouwens deze wet voorziet, ook ten aanzien van huur en ver huur, teneinde den verhuurder voor schade te vrijwaren. Het wetsontwerp, afdeelingsgewjjze behan deld, werd ten slotte aangenomen met 130 tegen 14 stemmen. Vervolgens zijn aangenomen de wetsont werpen tot onteigening voor de verbreeding der Nobelstraat te Utrecht, de verhooging van hoofdstuk 5 (verplaatsing van het land bouwproefstation van Breda naar Goes en de Rijkskweekschool van 's-Hertogenbosch op 4, Mei naar Nijmegen), de spoorwegaanleg van Malang naar Blitar de verhooging der Indische begrooting, waarbij de minister tegenover de heeren Fransen van de Putte en Pijnappel verklaarde dat hij zich niet ver- 1 antwoord achtte van hier uit te bevelen om j Kaloet te nemen tegen het advies van den gouverneur van Atjeh. Ook is aangenomen de wijziging der pensioenwetten. De behan deling der bedrijfsbelasting is aangevangen. De heer Verheijen was tegen, omdat geen noodzakelijkheid gebleken was tot invoering eener nieuwe belasting, en deze belasting inquisitoriaal is, zwaar zal di ukken en onbil lijk is tegenover ambtenaren. De heer Regout was tegen, wegens de gioole onzeLeiheid der raming en van de bestemming der opbrengst en de onbekend heid met de voorgenomen wijziging van liet personeel. De heer A. Prins was voor, ondanks de groote bezwaren tegen de vrijstelling van den landbouw, omdat hij dit ontwei p be schouwde als een tweede gedeelte van de gesplitste inkomstenbelasting. De beer Van Lier verdedigde het ontwei p en de vrijstelling van den landbouw. De heer Godin de Beaufort bestreed het ontwerp, omdat het de gemeenten niet zou baten; onzekerheid schopk omtient de op brengst en geenszins de voordeelen gaf die vroeger van eene gesplitste inkomstenbelas ting waren opgegeven. Morgen voortzetting. Bij het soctie-onderzoek van hst wetsontwerp tot wijziging der weduwen-pensioenwetten wer den inlichtingen gevraagd naar de bezwaren tegen de opneming van leeiaien aan gemeen telijke hoogere burgetscholen en niet wettelijk verplichte gymnasia onder de burgeihjke ambte naren. Het wetsontwerp op de fabrieks- en handels merken vond in enkele afdeehngen bijval, of schoon eenige leden uitdrukkelijk constateerden dat hun goedkeuring van het bureau van inschrij ving met in zich sloot, dat zij een wederinvoe ring van octiooien wenschten. In eene afdee- hng werden onderscheidene bezwaien uiteenge zet omtient de lechlen van den eeisten gebrui ker, in verband met den termijn van inschrijving. Bij het sectie-onderzoek van de suppletcire begrooting voor binnen), zaken voor 1893 had den verscheidene leden ernstige bezwaren tegen de voorgenomen verplaatsing van het rijks- landbouwproefstation van Breda naar Goes. Een lid zou daarom zelfs tegenstemmen. Zij achtten Breda beter gelegen en meenden dat verplaat sing geene bezuiniging zou aanbrengen. Andere leden beaamden het voevstel. Gaarne vernam men wat er geschiedt, met de rijkskweekschool te 's-Hertogenbosch. Verdwijning van twee vrouwen. Gelijk wij reeds mededeelden, werden Maan dag de omstreken van Bussum doorzocht, naar aanleiding van het vermoeden, dat aldaar mogelijk het lijk van Maria Schmitz gevonden zou worden. Toen dien dag geen resultaat was ver kregen, werd Dinsdag het onderzoek voort gezet. Evenals den vorigen dag, geschiedde het onder leiding van den majoor der rijks- veldwacht Lamens, terwijl ook aan de leiding der werkzaamheden werd deelgenomen door den majoor Smeets, van Hilversum. Een vijftigtal mannen, 20 rijksveldwachters en 30 boeren uit den omtrek, meest allen Huizers, werden op ongoieer 3 meter afstand in een rechte lijn voor het te doorzoeken boscli of kreupelhout geplaatst, en op een teeken, door den leider gegeven, liepen of kropen allen het hout in, steeds door roepen voeling met elkaar houdende en er aldus voor wakende, dat de afstanden bewaard bleven en er dus geen terrein ononderzoehl bleef. De zoekers hadden elk een stok, waarmede zij den grond betastten of prikten in iiun verdacht voor komende plekken. Den eersten dag waren een achttal honden medegenomen, doch die poetsten al spoedig de plaat of liepen met hun zessen den konijn achterna en lieten de zoekers hun gang maar gaan. Den tweeden dag waren de trouw gebleven honden drie in getal. Op deze wijze werd de beide dagen, van des morgens G tot zonsondergang gezocht in den omtrek van Valkeveen, in de Crailoosche bosschen, die van den heer Bredius, van mevr. Schreuder en in de onmiddellijke om geving van het kamp. Er werd evenwel geen lijk gevonden. Het zoeken in deze streek is dan ook voorloopig gestaakt. Een nieuw getuigenis is dezer dagen afge legd door een der buffetmeisjes aan het Cen traalstation te Amsterdam. De Jong moet daar op zekeren avond in zeer geagiteerden toe stand twee broodjes met kaas hebben gekocht en die terstond weder aan eenen portier heb ben weggegeven. Dit erkent hij ook, maar hij doet het thans voorkomen, dat dit juist voor viel bij zijn vertrek met den Londenschen trein op 30 Aug. j.l. Jammer genoeg weet het buffetmeisje zicli den datum niet meer te bin nen brengen, maar stellig kan zij verzekeren dat het gebeurde voorviel nadat deLonden- sche trein reeds vertrokken was en daaren tegen de avondtrein naar Rotterdam, die veel later vertrekt, voor het perron gereedstond. Ook na dit getuigenis verstrikte De Jong zich in allerlei leugens en gaf hij dan dezen, dan weder genen uitleg aan het voorval, waar van luj blijkbaar niet veel wil weten. In het Gooi werd Dinsdag het onderzoek, den vorigen dag aangevangen, voortgezet, echter zonder eenig resultaat. Tegen zons ondergang ging de troep uiteen, die bestond uit ongeveer 40 man onder aanvoering van den agent-majoor Laurens, van Amsterdam. Het geheele bosch van Bredius en de Crailoosche bosschen werden doorzocht, zonder iets ver dachts te vinden. Uit Renkum meldt men nader, dat in de heide, waar voor eenigen tijd een tweetal arbeiders van de firma W. Sanders Jzn., bij het schoonmaken van eeue beek, een klee- dingstuk hadden zien liggen, Dinsdag onder i politietoezicht opgravingen hebben plaats ge had, die echter geen ïesultaat hebben opge leverd. Er hebben zich thans twee getuigen opge daan, die kunnen verklaren dat zij De Jong en Maria Schmitz in den laten avond van 31 Augustus in de legerplaats van Laren hebben gezien en heiden omstreeks 95A uur den weg hebben zien inslaan naar Bussum. De rijkspolitie te Amersfooit stelde te Scherpenzeei bij Venendaal een ondei/oek in, naar aanleiding van een gerucht dat II. de Jong den laatsten tijd ook daar zou hebben vertoefd. Uit dal onderzoek is gebleken, dat hij met Sarah Anna Juett den 15n Juni aldaar is aangekomen en na met haar den nacht in een logement te hebben doorgebracht, den volgenden dag is vertrokken. De Jong, reeds in 1889 te Rotterdam wegens verduistering terechtstaande, is des tijds, wegens krankzinnigheid, in het gesticht Coudewater opgenomen, doch spoedig weer ontslagen, toen hij in alle opzichten psychisch normaal bleek te zijn. Er wordt thans uit het Tijdschrift voor Strafrecht een rapport in herinnering ge bracht, in dien tijd over hem uitgebracht door de hh. dr. S. J. Halbertsma, toen ge neesheer-directeur van het geneeskundig ge sticht voor krankzinnigen te Rotterdam, en dr. W. Nolen, arts te Rotterdam, thans hoogleeraar te Leiden. Deze deskundigen verklaren daarin, dat, sedert De Jong's ontslag uit Coudewater, hij, volgens de verklaringen van verschillende getuigen, nooit eenig verschijnsel vertoond heeft, dat den leek aan krankzinnigheid had doen denken. Hij betoonde zich veeleer on gemeen sluw en geslepen. Doch ziet, hij wordt door de politie geairesteerd, en daar komt op eens weer het geestelijk abnormale gedrag van beklaagde terug I Hoe het verder verloop van het onderzoek te Rotterdam nu is geweest, daarvan geeft het rapport der Iiotterdamsche doctoren eene uitvoerige beschrijving, dat wij slechts zeer verkort mededeelen. Het begon m de cellulaire gevangenis met hakkelend en stootend spreken en antwoor den geven, die nooit sloegen op de gestelde vragen, maar over geheel andere onderwer pen liepen, dan waarop de vragen der doc toren betrekking hadden. Hij gedroeg zich toen als iemand, die aan volkomen gebrek aan verstand, sdementia", lijdt. Ook tegen de bewakers sprak hij allerlei onzin. Hij droeg steeds een witten doek om het hoofd, klaag de over hoofdpijn en bracht dikwijls, met eene pijnlijke uitdrukking op het gelaat, de hand naar het voorhoofd. Later deed hij zoo genaamd eene poging tot zelfmoord, waarom hij van de cellulaire gevangenis naar het huis van bewaring werd overgebracht. Daar werd zijn gedrag steeds meer onhoudbaar; hij weigerde alle voedsel, was uitermate on rustig en lastig, plukte aan zijne kleeren en verscheurde ze ten deele. Later, toen hij geïsoleerd werd, wierp hij o. a. met zijne faecaliën door het luikje in de deur eindelek ontkleedde hij zich geheel. Verschillende

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 5