1
A0. i893.
Zondag 24 en Maandag 25 December.
N°. 8431,
Eerste Blad
Nieuwjaarswenschen
Z ©v enenveert i ;r s t Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER: J. ODÉ.
B'STUEAF: BOTBKITRA/IT, 15 2 7.
Dinsdagavond a.s. verschijnt
de Courant niet.
worden in het nummer dezer Courant
dat in den vroegen morgen van den
Nieuwjaarsdag zal verschijnen, ge-
plaatst voor VIJFTIG CENTS.
Riiiiieiilandsche Berichten.
Abonkementspkijs, per kwartaal
Franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke nommers
t 1.85.
- 2.50,
-10.10.
^Advertentieprijs van 110 gewone regels met
inbegrip van eene Courant. 1.KJ,
Iedere gewone regel meer. - 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
van 16 regels
Schiedam, 23 December 1893.
Zoo staan dan de Kerstboomeu weder
opgericht, en uit duizenden van kindermon
den zal liet lied klinken, waarin ze jubelen
van Vrede op aardeLiefelijke, heerlijke
woordenmaar wier verwezenlijking met
ieder Kerstfeest verder af schijnt te zijn. Wie
herinnert zich niet de Kerstfeesten, vroeger
met vader en moeder gevierd, wanneer het
zelfde lied werd aangeheven, en het geloof
werd gekweekt, dat de lieve vrede toch wel
eenmaal zou aanbreken. En nu, oorlog is er
niet, zooals in '70, toen de blijde Kerstbood
schap scheen te moeten achterstaan bij de
tijdingen van vergoten menschenbloed, ver
goten met stroomen. Oorlog is er niet, al
vindt de Kerstdag van dit jaar de natiën
met liet geweer in den arm, gewapend tot
de «den, tegenover elkander.
Oorlog is er niet, maar er waart een geest
om, waarbij den menschenvriend het hart
dreigt te breken. Of is het geen gruwel als
Kerstboodschap de tijding te moeten lezen
dat men plan heeft op Kerstmis een Gods
gebouw in de lucht te laten vliegen. Vrede
op aardevelen wanhopen er aan, nu hij
niet nader is gekomen in deze eeuw, die
toch zooveel nader heeft gebracht, wat vroe
ger ver van elkander verwijderd lag. De
brutale werkelijkheid heeft op velen een zoo
diepen indruk gemaakt, dat er een gevoel
van moedeloosheid over hen is gekomen, dat
als tweelingzuster onmiddellijk in zijn gevolg
de zwakheid heeft medegevoerd.
Zoo zijn er, helaasDe pessimisten, de
zwartgalligen, ze glimlachen misschien even,
als de galm der Kerstklokken hun in de ooren
klinkt, en mompelen zoo iets als van mal
ligheid, en ijdele klank". Hoe nu? We vra
gen met een edelen strijder voor den vrede
op aardewiens mond, helaaste vroeg
gesloten is, we vragen met dezen aan de
moedeloozen, en die door de moedeloosheid
zwak geworden zijn: nHoe nu, moeten we
dan het schip overlaten aan de oproerige
bemanning 1 Staat dan de zaak der mensch-
heid en van haar gehoopte gedaanteverwis
seling in een heilig Godsrijk zoo wanhopig?
ïs al het lijden en strijden voor dat onzicht
bare goed, die ontastbare toekomst, plotse
ling zoo dwaas, onzinnig en onvruchtbaar
'gebleken, dat wij j.voortaan, zonder protest
het wereldlijk en geestelijk goed dezer wereld
mogen overlaten aan deze drie begeerten
hébben, heerschengenieten aan den eersten
den besten, die met hand of tand of slim
heid of driestheid of goed geluk machtiger
dan zijn buren, hun den voet op den nek
zet; dat wij hem dit niet alleen niet belet
ten, maar onder 't gejuich zalig de bezitters
en de machtigen! hem gelijk geven ook?
Neen, dit is niet zoo en dit kan zoo niet
zijn. Het is niet de eerste maal, dat de
Kerstvreugde der braven verstoord wordt.
Dit is de eerste snerpende tegenspraak niet,
die hun blik heeft beneveld. Maar 't was
slechts voor een poos.
Want toch ging het menschdom voort op
zijn baan en niet ten afgrond. En zoo zeker
als op den witten Kersttijd de groene lente
volgt, zoo volgde op de moedeloosheid de hoop
in het hart der goeden. En zij hadden gelijk.
Allen, die vertrouwen en hopen op dat goede
uit den booze, het betere uit het goede onder
de leiding van den Almachtige, voelen dat zij
gelijk hebben en dat zij den kamp niet mogen
opgeven.
Wij zijn nog ver van den heerlijken vrede
op aarde, maar we hebben van jongs af immers
ook geleerd, dat aan den vrede strijd vooraf
gaat, en elkeen dient in dien strijd de wa
penen te dragen. Zeker, we hebben vooreerst
onze eigen zaken, en het is plicht die met
hart en ziel te behartigenmaar dan hebben
we nog een andere taak te vervullenhet
welzijn van allen, weldadigheid, christelijke
liefde, inschikkelijkheid, welwillendheid te
oefenen, dat zijn de wapenen, waarmede de
stiijd moet worden gevoerd. En niemand ver
beelde zich, dat hij onmachtig is, dien heili
gen strijd mede te voeren. Uw broeder lijdt;
hebt ge geen troostwoord voor hem? In het
huis der weduwe is duisternisdiepe duister
nis. Hebt ge er geen enkele lichtstraal aan
te voeren? Er is nood in uw omgeving, in uw
woonplaats. Hebt ge van het uwe te missen
hebt ge de kracht niet om u zelf wat te
bekrimpen, teneinde het voor anderen wat
ruimer te maken? Er worden dwalingen ver
spreid. Hebt ge niet den moed met uw meerdere
ontwikkeling die dwalingen te weerspreken
In het kort, hoe grooter de som van liefde
is, die wordt uitgegeven, hoe nader we aan
den lieven vrede toekomen. En ja, ze wordt
grooterde geest van toenadering wordt
grootervan de grooten gaat hij uit, die
geest, en verwarmt hoe langer hoe meer
de harten der kleinen. We waren deze week
in de gelegenheid een heerlijke Kerstrede te
hooren die verzuimd hebben ze te genieten,
hebben schade geleden voor hun gemoed,
't Was, foen door een begaafd man de zaak
van »Ons Huis" werd bepleit. Zoo, stellen we
ons voor, zal het hoe langer hoe meer wor
den. De menschen nader lot elkander bren
gen, met elkander genieten, met elkander
lijden ook, elkander opbouwen in wat er
goeds in ons sluimert.
Waar vroegere Kersttijden niet op konden
roemen: toenadering uit liefde van aanzien
lijken en geringen, van armen en rijken
naar de wereld, van armen en rijken naar
den geest, daar kan ons tegenwoordig Kerst
feest tocli van gewagen.
En daarom, geen moedeloosheid, maar
een verlevendigd geloof, dat tot handelen
aanspoort.
Met een beklemd gemoed of een licht
hart dan maar weer aangehevenVrede
op aarde!"
SCHIEDAM, 23 December 1833.
In de afgeloopen week werd door het
bestuur der sVereeniging tegen Bedelarij" het
volgende schrijven tot eenige dames gericht
Schiedam, 10 December 1893.
M.
Het bestuur der nVereeniging tegen Bedelarij"
heeft de eer U uit te noodigen tot bet bijwonen
van een bijeenkomst op Donderdag den 21 n
December a.s des middags te 2 uur, ten huize
vari den voorzitter, den lieer J. C. H. Kramers,
Lange Haven A 197, teneinde met elkaar de
wenscbelijkbeid te bespreken bier ter stede in het
leven te roepen een Dames-Cumilé, dat zhh ten
doel zou stellen in arme gezinnen weikzaam te
zijn om daav voornamelijk moreelen steun te
verstrekken.
De ondervinding beeft het bestuur tot de
overtuiging gehtarlit, dat gezinnen, rite als nood
lijdend bekendstaan of als zoodanig zich aan
melden, veelal meer nog dan finaneieelen, dezen
moreelen .steun behoeven.
Hier is een huishouden waar de man drinkt
en waar de vrouw misschien van den weerom
stuit slordig en vuil is. Ginds is de vrouw ver
kwistend en weet al te goed den weg naar den
lombard en alle werken van den man is water-
draeer, in een zeef
Bijkans overal zijn de kinderen de slacht
offers eener verwaarloosde opvoeding.
Het tactvol optreden van de vrouw zou in
zulke gevallen zijn zegenenden invloed kunnen
doen gelden.
Intusschen zon dit comité, waar dit onver
mijdelijk mocht blijken, ook geld, levensmiddelen
of kleeding kunnen verstrekken, ot waar de
bemoeiingen meer ziekenverpleging werden, ver
sterkend voedsel bijvoorbeeld mits in overleg
met het betrokken armbestuur of eenige instel
ling van lieldadigheid en onder strenge conti 61e.
Het bestuur geelt een en ander slechts als
hoofdtrekken van het plan aan en hoopt dat het
bij U zooveel belangstelling zal wekken, dat zoowel
het denkbeeld zelf, als de onderdeelen en de
uitvoering er van nader door U zullen worden
overwogen en dat U bedoelde bijeenkomst met Uw
tegenwoordigheid wil vereeren.
Met betuiging onzer hoogachting,
liet Bestuur der Vereenigmg tegen Bedelarij
J. C. H. KRAMERS, vaars.
J. LECHNER C.Szn., teer.
W. A. LEHMAN DE LEHNSFELD,
penmngm.
P.S. Het bestuur richt dit schrijven tot
slechts eenige dames, wier belangstelling in dit
onderwerp het vermoedt. De bedoeling ik, dat deze
dames, die kunnen geacht worde» beter op do
hoogte te zijn van de beschikbare krachten, dit
comité later zullen aanvullen,
In de bijeenkomst Donderdag j.l. gehouden,
werd door het bestuur de bedoeling in een
openingswoord op de volgende wijze toege
licht
»Den 16n December j.l. richtte ons Bestuur
een circulaire tot U, wier belangstelling in
het groote vraagstuk der Armenzorg het
vermoedde, met de bedoeling te zamen de
wenschelijkheid te bespreken van een Inci
ter stede op te richten Dames-Comité, dat
werkzaam zou zijn in arme gezinnen, hoofd
zakelijk om daar door woord en daad liet
goede te brengen, dat door den een of an
deren vorm van het kwade verloren ging of
tot dusver geheel ontbrak.
Ons Bestuur kwam tot dit besluit, rut 2
jaar lang een deeltje van het arrn-Sehiedam
te hebben waargenomen en tot de overtuiging
vJ O O
te zijn gekomen niet dat dit de oplossing
zal brengen van de moeilijke quaestie, die
wij de verzorging der armen noemen, maar
dat deze manier van optreden heilzame ge
volgen moet hebben.
Ons Bestuur is dus eigenlijk al vooruit-
geloopen op het oordeel uwer meerderheid
door die wenschelijkheid uit te spreken en
de oprichting van het Dames-Comité nuttig
en noodig te noemen, en zelfs ging het verder,
het dacht zich ook reeds den vorm er van.
Vooraf echter heet ons Bestuur U hier
welkom, die aan onze oproeping wel een ge
willig oor wildet verkenen, óok, al mocht
straks uw stem zich verhellen tegen onze
denkbeelden.
Onze uitnoodiging was gericht tol een 20-tal
Dames, in de eerste plaats tot de presidenten
van de hier bestaande en ons bekende in
richtingen van Liefdadigheid onder vrouwe
lijk beheer. De vereeuigingen van de 11. Maagd
Maria en van de J3. Ludwina, de veieeni-
gingen Tabitha en Dorcas. Voorts tot Dames,
die naar luid van 't goed gerucht zich met
armen- of ziekenbezoek op eigenliaud in laten
en zij op wier sympathie we meenden te
kunnen rekenen.
Al dadelijk mag u dus uit den aard der
oproeping duidelijk worden, dat wij ons voor
stellen te handelen in overleg met wat er
hier reeds bestaatdat bet ons geenszins te
doen is dit bestaande op te lossen in wat
algemeens, maar slechts om het-ontbrekende
aan te vullen. De vereenigingen daareven
genoemd helpen arme zieken en kraamvrouw-
wen, verschaffen vrouwelijke handenarbeid
en deelen kleederen uit aan minvermogenden,
en al dit streven verdient slechts lof; maar
iets anders en iets hoogers bedoelen wij thans.
Wij wenschen voornamelijk het kwaad te
bestrijden, dat de oorzaak der armoede is
en dit door persoonlijke toewijding en omgang
met de ongelukkigste gezinnen, en om reeds