Biiineiilancïscïie Berichten. moorden der zendelingen en het vernielen hunner eigendommen." De Britsche consul te Tching-Kiang heeft het verwijderen dezer biljetten verlangd en op bestraffing der bedrijvers aangedrongen. I - EERSTE KAMK i i)LR STATEN-GENERAAL. Zitting van 2 Februari. De begrooting van waterstaat, handel en nijverheid, het laatste nog heden overgeble ven hoofdstuk van het staatsbudget, gaf, zoo als gewoonlijk, aan verschillende leden stof tot allerlei opmerkingen en wenschen. Nadat de heer Van Nispen tot Pannerden de wederopenstelling van den Ouden Rijn als een nationaal belang had voorgesteld, ver tolkte de heer Welt de reeds in de afdeelingen ontwikkelde bezwaren tegen het als onderdeel dezer begrooting en niet bij afzonderlijke wet toekennen van subsidiën voor aanleg van stoomtramwegen, waarin hij dit jaar, maar niet bij volgende begrootingen zou berusten. De heer Van Weideren Rengers besprak de landaanwinning op de Friesehe wadden, als middel tot werkverschaffing. De heer Van Zinnicq Bergmann achtte een afzonderlijke wet voor stoointrarnsubsidiën on n oo dig. De heer Regout, de grondafschuiving op den spoorweg Beek—-Bunde behandelende, had liever verlegging dan versterking van den weg gezien, met het oog op het blijvend gevaar voor het pub'iek. De heer Verheyen ondersteunde het be zwaarschrift uit het N.-O. van Noord-Brabant tegen het afwateringskanaal 's-BosehDron- gelen. De heer Van Lier wees op eenige Drent- sche behoeften. De heer Breebaart ontwikkelde bezwaren tegen regeling van de loonen van overheids wege bij vreesde daarvan slechter werk voor de particulieren en ontkende dat de loonen over het algemeen zoo laag zijn, met uitzon dering evenwel in het noorden des lands. Zijn doel was op te komen tegen bepalingen in bestekken omtrent minimum-loon en maxi mum-werktijd. In aansluiting met den heer Van Lier verzocht de heer W. Cremers de voorwaar den voor totstandbrenging van den Noord ooster locaalspoor weg niet te bezwarend te ma ken voor de belanghebbende kleine gemeente. De heer Blijdenstein dringt aan op wij ziging der wetgeving op de wateraftappin- gen en mijnonderzoekingen. De heer L. van Nispen meent, dat de regeering vrijheid moet verkrijgen tot sluiting van den Ouden-Rijnmond. De heer Fransen van de Putte betwist dat de subsidie-voorstellen voor de stoom tramwegen voldoende zijn voorbereid en er rekening is gehouden met de rechten en het vrije oordeel dezer Kamer. Hij adviseert, evenals in 1870, om de begrooting af te stemmen, zonder eenige politieke beteekenis. De heer Wertheim bestrijdt dien raad. De minister van waterstaat bestrijdt de heropening van den Rijnmond. De landaan winning in Groningen eischt voorbereiding. Met de landaanwinning van de Friesehe wadden zal een andere weg moeten worden ingeslagen. Van de veiligheid op het baanvak Beek—Bunde is hij overtuigd. Staking van den aanleg van het kanaal van Drongelen ware ongewenscht. Voor de Noordooster locaalspoor zijn de eischen niet onredelijk. Gaarne zal hij het doortrekken van het Oranjekanaal overwegen. Bij de rijkswerven is een onderzoek naar den werkduur en het loon aanhangig. De subsidiën aan stoomtramwegen verdedigde hij. De be doeling was geenszins de rechten van de Kamer te miskennen. Herhaaldelijk beeft de Kamer bij den begrootingspost groote werken gevoteerd. De begrootingspost van waterstaat werd aangenomen met 40 tegen 3 stemmen. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Muntwezen. Overeenkomstig vroegere belofte heeft de mi nister van financiën aan de Kamer ingediend voorstellen 1°. tot geleidelijke intrekking van die zilveren munten, welke zoozeer zijn afgesle ten, dat zij voor verderen omloop ongeschikt zijn te achten 2". tot beperking van den om loop van vreemde zilveren muntspeciën, in den geest van die, nopens de nikkelen, bronzen of koperen pasmunt reeds bestaande. Hij heeft de vereischte voorschriften niet op genomen in eene afzonderlijke wet, waarbij onze muntregeling weder partieel zou worden gewijzigd en die naast >le wet van 1847 zou moeten staan, maar onze muntregeling in haren gcheelen omvang opnieuw gecodificeerd en sa mengevat in eene nieuwe algemeene wet. Bij die nieuwe codificatie kunnen echter de grondslagen, waarop ons muntwezen volgens de onderscheidene bestaande wetten thans geves tigd is, onveranderd behouden blijven. Voor eenige verandering daarin toch bestaat op dit oogenblik geene aanleiding. Wel is om meer dan éene reden de loop dien de zaken in de laatste twintig jaar op het gebied van het munt wezen genomen hebben te betreuren zoolang echter niet door krachtdadige samenwerking van alle beschaafde landen aan het zilver zijne vroe gere vastheid van waardeverhouding tot het goud hergeven is, moet de bestaande toestand worden gehandhaafd en volhard bij de muntpo- litiek, die, sedert de daling van het zilver begon, werd toegepastte zorgen dat ons ruilmiddel, in het moederland en in de koloniën, schoon voor het grootste deel uit zilvergeld bestaande, wat zijne waarde betreft, zich richt naar het goud. Geen aanmunting van dubbele dukaten wordt meer toegelaten. Dit stuk is nooit aaagemunt en geheel overbodig. AI de voorschriften, zoowel omtrent gehalte, gewicht en toegestane ruimte, op die beide, als nopens de middellijnen der verschillende munt speciën, zijn tabellarisch vereenigd. De bepalingen omtrent den beeldenaar zijn, wat de voorzijde daarvan aangaat, in overeen stemming gebracht met den overgang van de Kroon op Koningin Wilhelmina. De aanmunting van rijksdaalders, guldens en halve guldens wordt beperkt tot het geval, dat ten minste een gelijk bedrag van die munten, hetzij wegens slijting, hetzij om andere redenen, aan den omloop is of wordt onttrokken. Het minimum der aanmuntingen wordt tot 300 kilogram (ongeveer f 450,000) ver hoogd. Art. 17 bevat de wettelijke regelen omtrent de intrekking van versleten muntstukken. Voorop wordt gesteld dat alle muntstukken, d. w. z. zoowel goud en zilver als brons, die dermate door den omloop gesleten zijn, dat hun beelde naar veel te wenschen oveilaat, zoodat bf de waarde-aanduiding öf de effigie geheel of gedeel telijk verdwenen is, uit den omloop moeten ver wijderd worden, m. a. w. door den staat in getrokken. S E R V I E. Het in omloop gebrachte gerucht over de reis, door den koning ondernomen of te on dernemen, is onjuisten eveneens is het on juist dat Milan tot regent gekozen zou zijn. De maatschappij van nijverheid te Belgrado heeft aan den minister van koophandel een door al hare leden onderteekend adres ge zonden, inhoudende dat de vereenigiog, welke ingevolge hare statuten buiten alle partijen staat, de vaderlandlievende handeling der tegenwoordige regeering goedkeurt, welke de door staatkundige partijen verdeelde bevol king tracht te hereenigen, opdat alle burgers gemeenschappelijk kunnen arbeiden tot eer des konings en tot welzijn des lands. Zondag heeft ten paleize een gala-diner plaats, waartoe de ministers, ds metropoli- taan Michel, de aanvoerders der progressisti- sciie en liberale partijen, benevens enkele radicalen genoodigd zijn. A a E K I K A. Nadere berichten uit Washington beves tigen. dat de vlootvoogd Benham te Rio- Janeiro optrad met volkomen goedkeuring van president Cleveland en overeenkomstig diens instructiën, die de dubbele strekking hadden den Amerikaanschen handel te be schermen en de kuiperijen van de Brazi- liaansche monarchale partij tegen te gaan. De admiraal Denham rapporteert dat alle buitenland^che autoriteiten, behalve die van Duitschland, hem daarbij krachtig hebben tegengewerkt. De regeering der Unie zond aan Benham per telegraaf volmacht om naar goeddun ken Verder te handelen. Uit Rio de Janeiro wordt gemeld Generaal Mourra, de minister van oorlog, heeft ontslag genomen wegens verschil van meening met Peixoto over de vraag ot de staat van beleg verlengd moet worden. Het gerucht loopt dat het transportschip jEtaipa, te Bahia aangekomen, met de revo- lutionnairen gemeene zaak heeft gemaakt en de haven zal blokkeeren. C H 1 S A. In de voorsteden van Tching-Kiang, een der havens aan de Yang-Tse, die voor den huitenlandschen handel zijn geopend, heeft men opruiende plakkaten tegen de vreem delingen aangeplakt gevonden, gesteld in een stijl, die duidelijk iemand uit de klasse der geletterden aantoont. »De zendelingen" dus heet het in deze plakkaten «onderwijzen niets, dat niet reeds sedert eeuwen in China bekend is, en de leer van Confucius bevat vrij wat betere regels voor gedrag en leven. Wat komen dan deze duivels uit het Westen hier bij ons uit roeren Wij hebben hen niet noodig. Ze hebben het slechts afgezien op ons bederf. Dat derhalve alle ware vaderlanders zich ver eenigen en een dag bepalen voor het ver per dag meer dan genoeg geacht en houdt men dien werktijd slechts tol door des zomers zes a acht weken en herhaaldelijk van Zaterdag tot Maandzg vacantie te nemen. In der. handel, op kantoor en beurs, waar met gejaagdheid -wordt gearbeid, houdt men reeds na zeven uren van inspanning met werken op. In deze kringen houdt men alzoo ten minste zestien vrije uien per etmaal over en het is inzonderheid in deze uren, dat de algemeene ontwikkeling verkregen wordt, welke rnen in die kringen vindt. Voor den handenarbeider bestaat die vrijheid niet. Zijn langere werkdag, de noodzakelijkheid voor hem om den afstand tusscben zijn woning en zijn werkplaats te voet af te leggen, zijn physieke vermoeidheid als gevolg van zijn dag taak, laten hem ternauwernood den tijd over, door eten en slapen de verloren lichaamskracht te herstellen. Hij heeft in de week geen vrije uren genoeg voor geestelijke ontwikkeling, hij heeft slechts bij uitzondering een zomervacantie, hij gaat niet op reis, hij kan des Zondags in de kerk een preek hooren, maar geen kennis opdoen, geen les in het een of ander nemen kortom, zoolang het als iets dat vanzelf spreekt wordt aangemerkt, dat de overgroote meerder heid der arbeiders het geheele jaar door dagelijks tot de uiterste grens hunner physieke kracht aan het werk wordt gehouden, zoo lang zal er een klasse van teruggezetten zijn, aan wie geen aandeel wordt gegund in de erfenis der men- schenfamilie. Ontwikkeling, beschaving, opvoeding zijn kwalificatiën, zoo fijn en samengesteld, dat ze moeilijk in enkele woorden kunnen worden om schreven, maar waaraan raen aanstonds voelt wat ze zeggen willen. Nu nog hedet. ten dage zo te beschouwen als het privilege van een betrekkelijk zeer weinig talrijke klasse van burgers is kort en goed onbeschaafd. In de oudheid, toen de slavernij algemeen was, in de middeleeuwen met haar lijfeigenschap was dit regel. Onder de Atheners ten tijde van Socrates, onder de Romeinen ten tijde van Augustus, in de veertiende en vijftiende eeuw had men een hoogen standaard van algemeene ontwikkeling, maar slechts voor een klein gedeelte van het volk. Binnen de perken dier afdeeling waren allen meer of min gelijk, vonden zij alles wat de maatschappij, gelijk zij toen was, had aan te bieden. Maar slavernij en lijfeigenschap werden opgeheven, juist om aan die bevoorrechting een einde te maken; om alles voor allen toegankelijk te maken. Die taak is op heden nog zeer verre van afgedaan. Beschaving komt toe aan iedereen, 't Is een nog ruwe of zeer zieke maatschappij, waarin ze slechts in enkele afdeelingen en lagen wordt gevonden. Indien het aan de groote meerderheid der leden eener maatschappij beschoren is hard te werken en niet rijk te zijn, dan is het niet anders dan een zeer natuurlijke vergoeding, dat zij zich alle middelen tot een rationeele ont wikkeling zie te verschaffen, dat zij in een voldoend aantal vrije uren vrijen toegang hebbe tot boeken, tot natuurschoon, tot kunstschoon, tot openbare tuinen en plaatsenmuziekuit voeringen, tempels, tooneelvertooningen, kortom Maar daarenboven worden ook teruggehouden de in de tweede alinea genoemde gouden en grove zilveren munten, die door den omloop een zeker aantal duizendsten van hun wettelijk gewicht verloren hebben, al is de beeldenaar in den regel nog duidelijk zichtbaar gebleven. Voor het goud is een sluitingsremedie van 6 duizendsten, voor andere minder dan 15 dui zendsten gekozen. De bepalingen van art. 8 der wet van 28 Maart 1877 Staatsblad no. 43) tot beperking van den omloop van vreemde nikkelen, bronzen en koperen munten worden ook uitgestrekt tot. de zilveren. SCHIEDAM, 3 Februari 1894. Blijkens het verschenen «Verslag der Han delingen van den Gemeenteraad" van 23 Januari j.l. is in deze zitting door den heer Aeg. Elzevier Dom de volgende missive in zonden Aan den Gemeenteraad van Schiedam. Naar aanleiding van het door de Commissie voor de waterverversching ingediende rapport heb ik de eer het volgende onder uwe aandacht te brengen. Toen in de vergadering van den raad van den 20 Februari 1801 werd voorgesteld eene Com missie te benoemen om te trachten spoedig, en vooral met weinig kosten eene verbetering van het water iri de binnengrachten te verkrijgen, heb ik mij met dat voorstel vereenigd, omdat ik zooveel mogelijk alles wilde bevorderen, wat in den toenmaligen ongunstigen toestand verbe tering kon brengen. En na de benoeming dier Commissie, zijn nu reeds bijna drie jaren verloopen en nog is er geen blijvende verbetering in den toen reeds ondragelijk genoemden toestand gekomen. (Even ais vroeger, is ten gevolge van lage waterstanden, het water in de binnenstad verbeterd, maar dit is slechts tijdelijk.) Ik zal hiervan der Commissie geen verwijt maken, want dat zij niet heeft stilgezeten blijkt mede uit het aanzienlijk aantal schrifturen, dat zij als bewijs van haar pogen, in het eindrapport heeft laten afdrukken of overdrukken. Onder die stukken heb ik echter niet gevon den haar voorstel, schutsluis in de Schie en afvoer door het Bakkershaventje, waarvan het rapport van den Gemeente-architect melding maakt bij zijn schrijven van 24 Aug. 1891, en dat volgens diens berekening van aanleg f270,000 en jaarlijks ongeveer 17,500 zou kosten. Ook zou het misschien niet overtollig geweest zijn te vermelden, dat ik aan de belofte, door mij gedaan, en op bl. 47 van het rapport ver meld, gevolg heb gegeven. Daar de stukken niet door Burgemeester en Wethouders werden ver zonden, zon heb ik gezorgd, dat de Commissie ze van mij in haar bezit kreeg. Deze opmerkingen zijn van betrekkelijk weinig belang, maar de hoofdzaak is, en dit is van zeer groot belang, dat het aan de Commissie niet is geiukt iets tut stand te brengen, en haar rapport daarom, hoe treurig dit ook moge zijn, niet anders kan worden genoemd dan een relaas van mislukte pogingen. Omtrent de kweslie of de opbrengst der water leiding de kosten der waterverversching zou dek ken, wensch ik niet uit te weiden, daar die opbrengst toch reeds onder do middelen tot be strijding der gewone uitgaven is opgenomen, eti daaruit dus geen buitengewone uilgaven kunnen worden betaald. Het overzicht van de exploitatie Iaat ik geheel voor rekening van hen die dit hebben samenge steld. Intusscheri ben ik, na de ervaring, opgedaan, tot alles wat bet Athene van Pericles en Plato en het Rome van Trajanus hun burgers te genieten gavenwat Florence, Venetië, Parijs en Oxford den studenten der veertiende eeuw aanboden. Tot dit en tot nog veel meer dan dit, wij! onze horizont zoo veel wijder, onze- kennis zoo vermeerderd, onze vatting van het inensch-zijn zooveel dieper geworden is. Dit deelgenootschap aan de hoogste ontwik keling der eeuw werd te Athene, te Rome, en in de middeleeuwen onder den invloed van den godsdienst dier tijden verkregen, 't Is Harrisons innige overtuiging, dat ditzelfde deelgenootschap heden ten dage door de groote menigte zal worden verkregen onder den invloed van wat hij den godsdienst der humaniteit noemt. Onder den invloed der religie, wier belijders zich ge roepen achten, al wie mensch geschapen is tot volledige ontplooiing zijner menschelijkheid te- leiden. Zeer vrij naar het Engelsch. Hel, M. (Soc. Wbl.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1894 | | pagina 6