A0. 1894.
Zondag 11 en Maandag 12 Februari.
N°. 8466.
Eerste Blad
.A. c li t e n v r t i g* s t
Jaarsrana:.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER: J. ODÉ.
Abonnementsprijs, per kwartaal
franco per post, door het geheeïe Rijk
Afzonderlijke nommers
t 1.85.
- 2.50.
- 0.10.
IS r KR Mr BOTEBII'klAT, IR 37,
Advertentieprijs van 110 gewone regeis met
inbegrip van eene Courant. f 1,10.
Iedere gewone regel meer. - 0.10.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Schiedam, 40 Februari 1894.
Ongemerkt nadert de dag, waarop de
Tweede Kamer der Staten-Generaal zich zal
hebben bezig te houden met de kiesrecht-
ontwerpen. 't Is een gewichtige tijd, mis
schien even gewichtig als het tijdvak, waarop
Thoibecke met zijn kiesrechtontwerpen op
trad, heftig bestreden door mannen van
gezag, die een kiesstelsel, als door genoemden
staatsman werd voorgesteld, als een nationale
ramp beschouwden. Nu, we hebben onder
dat stelsel goede tijden beleefd; Thorbeckes
eerste ministerie, werkende met een volks
vertegenwoordiging, gekozen naar zijn kies
wet, heeft uitgewischt de herdenking aan
treurige jaren van financieelen nood en nog wel
wat anders. Dit geeft ons recht, vijf en veertig
jaar Sater, nadat de algerneene ontwikkeling
met groote schreden is vooruitgegaan, ook
het beste te hopen van de werking van het
stelsel, dat door den minister Tak in een
wetsontwerp is belichaamd, en dat weldra
een onderwerp van beraadslaging in de Tweede
Kamer zal uitmaken. Vergeten we echter
niet, dat Thorbecke een dicht aaneengeslo
ten phalanx van volgelingen achter zich had,
tei'Vvijl thans uit den boezem der liberale
partij zich stemmen verheffen, die meer van
tegen- dan van medewerking getuigen. Be
hartigenswaardig is daarom het woord, door
seen Vaderlander" tot zijn landgenooten ge
richt in een brochure, waarvan we het een
en ander aan onze lezers willen mededeelen.
De ongenoemde schrijver, die zeer goed op
de hoogte van het onderwerp is, waarschuwt
ernstig tegen dusdanig drijven. Hij zegto. a.:
»De voorstanders van een zoogenaamd attri
butief kiesrecht mogen wel toezien, wat zij
doen. Hun strijd ontaardt helaasmeer en
meer in een strijd tegen den heer Tak per
soonlijk. Zij meenen gewonnen spel te heb
ben, zoo zij hem slechts kunnen verwijderen.
De heer Van Houten doet hovei.'menscheüjke
pogingen om hem met zijn amb'genooten w
tweespraak te brengen en ontziet 2iv(i juict te
insinueeren, dat hij hen heeft om den tuin
geleid en zijn ontwerp hun heeft opgedron
gen zonder hen te raadplegen. Bladen, die
anders gewoon zijn over beginselen strijd te
voeren, rapen losse geruchten op, als wilden
ze tweedracht zaaien tusschen de leden van
het Kabinet, uit de eensgezinde liberale par
tij geboren. Deerniswaardig schouwspel in den
boezem eener partij, die reeds meermalen
haar kracht gebroken zag door armzalig per
soonlijk gekibbelBehoeft het nog gezegd,
dat de regeering hiertoe geen aanleiding
heeft gegeven Was maar de helft waar van
hetgeen men gelieft te vertellen ten laste van
•den heer Tak, zijn ambtgenooten hadden
als mannen van eer en karakter reeds voor
lang hun portefeuilles gesteld ter beschikking
der Kroon. Maar duidelijk genoeg immers
hebben zij, met name de heeren Van Tien
hoven en Pieison, herhaalde malen belijdenis
afgelegd van hun instemming met de voor
dracht van den heer Tak. Reeds bij de alge
rneene beschouwingen over de staatsbegroo-
ting voorl893 verdedigde heer Van Tienhoven
de ontwerpen tegen het verwijt san den heer
Van Karnebeek, dat zij in strijd met de
grondwet liet algemeen stemrecht brachten,
en waarschuwde de heer Pierson, den tijd
gekomen achtende om niet langer met halve
maati egden genoegen te nemen, tegen een
conservatisme, dat niet conserveett. Bij de
algerneene beraadslagingen over de kieswet
verklaarde de minister van binnenlandsche
zaken op 11 Aug., sdat de minister van
koloniën evenals al zijne ambtgenooten met
hem homogeen is, ten aanzien van de
wetsontwerpen, welke op dit oogenblik
bij de Kamer in behandeling zijn". Geen
dier ambtgenooten heeft sinds dien tijd den
minister Tak voor een leugenaar uitge
maakt. Toen de heer Van Tien hoven bij oe
algerneene beschouwingen over de staats-
begrooting voor 1894 de hoop uitsprak der
regeering om met de partij, waaruit zij was
voortgekomen, de regeling van het kiesrecht
tot een goed einde te brengen, moet bij ge
staan hebben op den grondslag dier verklaring.
En toen de heer Van Houten, beproevende
bij den hoer Pierson hulp te vinden voor
zijn denkbeelden, aan dezen minister vroeg,
of het onderzoek, dat voor het personeel
heeft plaatsgehad, hem reeds had geleerd, tot
welke grens de woning kan beschouwd wor
den als teeken van draagvermogen, was het
antwoord van den heer Pierson een duidelijke
vingerwijzing, dat van hem voor eeu belas
ting- of woningcensus geen steun was te
wachten.
De schrijver betoogt vervolgens, dat de
voorstanders van een attributief kiesrecht,
waarbij de woning en de capaciteiten een
rol zouden spelen, nimmer hebben beproefd,
die zwevende denkbeelden in eenig stelsel te
belichamendoch dat het even waar is, dat
de formule, reeds voor jaren door den heer
Tak uitgesproken, het voorzien in eigen onder
houd en dat van hun gezin, als grondslag
voor kiesrecht, steeds meer aanhangers heeft
gewonnen. Zelfs de heer Mees, lid van de
Tweede Kamer, heeft bij de beraadslaging
over de staatsbegrcoting volmondig erkend,
dat het onderzoek der amendementen, heen-
wijzende namelijk naar attributief kiesrecht,
de voorstellers tot nuchtere, eerlijke zelfcritiek
moest nopen".
Yerder zegt de schrijver
uWeliicht zijn er te vinden, die tegen een
handhaving van bet bestaande kiesstelsei niet
opzien, omdat zij meer zelfs dan de gevolgen
van zulk een besluit, de nieuwe kiezers
vreezea, die men scheppen wil. Ik voeg er
dadelijk bij, dat ik den nobelen achtergrond
dier vrees niet misken. Niet beduchtheid
voor eigen positie en eigen macht drijft hen,
maar voor de toekomst van een volk, welks
ongeoefende hand de staatsmacht zal willen
dienstbaar maken aan 't najagen van onbe
reikbare iüusiën. Maar hoe zwak dan de
dam om de dijkbieuk te keerenBij de
algerneene heiaadslagingen over de staatsbe
groting werd gesproken van die gevaarlijke
elementen, die zich door de voor stelling der
zegeningen, door een alvermogenden staat
uit te stoiten, laten hypnotiseeren. Met
een vernuftig gevonden slotwooid wendde
de lieer De Beaufort zich tot deu heer
Boigesius, hem vragende, of er van die
gehypnotiseei den niet scholen onder hen,
die meer dan 6 maanden onder een zelfde
dak hebben doorgebracht. "Voor de hand lag
de wedervraag, of de bewoners van de wo
ningtype-De Beaufort tegen die hypnotiseeren-
de nvloeden allen gepantserd zijn. Laat men
Z/o 1* tJo!r*-evenrai 11 illusion maliën als schrik
beelden scheppen. Over de macht van den
staat tot vervorming der maatschappij en ter
wegneming van wat men met eeu afschuwelijk
barbarisme gewoon raakt ssociaie misstan
den" te noemen, is in de volkskringen zoo
ernstig niet nagedacht, en dit allesbeheer-
schende vraagstuk is moeilijk en ingewikkeld
genoeg om de stoutste denkers in verlegen-
beid te brengen. Men zal het zich moeten
getroosten, als men het kiesstelsel der regee
ring aanvaardt, maar ook als men de meer
beangste gemoederen zou willen volgen, dat
men talloos velen opneemt onder liet kiesbe-
voegde volk, die zich over de aan den staat te
stellen eischen en de door den staat te be
reiken voordeelen de overdrevenste voorstel
lingen maken. Maar wilde men kiesrecht
alleen voor hen, van wier bezadigde en wel
beraden opvatting over vragen van staats-
mansbeieid en sociale politiek men ver
zekerd kan zijn, hoe gering zou niet de
uitbreiding, neen, hoe belangrijk zou niet
de beperking moeten worden. Dat men
niet inziet, dat het uitzetten van den kring
het gevaar niet schept, maar vermindert
Ia, bestond de meerderheid van ons volk
uit voor rede onvatbare anarchisten en
voor goud slechts aandoenlijke landloopers,
de toekomst zou duister zijn, ook zonder
kiesrechthervorming, maar zoolang men
nog eenig vertrouwen mag stellen in de
macht van het gezond verstand op het onbe
dorven gemoed van duizenden en duizenden;
zoolang men nog gelooven mag, dat de ervaring
voor menschen van goeden wille op den duur
zal blijken te z'yn de beste leermeestereszoo
lang men nog vertrouwen mag, dat beiang-
looze toewijding en oprechte tegemoetkoming
niet de booze hartstochten des volks prikkelt,
maar zijn goede hoedanigheden tot ontwik
keling brengt, zoo lang mag men niet wan
hopen aan de goede gevolgen, die op dei: duur
zullen voortvloeien uit deze daad van recht
vaardigheid".
En eindelijk geeft de schrijver nog deze
kalme maar ernstige beschouwing, die elks
oveiweging dubbel waardig is:
»'t Is goed niet te overdrijven en bet niet te
doen vooikomen, alsof met de invoering van
het uitgebreid stemrecht een schat van zege
ningen over ons volk zal worden uitgestort.
De minister zelf heeft wellicht wat rmsbitiik
gemaakt van de phrase son misbare voorwaarde
van blijvende verbetering", waarover men
ten slotte glimlachte of de schouders op
haalde. Op zich zelf zeer verdedigbaar, deed
echter die uitdrukking, telkens heiliaald ea
weinig toegelicht, den indruk ontstaan, als
ware niets noodig dan de invoering \an het
uitgebreid stemrecht om terstond alle verbe
teringen in wetgeving en staatsbestuur in het
ieven te loepen, waarnaar door zoo velen
reikhalzend wordt uitgezien. Wie dit wanen,
zullen zich op teleurstellingen moeien voor
bereiden. Tegenover die onverbeterlijke
optimisten hebben zij gelijk, die de ervaring
elders ten tooneele voeren om te bewijzen, dat
het algemeen of bijna algemeen stemrecht
waai lijk ook menige wrange vrucht heeft opge
leverd. Maar te ver gaan dezen, als zij daarom
voor de invoering beducht, bestendiging van
een bekrompen stemrecht verdedigen, dat
woaiüjk ook niet louter zegeningen heeft
gebracht en voor de toekomst zooveel heil
niet belooft. En driewerf ongelijk, als zij op
dien grond aan een angstige boven een on
bekrompen uitbreiding de voorkeur geven
en dus door censusgeknutsel de gevreesde
gevolgen zoeken te voorkomen. De schaduw
zijden van 't algemeen stemrecht zal ook een
stemrecht niet missen, dat eenige tiendui
zenden, desnoods een honderdduizend buiten
sluit, omdat ze wat bekrompener behuisd
zijn dan hun buurman, die hen in ontwikke
ling in geen opzicht overtreft. En daar komt
dan bij, dat de weiking van zulk een stelsel
zal gedrukt en belemmerd worden door de
ontevredenheid der tienduizenden achter
uitgezette!), die er onrecht in zien en wille
keur.
Neen, het stemrecht, zooveel mogelijk voor
allen toegankelijk gemaakt, is geen panacee
tegen alle maatschai peüjke kwalen, het plaveit
den weg naar een Utopia niet, het heeft
zijn gebreken en gevaren, maar het is nu
eenmaal het middel, waarmede in den mo
dernen staat moet worden geregeerd. Het
wordt geëischt door den loop der historische
ontwikkeling, liet ligt in de richting van
den tijdstroom en zich daartegen te verzetten
is louter krachtverspilling. De verstandige
staatsman leidt de beweging om haar te
beheerst hen. En dat zal mogelijk blijken, zoo
lang de massa nog niet misdeeld is van dat