Kieswet.
Buitengewone vergadering van den gemeen
teraad op hedeortamiddag ten halfdrie ure.
Tegenwoordig waren 18 ledenafwezig de
heeren De Bruijn, Roelants en Schuurman,
laatstgenoemde met kennisgeving.
Na opening deelde de voorzitter mede dat
deze buitengewone vergadering, in overleg
met het college van burgemeester en wethou
ders, was belegd ter behandeling van enkele
onderwerpen van urgenten aard.
Daar de notulen der vergaderingen van 20
en 22 Februari niet zooals in art. 8 van het
reglement van orde is bepaald, hadden ter
visie gelegen, moest de vaststelling hiervan
worden uitgesteld tot een volgende vergade
ring.
Verder bepaalde de raad dat dese vergade
ring in de plaats trad van de, volgens het
reglement van orde, te houden vergadering
op den In Dinsdag in Maart.
De ingekomen stukken waren: van bur
gemeester en wethouders, proces-verbaal van
de door hen op 21 Februari j.l. gedane slui
ting der boeken en opneming der kas van
den gemeente-ontvanger, ingevolge art. 118
der gemeentewet, kennisgeving, zijnde in
afschrift medegedeeld aan Ged. Staten dezer
provincie. Op voorstel van den heer Van
Erpecum besloot de raad dit proces-verbaal
te doen opnemen, zoowel in de notulen,
als in het gedrukt verslag der handelingen.
Op de vraag van den heer De Groot in
hoever het in de kas gevonden saldo van
f 44,542.98 overeenstemde met het bedrag
dat daarin werkelijk behoorde aanwezig te
zijn, antwoordde de heer Maas, wethouder
van financiën, dat het antwoord op het oogen-
blik nog niet was te geven, maar zeer spoedig
was te verwachten.
Nog verklaarde de heer Maas aan den heer
Van Erpecum, toen deze de verwachting
uitsprak dat dergelijke abuizen in het vervolg
niet meer zouden voorkomen, dat dit, indien
slechts aan de nieuwe instructie van den ge
meente-ontvanger streng de hand werd gehou
den, geheel onmogelijk zou zijn.
Idem, afschrift van het besluit van burge
meester en wethouders, waarbij aan J. Stegman
een verhoogd pensioen van f230 per jaar is toege
kend, kennisgeving; van de commissie van fabri
cage, rapport op het in hare handen gestelde
adres van A. van der Burg c.s. om afdoende ver
betering te brengen in het sluisje van Kort
land uitkomende in de Niettwehaven, nabij
de Vlaardingerpoortidem rapport op het in
hare handen gestelde adres van de wed. A.
J. van de Ven en nog 7 onderteekenaars,
allen eigenaars of bewoners van panden ge
legen aan de Taansteeg, de Hoogstraat achter
uitkomende aan den Langen Achterweg nabij
deu Afrol en de Overmaassche steeg, om hun
gelegenheid te geven tot afvoer van menage
water, beide ter visie gelegd ter behandeling
in eene volgende vergaderingmissive van
den directeur der Burger-avondschool, hou
dende mededeel ing dat de overgangs- en eind
examens aan die school zullen plaatshebben
op 19 en 20 Maart e.k. missive van de
commissie van toezicht op het lager onder
wijs, houdende mededeeling der tijdsbepaling
van de examens aan de le en 2e openbare
tussehenschool, beide aangenomen voor ken
nisgeving; verslag omtrent den toestand
der brandweer over het jaar 1893ter
visie gelegd tot de eerstvolgende vergade
ring zullende het worden opgenomen in
het verslag omtrent den toestand der ge
meente over dat jaar; dankbetuiging van de
Schiedamsche Kunstvereeniging, voor het ont
slaan van de verdere huur van een lokaal in
den St.-Joris-Doelen, kennisgevingbezwaar
schrift van A. J. Middendorp tegen zijnen
aanslag in de plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, dienst 1893/4, in handen
gesteld der commissie voor de belastingen om
onderzoek en rapportadres van de firma
Van Deventer Zoon alhier, om afstand in
eigendom van een perceel grond, ten westen
van het Westerhavenhoofd, ter grootte van
circa 7 hectaren, tot overplaatsing eener be
staande industrieele onderneming in handen
gesteld der commissie van fabricage, om on
derzoek en rapport.
De ontwerp-besluiten tot het voldoen van
uitgaven uit den post voor onvoorziene uit
gaven der gemeentebegrooting voor 1893 en
1894 werden goedgekeurd op voorstel van
den heer Van Erpecum zullen deze beslui
ten voortaan worden opgenomen in het
gedrukt verslagaan gebrs. Van Rhijn
zal worden bericht dat hun verzoek, om
ontheffing van aanslag in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1893, voor het hou
den van een paard niet voor beschikking
vatbaar is, daar zij voor geen paard in die
belasting zijn aangeslagenop voorstel van
burgemeester en wethouders werden officieel
de volgende straatnamen gegeven a. het plein
begrensd door de Dwarsstraat en deGroenelaan
»Wilhelminaplein"; l. Het hofje over de Ploeg-
straat ten zuiden van de Groenelaan »IIet
Kamp"; en c. de steeg,loopende van de Breed-
straat naar de St.-Pietersteeg, sSt.-Jansteeg";
terwijl de naam »Oostmolenplein" komt te ver
vallen, omdat dit plein, na de demping van
het Broersveld enz., kan worden beschouwd
als een gedeelte der Lange-Kerkstraat.
Na korte discussie vereenigde de raad zich
met het voorstel van burgemeester en wei
houders om, met ingang van 1 Jan. 1895
de waterleiding --op gelijke wijze als de
gasfabriek onder een afzonderlijke com
missie van beheer te stellen en met het be
heer over beide inrichtingen dezelfde com
missie te belasten.
Besloten werd tot het aangaan eener tijde
lijke geldleening ten behoeve der gemeente,
groot f75,000.— nadat de heer Maas ver
klaard had, dat van dit bedrag niet meer zou
worden gebezigd dan noodig zal blijken.
Na vaststelling van het bestek en teeke-
ning voor het afbreken van de openbare
jongensschool en het bouwen eener nieuwe
school aan het Oude Kerkhof, opgemaakt in
overleg met de commissie van fabricage en
waarmede de districts-schoolopziener zich had
vereenigd, werden burgemeester en wethou
ders gemachtigd tot het doen der openbare
aanbesteding van genoemde werken.
In verband hiermede werden nog de 3
volgende besluiten genomenlo. werden
burgemeester en wethouders gemachtigd, met
ingang van 1 April a.s., totdat hij zijn tegen
woordige woning weder zal kunnen betrek
ken, voor het hoofd der openbare jongens
school eene woning te huren2o. de leer
lingen der jongensschool met 1 April a.s. over
te plaatsen naar de lokalen der burgerschool,
om daarin te verblijven totdat de nieuw te
bouwen school zal kunnen worden betrokken;
en 3o, drie beneden-lokalen van den St.-Joris-
Doelen (met inbegrip der tegenwoordige hulp-
school van de 2e openbare kostelooze school,
welke met de a.s. Paaschvacan tie wordt ont
ruimd) van 1 April a.s. tot uiterlijk primo
September te bestemmen en in te richten tot
schoollokalen voor de openbare burgerschool
(hoofd de heer J. Wij ma).
Op voorstel van burgemeester en wethou
ders werd besloten met gebruikmaking van
de bevoegdheid verleend in al. 3 van art. 109
der gemeentewet om den, door den Raad
te benoemen waarnemenden gemeente-ont
vanger te stellen zakelijken borgtocht, nnder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, te be
palen op f 5000. Hierna werd uit de door
burgemeester en wethouders ingediende voor
dracht voor een waarnemenden gemeente
ontvanger, gedurende den tijd der schorsing
van den tegenwoordigen titularis, benoemd
de heer A. Koper, ambtenaar ten kantore
van den gemeente-ontvangermet den be
noemden stond op de voordracht de heerA,
II. W. van Luik, hoofd-commies ter gemeente
secretarie.
De lieer Koper legde, na in de vergaderzaal
binnengeleid te zijn, in handen van den
voorzitter de bij de wet gevorderde eeden af,
en werd hierop door dezen geiukgesvenscht
met het bewijs van vertrouwen, door den
raad in hem gesteld.
Ten slotte vroeg de heer Poortman of er
bij burgemeester en wethouders ook bezwaar
bestond om de door hen aan den raad tegen
Dinsdag a.s. in besloten vergadering toege
zegde inlichtingen reeds nu te verschaffen in
zake het beheer van den thans geschorsten
gemeente-ontvanger. Door den wethouder
van financiën, den heer Maas, werd hierop
geantwoord, dat in den loop van eenige
dagen de zaak zulk een geheel andere phase
was ingetreden en de omstandigheden zoo
danig gewijzigd waren, dat, naar hij meende,
de toen bedoelde inlichtingen thans wel niet
meer door den raad verwacht zouden worden.
De boeken worden voortdurend door burge
meester en wethouders onderzocht om te ge
raken tot de wetenschap van den juisten stand
der zaak op dit oogenblik, en zoo mogelijk
van de boeking die aanleiding heeft gegeven-
tot het bestaande verschil. De heer Maas
sprak ten slotte de hoop uit, dat de uitkomst
bevredigend zou zijn en burgemeester en
De heoren Viruly Verhrugge en De Kanter
hebben thans hun amendement op art. 4 van
bet kiesrecht ontwerp in gewijzigden vorm voor
gesteld.
De uitsluiting van het kiesrecht wegens orde
verstoring en dronkenschap en wegens herhaalde
veroordeeling tengevolge van dronkenschap, is
U.I. als afzonderlijke bepaling achter de vierde
alinea voorgesteld, onafhankelijk van de uitslui
ting tengevolge van veroordeoling wegens bede
larij enz.
Drankwet.
Het voorloopig verslag omtrent het wetsontwerp
tot wijziging van de drankwet is verschenen.
In do afdeelingen werd uitvoerig gediscussieerd
over de drankwet zelve. Sommigen waren niet
ingenomen met het hoofdbeginsel wettelijke
beteugeling van het misbruik, beschouwd als
volkszonde het verdient geen aanbeveling dat
de staat inbreuk maakt op de individueels vrijheid.
De staat moet alleen pressief optreden zij juich
ten daarom art. 354 strafwetboek toe, en schreven
daaraan toe, dat openbare dronkenschap zich
minder vertoont. De vermindering van het ver
bruik houdt veel meer verband met de stoffelijke
welvaart van de bevolking dan met de werking
der drankwet.
Andere leden keurden het beginsel der drank
wet niet af, maar meenden dat de handhaving
te veel te wenschen overliet. Het groot e bezwaar
is de omvang dien de clandestiene v-rkoop nog
steeds heeft, zoowel te Amsterdam en Botterdam
als ten plattelande.
Een andere grief was gelegen in de vele
veroordeelingen, die uit do drankwet voortvloeien.
Enkele leden hadden vrede met een hoog ver
gunningsrechtmits het bedrijf van tapper
wederom werd vrijgelaten het recht zou dan
als een licentie werken.
Al deze beschou A'ingen werden door anderen
weersproken. St-iien de invoering der drankwet
is het verbruik per hoofd ongeveer éen liter
verminderd en 18.000 tapperijen zijn opgeruimd
daarbij werkt do wet de werkzaamheid in de
hand van vereenigingen, die bestrijding van het
drankmisbruik beoogen. Bovendien is rie wet nog
steeds niet in volle werking. De/e leden waren
clan ook tegen liet heffen van een hoog vergun
ningsrecht met vrijlating der tapperijen het zal
gelijkstaan met liet afschaffen der drankwet.
Sommigen wilden ook het minimum der straffen
veihoogen. Bovenal verwachtte roen de krachtig
ste bestrijding van den clandestienen verkoop
van een scherp toezicht. Ten slotte waren er
enkele leden, die alleen heil verwachtten van een
invoering van een stelsel in Noorwegen.
Sommigen wezen op het groote bezwaar waar
toe art. 453 strafwetboek aanleiding geelt
waardoor niet is omschreven wat ukenlijke
staat" is, dat geett lot ongelijkmatige toepassing
der wet aanleiding.
Do prinripieele tegenstanders der drankwet
waren ook niet ingenomen met de wijzigingswet,
waarmede men van verschillende zijden evenwel
instemming betuigde.
Een aantal wijzigingen werden wenschelijk ge
acht, die met in dit wetsontwerp zijn opgenomen,
allereerst verlioogmg van het vergunningsrecht,
zoowel wat tiet maximum als wat het minimum
betreft; anriete leden zouden verhooging van het
recht voor reeds verkregen vergunningen hoogst
onbillijk vinden, daar dn koop-en huurprijzen der
huizen zich naar het bedrag van het recht gere
geld hebben. Velen zullen door de vervanging van
het patentrecht niet woi den ontlast en bovendien
zijn zeer hooge rechten onbillijk, zoolang men
den clandestienen verkoop zoo weinig meester is
als thans. Anderen wenschten alleen het maxi
mum te verhoogen wederom anderen aileen
tapperijen waar kellnerinnen werkzaam zijn, wat
bestreden werd met de opmerking, dat in tal van
Irrealiteiten vrouwen bedienen op wier levenswijze
niets valt aan te merken en de drankwet ook
niet het tegengaan der prostitutie beoogt.
Onder de veidere wenschen behooren het toe
staan aan tappers om in termijnen te betalen,
het afhankelijk stellen van het gebruik maken
van het reeht in een bepaalde localiteit van do
goedkeuring van B. en W., verandering van den
legenwoordigen grondslag van aanslag, afschaf
fing van het verbod om vergunningen le verlee-
i.en aan eene localiteit, waarin eene andere win
kelnering wordt uitgeoefend, het tegengaan van
het niisbiuik, dat door het nemen van een pa
tent als logementhouder, men feitelijk eeri tap
perij zonder vergunning houdt. De vveuschelijk-
iieid werd bepleit om des Zondags alle tapperijen
te sluiten. Enkelen wilden dit op Maandag.
Anderen wilden het vergunningsrecht lager stel
len voor locahteiten waar geen sterke drank
geschonken noch vei kocht wordt tusschen Zater
dagavond en Maandagochtend. Verscheidene leden
wenschen een absoluut verbod Tan verkoop op
jptingstiagen of althans dat uitgemaakt worde,
dat de buigemeesters de bevoegdheid hebben
de tapperijen op lotingsdagen te sluiten.
In alle afdeelingen werd gesproken over de
vraag wut zal moeten geschieden op 1 Mei 1001
na het verstrijken van den termijn van art. 266
met aldaar bedoelde vergunningen. Sommigen
wenschten alsdun de loopende vergunningen te
kunnen doorloopen totdat zij komen te vervallen
door den dood der ouders of door een bij de
wet genoemde oorzaken. Andere leden kozen
met kracht partij voor de beslissing welke de
regeering voordraagt.
In verschillende afdeelingen werd aanbevolen
de oplossing te volgen, door den vVolksbond"
aan de hand gedaan.
Algemeen werd toegegeven dat, indien art.
266 gewijzigd werd, zooals thans wordt voor
gesteld. het dringend noodig is reeds bij dit
wetsontwerp uit te maken op welke wijze de
op 1 Mei 1901 beschikbaar wordende vergun
ningen wederom zullen worden verleend. Zij,
die alsdan de bestaande veigunningen wilden
laten voortduren en afloopen, pleitten voor het
onveranderd behoud van het geldend artikel.
Sommigen juichten de wijziging der regeering
toe, maar wilden niettemin liever het artikel
ongewijzigd behouden en de bestaande vergun
ningen na 1901 laten uitsterven, dan de ver
vallenverklaring in de wet op te nemen zonder
da gevolgen behoorlijk te regelen.
Het voorstel om het verleenen der bijzondere
vergunningen aan Gedep. Staten op te dragen,
na ingewonnen bericht en raad van B. en W.,
gaf lot uitvoerige beschouwingen aanleiding.
Sommigen meenden dat het streven naar unifor
miteit te vee! zal miskennen de plaatselijke
omstandigheden en behoeftenwaarnaar een
bijzonder geval moet beoordeeld worden. Anderen
meenden dat bestrijding van het drankmisbruik
niet als een onderwerp van plaatselijke autonomie
is te beschouwen.
Sommigen meenden dat de regeering omtrent
alle aanvragen tot buitengewone vergunningen
moest beslissen. Meer instemming vond in alle
afdeelingen het gevoelen dat de wet zelve de
bijzondere gevallen meest aangeven. Vele leden
achtten de regeling door (ie regeering voorgesteld
de beste en zouden zich daarmede vereenigan.
Afgezien van het beginsel, gaven ook de voor
gestelde artikelen op zich zelf tot verscheidene
opmeikingen aanleiding. Het verbod van uitbe
taling van loon in tapperijen werd door sommigen
misplaatst geacht in deze wet, maar zeer vele
leden juichten het voorstel in het algemeen zeer
toe, al was men niet blind voor de moeilijkheden
in de toepassing, b.v. wie als werklieden moeten
worden beschouwd.
Van velschillende zijden werd de vvenschelijk-
heid bepleit om de vergunning te weigeren aan
scheepsbevrachters. De verbodsbepalingen om
vergunning te verleenen voor drankverkuop in
bordeelen wenschten sommige leden nog te ver
scherpen door te spreken van huizen waar
gelegenheid wordt gegeven tot het plegen van
ontucht, teneinde alzno de verkapte bordeelen te
treffen. Over tiet veileenen van nieuwe vergun
ningen na verbouwing bestond ook groot verschil
van gevoelen.
Enkele leden wenschten de artt, 1 tot 14 niet
toepasselijk te zien op drank verkoop op terreinen
waar tentoonstellingen, wedstrijden of feesten
worden gehouden door hen aan wie hiertoe verlof
is veileend; vele andere loden verklaarden zich
ten stelligste tegen die uitbreiding. Verscherping
werd gewenscht der redactie van art. 10 sub
2, zoodat niet in havenplaatson op schepen drank
aan opvarenden mocht worden verkocht.
SCHIEDAM, 1 Maart 1894.