"IBGIZÜHDS&
Gemengde Eerichfccn.
Reditzaken.
hij aai; zijn eerste vrouw «af, aan een speel
bank te Calcutta gewonnen. Hij spoort ieder
een aan niet te spelen, want adat geld is
duivels". (jT.)
"Woensdag is te Zaandam de staalwater-
bron Cznar Peter geopend, Dr. Van Hamel
Roos zegt dat dit water minsten wedijveren
kan met dat van de meest bekende bronnen
en boven dat der Wdhelminabron te Haar
lem staat. Dit bronwater zat tegen 35 cents
de llescli in den handel gebracht worden.
Op zijn buitengoed Hoogstede, bij Arnhem,
is gisteren in den ouderdern van 84 jaar
overleden dr. A- Vrolik, van '1S54 tot 1858
minister van financiën. Ook in verschillende
andere betrekkingen maakte de overledene
zich verdienstelijk.
De geweldige hagelbui, welke Donderdagmorgen
kwart voor zeienen boven Weenen losbrak,
heeft grooten angst en schrik gewokt in do
Oostenrijlcscho hoofdstad.
Hut was urn bombardement van h:\gelsteenen,
vele tweemaal zoo groot als hazelnoten dre
kletterend tegon de ramen vlogen en in bijna
alle straten duizenden vensterruiten stuksloegen.
Alleen in het keizerlijk paleis zijn 600 ruiten
gebroken.
Het was een omzettend geraas. Uit vide huizon
klonken angstkreten van tnen.-clten, die zich
verbeeldden, dat de stad vernield werd door dy
namiet.
Door een oversti owning van de Alsbach liepen
ook nog versctiutdunu straten onder.
Da hagelslag duurde 10 minsten-. Oodettusschen
henselae er een dl tikkende wainite. In den
omtrok, ten westen van de st.id, is groote vpj-
woesting aangelicht. Ue wijnbergen en boom
gaarden werden bijna geheel vernield. Ten zuiden
van de stad bleef men geheel van den hagelslag
vrij.
Er wordt bericht van verscheidene ongelukken.
Op de Slïtmniftger-heide, waar de artillerie
oelentngen hield, werden do paarden schichtig
door hagel en donder, Tivee batterijen geraak-
in elkander vet wat d, te midden van ito plotse
ling ontstane uni-leniis. In verwarring werden
vele artdlei iston van hun paard «ew«rpea en
13 bekwamen ernstige wonden, terwijl vele
anderen licht gekwetst werden.
In tien Prater werd een man gedood door
een otttvallenden boom. Bij de «Voiivkirche"
vterd een Koetsn--- \an den bek geslingerd,
waardoor hij om het leien kwam.
De glazen kap ian het Noorder station is
ingestort. De reizigers, die daar aankwamen,
moesten door het water waden, dat hun tot
aan de knieen kwam.
Onder de veijdeegdert van het algemeene zie
kenhuis heersche een paniek, evenals ook in
het Uiiuik/inntgeugeiiicht, waar verschrikkelijke
tooneelen voorttelen. Die heide gehouwen zun
Zivaar gehavend.
Het iet1 keer is belemmerd Boven de straat
hangen tal van gebtoken telephoou-en telegraaf
draden.
Door J. Borger. ontslagen predikant te Har-
lingen, thans in hechtenis, is appèl aangeteekend
tegen het vonnis van de rechtbank te Leeuwar
den, waarbij hij wegens moord, ge|deegd op
jnej. K. Mirunde te Ilurlingen, in den avond van
6 Maart j.l veroordeeld is tot levenslange ge
vangenis.
Mijnheer dc Redacteur,
Daar vertelt me do Heer De Groot in Uiv
blad van D«n l. 7 luni ook al, dat ik mij op
gewonden heb, enz. bij het schrijven vart raijn
ingezonden snik m het nummer van 3 en 4
Juni 1.1. Ik zou warempel aart mij zei ven beginnen
te twijfelen
Immers na o. a. gesproken te hebben over de
hartstochten der massa, zegt do Heer Dc
Groot, dat bet bedroevend is hij mij »niet wat
meer matiging en wptenschappeltjken zin te vin
den", dan uit mijn ingezonden stuk blijkt.
Meer matiging? En ik was toch zoo kalm,
zoo «normaal" En ivat klinkt het vreemd dat
te vernemen van iemand die zoo zonder eenige
motiveet ing van sstandsvooroordeoler spreekt
en van «onzinnig
Meer wetenschappplijkpn zin Ik heb er lang
over nagedacht, maar iet klaar ronduit niet to
begrijpen wat de Heer üe Groot daarmede toch
wel bedoelt.
Intnsschen niet nm dit alles te zeggen, M. de
R., deed ik nog eens een beroep op Uwe wel
willendheid. Maar wel omdat de Heer De Groot
zegt, dat ik mij in het openbaar zoo kwetsend
over hem heb uitgelaten. Dat was toch zeker
niet mijne bedoeling, nl heb ik gemeend een
afkeurend oordeel te moeten uitspreken over
zijne handelwijze. Dat die afkeuring zelve hem
gekwetst heeft, is bijna niet aan te nemen van
een verstandig man a! wie als openbaar persoon
optreedt en voor beginselen strijdt, zooals de
Heer Dc Groot steeds met overtuiging dort, heeft
nfitenting zeker meer dan eens te wachten. En
dat de vorm van mijn schrijven kwetsend was
kan ik niet inzien.
Wat de zaak zelve betreft, niet ik heb den
Heer Dc Groot van klappen uit de school en dus
van ongepaste handeling in dit opzicht beschul
dig I. Ik heb gezegd, dat men er mij ton divong
zelf dingen mede te deelen, welker openbaarma
king ik in 't algemeen afkeur. Wat de Heer De
Groot hiervan zegt behoort dus niet aan mijn
adres.
Ten andere blijf ik volhouden, dut het niet
aangaat op de wijze zooals de Heer De Groot
deed een voorstel te bestrijden, dat door eene
commissie waarvan hij deel uitmaakt is aangeno
men. liet spreekt vanzelf dat de Heer De Groot
bij de behandeling in den Gemeentel aad had
kunnen tegenstemmen. Maar dat is iets anders
dan in zijne hoedanigheid van raadslid gebruik
t» maken van middelen, die bij in de commissie
niet aanwendde en ivaardonr de loden dezer
commissie met in de gelegenheid zijn van deze
gebruik Ie malen of ze to bestrijden. Het gaat
tn. i. niet aan, dat één zeilde persoon in één zelfde
zaakal naar hem du geschikt vuur kooit zich
in tweeën scheidt en in verschillende quahteiten
verschillend optreedt.
De Heer De Groot heeft als raadslid zeker
volkomen liet recht te handelen zooals hij deed,
maar m. i. nas zijne handelwijze minder gepast
als lid der comm van toezicht.
Misschien zal de Heer De Groot opmerken,
dal zoo dit juist is, beide qualileiten elkaar
altijd hinderlijk zouden zijn.
Zeer w-l mogelijk a! is dit' geval nogizoo
erg niet als de accumulaiie van sommige andere
betrekkingen en waardigheden.
Hierbij wil ik het laten. Mannon, die ieder in
hunne betrekking enz. ook, ten openbare nutte
werkzaam Zijn, mogen en moeien sorns eikaars
gevoelens in het ojipnliaar bestrijden, maar laten
zij niet in het openhaar treden m de benotdee-
lii'g van eikaars eigenschajipen, enz. (tenzij mis
schien hij de keuze tot die henekkmgeu). Anders
schaadt dat aan hunne goede bedoelingen, aan
hun wei ken voor wat zij het beste achten, in het
algemeen.
Nog eens, ik heb den Heer Dc Groot niet
willen kwetsen. Mij dunkt, zoo hij al gekwetst is,
moet de nondo reels genezen zijn. Ik Iwop dat
de gemeente Schiedam van zijn bekenden ijver
en toewijding rog menige vrucht rnoge plukken.
Dat ik dit meen, zal ik te gelegener lijd gaarne
met collegialen handdruk bevestigen.
U dankzeggend, M. de R., voor uwe meer dan
gewone bereidwilligheid, verzeker ik u gaarne dat
ik niet zoo onbescheiden zal zijn, daarvan nog
meer te vragen.
Met do meeste achting
Uw dw
A. A. Beekman*.
Aan
de Redactie van de Schiedamsche Courant.
Sta mij toe nog even den heer Doorman op don
voet tc volgen.
Ik ben niet alleen „ontstemd" gciveest over de
nu herhaalde kwalificatie van „niet moreel comme
il faut" of in goed ïïollandsch onzedelijk, maar heb
er mij door beleedigd gevoeld, en volgens het ge
voelen van velen met recht. De heer D. noemt zijn
qnalificatie „in zachte bewoordingen de meening
uiten, dat het van weinig deferentie getuigt" enz.,
een uitdrukking door hem in zijn eerste artikel
volstrekt niet gebezigd.
De Schoolcommissie „klakkeloos negeeren" heb
ik niet gedaan, integendeel meegedeeld, dat ze het
met mij niet eens was.
De beer D. zou blijkbaar in den Raad anders
handelen en stemmen dan zijn overtuiging mee
brengt, indien die overtuiging niet gedeeld wordt
door een adviseerend college, waarin hij ook zit
ting had. Hoe hij dit met zijn geweten goed zou
maken, begrijp ik niet. Dat zulk een gedragslijn
bevorderlijk zou wezen aan de waardecring, de
vriendschappelijkheid en de samenwerking in zulk
een college, wil ik gelooven wanneet het bestaat
tilt serviele ledenniet indien dc leden zelfstan
digheid en fierheid van karakter hoogschatten, en
slechts met zulke lieden hoop ik in commissies tc
moeten samenwerken.
Dat mijn houding voor niemand een „verras
sing" behoeft tc zijn geweest, blijkt uit het gedrukt
Verslag der handelingen van den Gemeenteraad,
in welk college ik een paar jaar geleden hetzelfde
standpunt heb verdedigd als uu door mij inge
nomen. Tegenspraak vond ik toen bij niemand.
Dat inderdaad standsbclangen en standsvooroor-
deeleu in het spel zijn, is toch gemakkelijk te be
wijzen uit het stuk des hoeren Beekmanmet
prijzenswaardige eerlijkheid wijst hij er op, dat
kleine klassen zooveel beter zijn dan grooto en dat
ons voorstel het gevaar oplevert, dat de kleine
klassen bij de scholenVan Driel cn Tijl grooter
zullen worden. (Derhalve de groote klassen op
dc armen- en tusschenscholen iets kleiner.) Voorts
dat ouders van beschaving hun kinderen er niet
graag aan blootstellen naast kinderen uit de volks
klasse te zitten „wier reinheid, manieren, taal enz.
helaas dikwijls zooveel te wenschen overlaten".
En de heer Doorman weet, dat dit bezwaar ook
door anderen dan de heer B. officieel aangevoerd
is. 'tls eigenlijk het bezwaar, waarvoor alleen vele
onzer tegenstanders niet zoo openlijk durven uit
komen.
De heer D. heeft „eenvoudig het oog gehad op
de belangen en bet voordeel van het lager onder
wijs"'. Ik geloof htm op zijn woord. Maar waarom
heeft bij dan in zijn eerste stuk uitsluitend ge
werkt op de vrees, dat ons voorstel van de gemeente
grootere geldelijke offers zal eiscben Eu hoe komt
het, dat hij 't stelt als zekerheid, dat door ons
voorstel een nieuwe verbouwing noodzakelijk zal
-worden; terwijl hij zwijgt over het feit, dat nu
reeds sedert lang de tusschcnsehool aan de Broers-
vest zoo overbevolkt is, dat een deel van het 1ste
leerjaar niet in het daarvoor bestemde lokaal kan
worden geplaatst en dat op tal van banken 3 in
plaats van 2 kinderen zitten Om dit zijn standpunt
goed te kunnen bcoordcelen, boude men in 't oog
1°. dat de school van mcj. Van Driel thans nog
81 en de nieuwe van den heer Tijl nog ca. 100
plaatsen vrij heeft
2dat op beide scholen reeds sedert jaren op
grond van de wet onvermogenden gratis en min
vermogenden voor een gedeelte van het schoolgeld
moeten worden toegelaten. Waarom nu met ons
voorstel in eens zulk een toevloed van on- en min
vermogenden te wachten is, blijft mij een raadsel.
Dat ons voorstel enige kinderen van dc bedoelde
tusschcnsehool zal doen overgaan naar de scholen
met uitgebreid leerplan, geloof ik wel; maar dit
zal juist een reeds nu noodige uitbreiding dier
tusschcnsehool kunnen voorkomen.
Is het wonder, dat men sommigen wrevelig hoort
zeggenoch voor de scholen der armen en kleinen
koint het er minder op aan!?
Maar nu dan behandelt do heer D. werkelijk de
belangen der armen en minvermogenden. Wat heb
ben de kinderen uit den vierden stand aan een wei
nig Fransch, vraagt hij? Vooreerst escainoteert hij
hier gemakshalve den derden stand, de lieden die
bun kinderen tot nil op do burgerschool en de
tusschenscholen doen. En voorts weet de LeerD.,
dat dit weinige Fransch juist de sleutel is tot de
hoogere burgerschool en het gymnasium.
Bovendien, wij wenschen niet aan alle kinderen
Fransch tc loeren; dan zouden dc opmerkingen des
heereu D. hout snijden. Wij wenschen eenige be
lemmeringen, waaronder de hatelijke van tc moeten
vragen als on- of minvermogend te worden be
schouwd, weg te nemen om de reeds bestaande en
slechts half gevulde scholen, door dc gemeenschap
bekostigd, tc kunnen bezoeken, en zulks ten bate
van hen, die door aanleg en ambitie vooruit kun
nen en willen, ten bate dus ook van de gemeen
schap. De heer D. en zijuo medestanders wenschen
die belemmeringen echter te handhavenvelen hun
ner zouden, geloof ik, de deur geheel willen sluiten,
als slechts de wet dit toeliet.
De heer D. wenscht die belemmeringen in het
belang van het arme kind zelf. Maar waarom nu
zoo'n vaderlijke zorg Men laat de ouders en kin
deren immers, gelukkig 1 zelf beslissen, welken weg
deze uit zuilen; raad van meer ontwikkelden,
onderwijzers enz. ontbreekt meestal niet. Maar is
het niet hatelijk, dat de gemeenschap hun enkele
wegen afsnijdt of bemoeilijkt, als algemeene regel,
dus zonder op de individualiteit te letten?
En het armzalige argument van trotseh maken
Het kan immers worden gebezigd tegen elke ont
wikkeling, van eiken stand. Heeft de wetenschap
des hceren D. hem trotschheid of bescheidenheid,
geleerd
Eindelijk de overvoering van dc markt. Weet de
heer D, niet, dat die bok bestaat in do minder
bemiddelde standendat verschuiving en verschik
king van arbcidsvrang en arbeidsaanbod in de
verschillende kringen der maatschappij voortdurend
plaats heeft en dat nog niemand een betere regu
lator daarvoor gevonden heeft dan de vrije keuze
van de individuen Dat onder meer de individueels
vrijheid in de beroepskeuze de tegenwoordige maat
schappij onderscheidt van de utopische der sociaal-
demoeraten en dat een echt vrijzinnige die vrijheid
dan ook steeds zal trachten te bevorderen door
wegneming van belemmeringen taor allen Dat
bescherming tegen vreemde indringers van de
speciale markt, waarop men zelf zijn arbeidskracht
aan den man brengt, niet anders dan standsbelang"
is en juist uitermate geschikt om ontevredenheid
te kweeken, en wel gerechtvaardigde ontevreden
heid Beseft de heer D. dat alles niet
Met beleefden dank voor de plaatsiLg,
Uiv Dw.
M. C. M. de Groot.
Mijnheer de Redacteur,
Mag ook ik ctinigH rmmle in uw bl.ul, om
over He sehoSjeeM-qu lestio «en paar woorden ii>
het midden ta brengen
Van verschillende zijden is man over alles ei>
nog wat gaan beweren, argumenteeren (met—
argumenteeren zegt weer een ander) enz. enz.
Maar de zaak loopt, dunkt mij, niet oiert
openbaar of bijzonder onderwijs, eiemnin overliet
al dan niet comme il faut zijn van dit n{ dut
nog veol minder ov«r kromme armpjes of beentjes
maar eenig en alleen, of men in Schiedam zal
hebben een stelsel van betalen van schoolgeld
met slechts 2 klassen of met meer.
Wat tnij in de bestrijders van den heer De Groot
c. s. als ter zake dienende trof, ivas de viaag
of bet billijk is, voor schoolgeld, van gegoeden
meer te vragen dan van tuinder-bemiddelden. Het
schijnt me toe, dat die vraig met ja te beant
woorden is, en wel op de volgende gronden.
De staat heeft belang bij de ontwikkeling van
het individu. Het onderwijs is iruniers bij de-
wet als staatszorg erkend.
Waar tuen nu voor de kosten van die zorg een
bijdrage vraagt, mag men toch wel de draagkracht
in rekening brengen en moet men bet zelfs doer?
tegenover de wet, die te dien aanzien regelen-
stelt voor on- en minvermogenden. Schoolgeld
op éen lijn te plaatsen met retribution of beta
lingen voor gas en water gaat daarom ai. i.
niet aan.
Verder vond ik opmerkelijk de vrees, dat de-
zoogen, evenredige schoolgeld-heffing den toeloop
naar de scholen voor uitgebieid 1. o. zon doei»
toenemen.
Voor die vrees heb ik naar motieven gezochtr
maar bij geen der bestrijders ze kunnen iinden.
De heer B. zegt terecht, dat onvermogenden koste
loos plaatsing kunnen eischen op de scholen voor
u. I. o. Maken thans zoo velen van dat gralisrechi
gebruik? 'tls mij niet bekend.
Op éen punt moet ik den beer B. even wijzen
niet omdat ik rne partij stel in de bei-Ie
voorstellen, maar omdat, hot mij toeschijnt, dat
een zijner beweringen niet juist is.
De heer B. heeft het doen voorkomen, alsof
de klasse van f 13.voor minvermogenden een
concessie was aan de voot standers der evenredige
heffing.
'tls mogehjk, dat die klasse van f13.— in
het voorstel gebracht is bij wijze van concessie
aan de evengenoemde voorstandersmaarzoonis
het in het voorstel van B. en W. staat, lijkt het
wonderveel op eone concessie aan de wet, die
voor de minvermogenden ook toelating eischl,
en wel tegen een gedeeltelijk schoolgeld.
Ik wil de discussie met rekken, maar slechts de
vraag stellen
of liet bij de wet als MINIMUM gevorderde
stolsel alles, een gedeelte of niets, meer
practise!), meer billijk, meer wenschelqk is, dan-
het bij de wet toegelaten systeem, om tusschen