1
1
1
A". 1895
Zondag 10 en
Maandag 11 Februari,
N°. 8723.
Eerste Blad
1ST
egenenveert i g* s t e
J aargaa».
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag,
UITGEVER: J. ODÉ.
BUREAU: BOTER STRAAT 7 O.
ttimieiilaiidscïie Berichten.
jUoiNBMENTSPKiJ5, per kwartaal
jmeo per pns(, door het geheels Rijk
iftonderiijke nommers
t 1.85.
2.50.
- 0.10.
Advertentieprijs: van t—10 gewone regels m t
inbegrip van eene Courant. t,V>
iedere gewone regel meer. 0.1 rt.
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend
Schiedam, 9 Februari 1895.
't Is wel ver uit onzen koers, dat reusachtige
China, en 't is een soort van lieden, dat nu
eenmaal in geen best blaadje staat, die Chi-
ceezenmaar toch bij een temperatuur, die
.daaiginds zeker niet hooger staat dan hier, kan
men een gevoel van deernis niet onderdrukken
voor de duizenden, die thans de ellende van
den oorlog op alle mogelijke wijzen onder
vinden.
Nu vijf en twintig jaar geleden was aller
oog op Frankrjjk gevestigd, waar de rampen
van een belegering in de felste koude, als die
van Parijs, door belegeraars en belegerden
gelijkelijk werden ondervonden. Toch wa
ren de toestanden daar geheel anders; het
jKoode Kruis" verrichtte wonderen, de ge-
geneeskundige dienst was bij beide partijen
uitstekend ingericht.
Van de Chineezen lezen we, dat de hulp van
iet sRoode Kruis" door hen met leede oogen
wordt aangezien. We lezen van onthoofding
van hooggeplaatste officieren en van minderen,
•die als zondebok voor de geleden verliezen
moeten dienenmaar van eeu algeheele toe
wijding van het volk om den soldaat de on
gemakken van den strijd te helpen verlichten,
■daarvan lezen we geen woord. Wel wordt
van meer dan éen zijde verzekerd, dat een
groot gedeelte van het Chineesche volk nog
volkomen onkundig is van hetgeen er eigenlijk
-omgaat. Intusschen zitten de Japanners niet
stil. Nu hebben zij reeds een tweede belang
rijke havenstad genomen, die den uitheem-
sclien naam Wei-Hai-Wei draagt.
Een blik op de kaart stelt duideljjk in
het licht, dat thans niets de Japanners meer
verhinderen kan, in China te landen. Boven
dien schjjnt de Chineesche vloot zoogoed als
vernietigd. En toch toch droomden de
Chineezen tot voor korte dagen, dat de onder
handelingen met Japan nog wel gerekt konden
Worden. De Japanners hebben echter de ge
zanten, die door China zonder voldoende
volmachten waren gezonden, eenvoudig terug
gestuurd. Zij moeten echter nog te Nagasaki
zijn, op bevel van den keizer van China,
die verklaard moet hebben, dat hij nu den
toestand eerst goed inziet. Of dan, ook bij
itgebreide volmacht der Chineesche onder-
delaars de vooruitzichten op vrede grooter
worden? Alweder, wij wonen te ver af
om de zaken te kunnen beoordeelen. Maar
vee omstandigheden moeten wel zeer ver-
■ren, wil dit uitzicht verwezenlijkt worden,
is in Japan een partij, die zich de partij
an vooruitgang noemt, voor welke de
radicaal niet ongepast zou zijn; deze
wil van geen onderhandeling hooren,
fnzii die gevoerd wordt in de Chineesche
ad Peking. 't Komt zoowat over
een met den toestand om Parijs en de eischen
der Duitschers, nu 25 jaar geleden.
En deze zelfde partij is eveneens gekant
tegen inmenging in de aangelegenheden van
China en Japan door een of andere buiten-
landsche mogendheid. Mocht dat het geval
worden, dan, zeggen de leden dezer paitij,
zal de te sluiten vrede met van langen duur
zijn. Dat is op zijn Japansch gesproken, en
bij de Chineezen is het hooge hart er ook nog
niet uit. Vredesonderhandelingen, die tot al te
groot ingrijpen in de huishouding van het
Hemelsche Rijk zouden leiden, zullen moeilijk
door hen aangenomen kunnen worden. Dan
zal het waarschijnlijk gaan als bij de eerste
onderhandelingen tusschen Jules Favre en
Bismaick in den Fransch-Duitschen oorlog:
geen overeenstemming en de ellende van den
oorlog met te meer hevigheid optredend.
Nu het En gelsche parlement weder is ge
opend, komt er eenig leven in de politiek
van het groote rijk. De troonrede, waarmede
namens Hare Majesteit de opening plaats had,
spreekt over veel, maar laat ook veel weg.
wat der vermelding waardig was. Dat de
toestand der Iersche pachters er in wordt
genoemd als een zaak die veibeteiing be
hoeft, dat de Iersche landwet wijziging be
hoort te ondergaan, dat zijn zaken, waarover
men het vrij wel eens is. De gruwelen,
in Armenië bedreven door de Tut ken, komen
ook in de troonrede ter spiake, maar wat er
nu toch eigenlijk van die gruwelen aan is,
en of de Armeniërs zoo onschuldig zijn, als
felle Turkenhaters het willen doen voorkomen,
daarvan spreekt de Engelsche regeering niet.
Dan is er nog een punt, waarover bij gelegen
heid van de debatten over het adres van
antwoord op de tioonredeeven gesproken is:
de kwestie van de afschaffing van liet Eugel-
sclie Hoogerhuis.
Reeds sedert lang zijn daarvoor stemmen
in het vereenigd koninkrijk opgegaanmaar
in Engeland een ouden toestand gewijzigd te
krijgen, kost kracht. Oude instellingen heb
ben daar een taai leven, en de tegenwoordige
regeering heeft er dan ook nmar van afgezien
dit punt op haar agenda te plaaisen. Ze
voelt bovendien zelf wel, dat ze niet zeer
steik is: de oude Gladstone zal de zittingen
niet bijwonen Churchill, de merkwaardige
persoonlijkheid, is dood twee eminente figu
ren dus, die den toestand wisten te beheer-
'_chen, ontbreken in het Lagerhuis, waar
bovendien de regeering slechts over een klpine
en dan nog uit heterogene bestanddeelen sa
mengestelde meerderheid beschikt.
Dan, en dal is voor ons Nederlanders wel
het belangrijkste van de Engelsche politiek
op dit oogeublik, dan werd er ook even ge
sproken over de Transvaal. Volgens enkele
Parlementsleden worden de Engelschen in
de boerenrepubliek niet goed behandeld. Doch
als men die boeren aan het werk ziet, kan
men niet anders dan hun gezond verstand
prijzen. Zijn er EngePchen voorgoed op het
Transvaalsche grondgebied gevestigd, dan
moeten die ook in de lasten van het land
deelen, evengoed als ze er de lusten van ge
nieten. Het eerste vindt bij veel Engelschen
tegenspraak, van het laatste wordt niet gerept.
Met genoegen zien we in een corresponden
tie, voorkomende in het Handelsblad, dat het
Nederlandsche overwicht in de Transvaalsche
republiek sterk is toegenomen. Ook het ge-
bi uik, dat van de Nederlandsche taal gemaakt
wordt, neemt toe, zoodat Engelschen, die
er zich vestigen, genoodzaakt zijn Neder-
landsch te leeren. Dit achten wij als Neder
landen een verblijdend teeken.
Overigens achten we de vijandige uitingen
tegen de Transvalers van zeer onsehuldigen
aard. De Transvalers houden hun kruit droog,
dat weten de Engelschen, en de herinnering
aan zekere nederlaag, hun door de boeren
tö-.gebracht, is nog te levendig, dan dat ze
tot gewelddadigheden zouden overgaan.
Op Frarischen bodem is als een gevolg van
de amnestie teruggekeerd een banneling,
van wien het te bezien staat, of de republiek
veel pleizierzal hebben: 't is Henri Hochefort,
de onverzoenlijke, vinnige bestrijder van het
keizerrijk, even vinnig bestrijder van den
tegenwoordigen toestand van zaken. Die am
nestie wordt der regeering van verschillende
zijde kwalijk genomen als een zwakheid, en
de groote massa, die Rochefoit bij zijn terug
komst begroette, is voor velen een bedenkelijk
teeken. Men lette op de woorden, die een
Fiansch generaal bij gelegenheid van den
dood van Fraukrijks laatsten maarschalk,
Canrobert, in een dagblad deed plaatsen.
Canrobert's naam te scheiden van den 2n
December (1851), den dag, waarop de toen
malige president Lodewijk Napoleon de repu
bliek van '48 den genadeslag toebracht, gaat
niet. Canrobert heeft den president toen als
soldaat geholpen. Maar sterk is, dat een
Fiamcli generaal bij deze gelegenheid schrijft:
«Frankrijk betreurt thans het mee.st, dat er
geen man is, sterk en moedig genoeg om
een coup d' état als die van 2 December 1851
te wagen" En als dan van andeie zijde weer
wordt betoogd, dat het Fiansche volk ge
regeerd wil worden, dan zijn dat teekenen
des tijds, die de toekomst met belangstelling
te gemoet doen zien.
SCHIEDAM, 9 Februari 1895.
De Koningin-Regentes heeft ter beschikking
van den commissaris van politie water
schout te Scheveningen f 1200 gesteld, om
daaruit zeemans- en andere gezinnen, waar
van de kostwinners, door de schade aan de
schepen in den nacht van 22/23 December
1894, thans tijdelijk buiten verdiensten zjjn,
te ondersteunen, waar dit blijkt noodig te
zijn, en f2300 om de schade te doen herstel
len, welke eenige daarbij aangeduide personen
aan hun eigendommen leden.
De ondersteuning bestaat in bons voor
levensmiddelen en brandstof. Geld wordt niet
uitgereikt. De ondersteuning geschiedt door
eene commissie, bestaande uit de heeren
Vernée, A. de Jong, Jacob Pronk Nz. en A.
Hoogenraad. Gisteren werd daarmede een
aanvang gemaakt.
II. M. Koningin "Wilhelmina maakte gister
middag, zooals reeds met een kort woord is
gemeld, een vrij groeten ijstocht door het
West land.
Hare Majesteit begaf zich met gevolg naar
"Wateringen en op de grensscheiding dier
gemeente en van Rijswijk bij de Smaliers-
brug werd aangebonden en voort ging het
toen over de Strijp, de Swet en de Monstersche
Watering naar Schipluiden.
Het ijs was fraai en er bewogen zich tal
van schaatsenrijders op de banen, doch slechts
weinigen meikten de vorstelijke sclmatsen-
rijdster op, die streng incognito reed aan een
stok tusschen een heer en dame uit haar
gevolg. Op eenigen afstand volgden nog drie
heeren van het gevolg.
Te Schipluiden werd halt gehouden om
eenige oogenblikken later langs dezelfde banen
en de Beek den terugtocht naar Den Haag
aan te nemen. Aan den Loosduinsehen weg
stonden liofrytuigen, die Hare Majesteit en
de dames en heeren van haar gevolg naar
het paleis terugbrachten.
Niettegenstaande den langen tocht
ongeveer 2'/s uur rijden - gaf de jeugdige
Koningin geen blijk van vermoeidheid. In
regelmatigen slag bleef H. M. tot het einde
toe doorlijden, zonder rusten.
Te Schipluiden vvns niets te voren bekend
van een bezoek der jonge Koningin, waar
door een huldebetoon, dat de ingezetenen zoo
gaarne hadden gegeven, achterwege bleef.
Bij kon. besluit is bepaald, dat liet getal
miliciens van de lichting der nationale militie
van het jaar 1895 zal bedragen 11,000 man,
waarvan 600 voor den dienst ter zee zullen
worden bestemd.
Het aandeel van elke provincie bedraagt:
Nooid-Brabant 1205, Gelderland 1275, Zuid-
Holland 2277, Noord-Holland 1944, Zeeland
513, Utrecht 514, Friesland 828,0 very sel 752,
Groningen 695, Drente 341 en Limburg 656.
De minister van oorlog heeft in eene alge-
meene order het leger ter kennis van de
landmacht gebracht, dat bij kon. besluit is
bepaald, dat de fuselier van het Oostindische
leger E. A. Blontrock alsnog by afzonder
lijke dagorders, zoo in Indië als in Nederland,
eervol zal worden vermeld, ter zake van zijn