J A". 1895. Zondag 15 en Maandag 16 September. N0. 8876 Tweede Blad Feuilleton. Op een dwaalweg. N egenenyeertigste Jaargang1. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag, UITGEVER: .1 ODÉ. BUREAU: B6T3B8TBAAT ff O. Binnenlandsclie Berichten. Abonnementsprijs, per kwartaal f 1.85. franco per post, door het geheele Rijk- 2.50. Afzonderlijke nommersq.10. Advertentieprijs van 110 gewone regels met inbegrip van eene Courantƒ1.10. Iedere gewone regel meer- 0.10 Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERA AL. Herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen. Volgens de wet op de grondbelasting moet de belastbare opbrengst der gebouwde eigen dommen om de 20 jaren worden herzien. Dat twintigjarig tijdvak verstrijkt 31 December a.s., zoodat voor 1 Januari '1899 eene nieuwe schatting zou moeten plaats grijpen. De vorige regeering wilde zich daartoe niet bepalen en stelde een geheel nieuwe wet op de grond belasting voor, waarbij de belastbare opbrengst, zoowel der gebouwde als der ongebouwde eigendommen, aan eene periodieke herzie ning werd onderworpen, met dit verschil, dat de herziening voor de gebouwde eigendommen iedere tien jaar zou geschieden en de onge bouwde slechts bij gebleken behoefte. Deze regeering heeft dit ontwerp niet op nieuw ingediend. Zij acht den tijd nog niet gekomen voor de regeling van de periodieke herziening van de ongebouwde eigendommen. Eene partieelo of geleidelijke herziening ware onbillijk, en een algemeene herziening, zoo kort na de peraequatie, niet gerechtvaardigd, te minder omdat de herziening van de onge bouwde eigendommen thans zou dreigen te stuiten op hoogst ernstige bezwaren, die den goeden uitslag van het werk in groot gevaar zouden brengen. Het zou n.l. blijken dat de dan vast te stellen belastbare opbrengst niet onbelangrijk zou verschillen met de werke lijke opbrengst. Bovendien ziet deze minister van financiën niet de onmogelijkheid in om de grondbe lasting op bevredigende wijze te regelen, zonder inniger verband lusschen de belasting op de gebouwde en de ongebouwde eigen dommen. De minister meent zich dus voor- loopig te moeten beperken tot het voordragen van eene regeling, die zich tot eene herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen bepaalt. Ter tegemoetkoming aan de bezwaren tegen de herziening in 1874 en 1875, is de samenstelling van het met de schatting belaste personeel zoowel als de methode van schatting, thans geheel anders geregeld dan in de wet van 1873. Die wet bepaalde voor alle gebouwde eigendom men een zelfde wijze van schatting. Thans wordt voorgesteld verschillende methoden toe te passen op verschillende soorten van ge bouwen. Voor de eerste categorie van gebou wen, de woonhuizen, niet tot hoeven behoo- rende, is het stelsel der wet van 1873 be houden, doch steeds wordt de belastbare op- biengst uit de huurprijzen afgeleid. Voorde tweede categorie gebouwen die niet of slechts voor een klein gedeelte tot woning dienen, wordt de belastbare opbrengst bepaald op zes percent der verkoopwaarde, en voor de derde categorie: de gebouwen kennelijk voort durend bestemd om grootendeels te zamen met gronden, waarop landbouw, veeteelt enz. wordt gedreven, op 37» percent. Het schattingswerk zal worden opgedragen aan speciale colleges van zetters, bestaande, behalve uit den voorzitter, uit twee of, waar het voor de schatting der tot hoeven benoo- digde gebouwen noodig mocht zijn, uit drie leden en plaatsvervangers, waarvan een lid en éen plaatsvervanger zal worden benoemd door de rechtbank in de hoofdplaats van het district, en de overige leden en plaatsvervan gers worden aangewezen door Ged. Staten. De voorzitter en zijn plaatsvervanger zullen wor den benoemd door den minister van financiën. De vorige herziening kostte f949,211.94. Thans zullen de kosten lager kunnen zijn, daar in veel gevallen het tijdroovend bezoek aan de te schatten perceelen kan worden ver meden. SCHIEDAM, 14 September 1895. De gewerenzaak. De Haagsehe correspondent van de N. Gr. Ct. deelde dezer dagen mede, vernomen te hebben, dat de heer De Ras eene interpellatie zou aan vragen, om van den minister opheldering te vernemen over de geweren-zaak. De heer De Ras, die in deze aangelegen heid een actieve rol heeft vervuld, zou meer licht vorderen, en het kan goed zijn, dat ook dit muisje een tarnelijken staart hebben zal. De vraag is alleen, wie de pijn zal ge voelen, als er op wordt getraptschreef genoemde correspondent. De heer De Ras schrijft naar aanleiding daarvan o. rn. in de Limb. Koerier «Indien ik de overtuiging had, dat aan den minister van oorlog was te wijten het mis lukken der onderhandelingen met betrekking tot de levering der Llem-kalibergewc. m door de binnenlandsclie industrie, ik zou geen oogenblik aarzelen, den minister in de Kamer opheldering te vragen voor de pijn, die ik bij deze gelegenheid gevoelen zou, en voor hetgeen u dacht, ben ik zoo heel bang niet. Maar 't is mij gebleken, dat niet de minister oorzaak is van het afbreken der onderhande lingen. "Wel heeft de minister zich aanvanke- Ijk niet toeschietelijk betoond, en veel be zwaren geopperd de leden van het syndi caat, die Z. E. de aanbieding op 31 Juli j.l. deden en nog andere personen daarover een woordje meepraten, doch ten slotte heeft de minister toegegeven. Toegegeven aan het bezwaar van hem of hen, die namens het syndicaat optraden, dat door de binnenlandsclie industrie meer dan 100 geweren daags geleverd zouden moeten worden. Dat is mij gebleken uit de schriftelijke bekentenis van iemand, die in deze aangelegenheid nauw betrokken is. Voor deze daad verdient dus de minister eer een woord van lof dan eene interpellatie. Jammer slechts, dat, zijn mijne inlichtingen juist, en ik heb geen reden daaraan te twij felen, de minister zijne concessie eerst deed, toenhet syndicaat zijn aanbod reeds ingetrokken had. Eenmaal echter deze hinderpaal uit den weg geruimd, bestond er geene aanleiding meer, het gedane aanbod niet gestand te doen. Toch is zulks niet geschied, en daarvoor bestaan, naar mijne vaste overtuiging, geheel andere oorsaken. Ik acht de Tweede Kamer de geschikte plaats niet, om die oorzaken te gaan bespre ken, en dit zaakje uit te pluizen." Uit het laatste koloniaal verslag blijkt, dat Toekoe Oemar, thans ToekoeDjohan genoemd, steeds redenen van tevredenheid gafde hem telkens ten gebruike afgestane wapenen wer den met de niet verbruikte munitie geregeld ingeleverd. Hij heeft dus nog niets gedaan om het een paar jaar geleden in hem gestelde veitrouwen te verbeuren. Integendeel, Toekoe Nja Makara, die het ons geruimen tijd in Tamiang, op de oostkust van Sumatra, zoo lastig maakte, kwam in April 1895 in onderwerping. Dat hij thans onze zijde koos zoo lezen wij in het ver slag was te dauken aan den invloed van Toekoe Djohan, die daartoe reeds sedert ruim een jaar pogingen bij hem had aangewend. Het was T. Djohan, die T. Nja Makam ten slotte bij ons bestuur bracht Ons dunkt, dat Toekoe Djohan hiermede Roman van Lotiiar Biiexkexdoiïf. 26. Bij het zien zijner bekoorlijke bruid verdween bij den jongen officier alle toorn, dien het gesprek met den dokter bij hem achtergelaten had. Met een uitroep van vreugde stak hij Hertha zijne hand toe en toen zij naast den ziekenstoel op de knieën viel, drukte hij een oogenblik haar hoofd tegen zijne burst. Nu kwamen in gezelschap van juffrouw Van Halier de beide getuigen binnen, eene baron j aunstein, hoofdofficier in Oostenrijksclien dienst, toot vrien Hersdoiff voor eenige jaren bij de Manoeuvres kennis gemaakt had, en een graaf Cosadini, gezantschaps-attaché, met wien hij ln Barlijnsche kringen in aanraking geweest was. Hersdorff had de namen van deze beiden op de lijst der badgasten gevonden en de lieeien hadden den dienst, dien hij van hen gevorderd had, natuurlijk niet kunnen weigeren, ofschoon beiden dien nu juist niet van de aangenaamste vonden. Elk der deelnemers wenschte dat de onder zoo treurige omstandigheden te houden plechtig heid al voorbij mocht zijn en was den geestelijke dankbaar, dat hij het kort maakte. En toen do beide getuigen na de inzegening de jonggehuwden feliciteerden en Heitha de hand kusten, toen hadden zij een gevoel, alsof zij den spot di even met liet zonderlinge huwelijk. Vervolgens liet men de jonggehuwden alleen en nu knielde Hertha, die door geen trek op het effen gelaat hare aandoening vei raden had, opnieuw bij den stoel van haren Erwin en sloeg hij haar den arm om den hals. Zij vroeg hem hoe hij zich bevond, maar hij hoorde het nauwelijks hij ging geheel op in de aan schouwing van zoovee! schoonheid en lieftallig heid. »De mijne!" flnisteide Hersdoiff, «eindelijk toch de inijne I Ach Hertha,Sfgij weet niet hoe ik naar dit oogenblik verlangd heb." Hare lippen beefden. Wanneer hij zich ver lustigde in de aanschouwing van zooveel schoons, dan moest zij wel met afschuw worden vervuld voor dat ingevallen gezicht, die bleeke lippen en dien koortsachtig vlammenden blik, nog even hartstochtelijk als eens in den tuin van den heer Flemming. »Wilt gij nu werkelijk de mijne zijn tot aan den dood 1" vroeg hij, en zaligheid en ver twijfeling te gelijk schenen zijne stem te be loeren. «Wilt gij mij nooit, nooit weer verlaten Nooit weer, Ervvin," lispelde zij, maar ook in die stem klonk iets dat spiak van nameloos wee, van verloren en niet van verkiegen geluk. Hij boog zich tot haar over en kuste haar op den mond. Toen zij die heete, droge lippen op de hare voelde, had zij moeite een instinctmatig gevoel van afkeer te overwinnen het ruischte en sniste haar in de ooren, en zij was eene onmacht nabij. Gelukkig liet Erwin haar na dien eersten kus dadelijk los, en voegde haar op een geheel anderen toon toe «Maar nu wordt het tijd van kleed te ver wisselen, mijn schatwij durven onze gasten niet laten wachten." Hertha had hem, tegen den raad van den dokter in, nog eenmaal willen aansporen om toch van de voorgenomen feestelijkheid af te zien in hare haast om zich te verwijderen, ten einde al dien bedrieglijken tooi van zich te kunnen werpen, vetgat zij dit. Zij schelde en toen de bediende verscheen, verliet zij, na een teederen groet van Erwin, in gezelschap van juffrouw Van Ilaller liet huis om met het gereedstaand rijtuig naar haar logement te rijden. Onderweg sptak zij geen woord, maar door den zwaren sluier heen kon de gezelschapsjuffrouw tranen langs hare wangen zien loopen, terwijl hare slanke handen krampachtig ineen gevouwen in den schoot lagen. t Een uur later zaten de gasten reeds in het

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1895 | | pagina 5