Birnienlandsche Berichten.
Robinson en de Transvaalsche regeering
zjjn in den achtermiddag tot een definitieve
overeenkomst gekomen, volgens welke Jame
son en zijn officieren als gevangenen naar
Engeland gaan, om gevonnist te worden, en
de gevangen manschappen aan de Engelsche
regeering uitgeleverd worden, om zonder
ophef t,e worden overgebracht naar Engeland
of een andere woonplaats, opdat tegenover
die personen volgens goedvinden van de En
gelsche regeering kan worden gehandeld. De
manschappen zijn al te Yolksrust aange
komen Jameson en de officieren vertrekken
naar de Natalsche grens zoodra de gouverneur
van Natal de noodige aanstalten heeft getrof
fen voor het overnemen van de gevangenen.
Ook de Engelsche resident te Pretoria, sir
Jacobus de Wet, heeft van den Transvaalschen
Volksraad een bedankje gehad voor zijn hou
ding tijdens het conflict.
Volgens gisteren uit Johannesburg te Lon
den ontvangen berichten heerscht daar een
gedrukte stemming, staan de zaken er stil,
houdt het vertrek van inwoners aan, maar
is er geen rustverstoring, hoewel een duizend
tal gewapende Boeren paradeerden in de stra
ten en gedurende eenigen tjjd zich voor het
regeeringsgebouvv ophielden.
Volgens bericht uit Buluwajo wordt de voor
raad in beslag genomen wapenen van de
Chartered Company naar Mafeking overge
bracht.
Naar de Times uit Johannesburg verneemt
doen de Boeren zeer ijverig onderzoek in de
sociëteiten, kranteu-bureaux en kantoren der
vennootschappen, of daar ook wapenen zijn
verborgen.
De Britsche Zuid-Afrika Maatschappij ont
ving uit Kaapstad een bericht, aan de
Johannesburg Times ontleend, waarin de
namen worden opgegeven van de mancen
van Jameson's troep, die door de Boeren ge
vangengenomen werden. De lijst telt 398
namen.
Ook wordt nog, buiten de officieele opgave,
melding gemaakt van 5 personen die gedood,
en 35 die gekwetst werden bij de gevechten
te Krugersdorp.
Alle gewonden zijn aan de betere hand.
Het transportschip Victoria, met troepen
uit Bombay aan boord, is Maandag te Kaap
stad aangekomen.
Het comité voor de behartiging der Fran-
sche belangen in Transvaal heeft een motie
aangenomen waarin de regeering wordt aan
gespoord tot het doen van vriendschappelijke
pogingen bij de Engelsche regeering om het
charter der Britsche Z.-A. M. te doen her
roepen, voorts een oorlogsschip te zenden
naar de Delagoabaai en Portugal te steunen
in zijn worsteling tegen den invloed der
Chartered Company.
Rhodes zou gisteren Kaapstad verlaten om
naar Engeland te gaan.
SCHIEDAM, 16 Januari 1896.
CXTIVEBP-BESLUIT tot heffing
eencr belasting onder den naam
Tan havengeld te Schiedam.
Da Raad der gemeente Schiedam heeft in
zijne openbare vergadering van den
met intrekking der verordening van den 6n
December 1892, goedgekeurd bij koninklijk be
sluit van den lOn Januari 1893, bestoten
Artikel 1.
Er wordt, te beginnen met den ln April
1896, van zee-, rivier- en binnenvaartuigen en
van houtvlotten, die gebruik maken van de havens
kaden, boeien of andere ten gerieve der scheep
vaart gemaakte gemeentewerken, een belasting
geheven onder der. naam van Havengeld, naar
de voorschuilen vervat in de verordening op de
invordering dezer belasting van den
Art. 2.
De heffing geschiedt naar het volgende tarief;
A. Zeeschepen.
lo. Voor zeilschepen, voor elke reis, per IP f 0.07.
2o. Voorstoombooten, i i -0.05.
B. Rivier-vaartuigen.
Voor stoombooten en vaartuigen over
de rivieren van buitenslands aankomende,
per M1-0.10.
C. Binnen-vaartuigen.
lo. Voor stooombooten
a. Voor elke rtis, per MJ. -0.03.
b. In eens per jaar, per M' - 0.60.
2o. Voor stoombooten uitsluitend sleep
dienst verrichtende:
a. Voor elke reis, per H30.03.
b. In eens per jaar, per M3 - 0.40.
3o. Voor alle andere, uitgezonderd spoe-
lingschouwen
a. Voor elke reis, per M1. -0.03.
b. In eens per jaar, per M1 - 0.40.
4o. Voor spoeiingschouwen, in eens per
jaar, per M*-2.
D. Vaartuigen, uitsluitend die
nende tot uitoefening der
Vissckerij.
Voor elke reis, per M'. -0.02.
In eens per jaar, per M1 - 0.10.
E. Hontvlotten.
a. Voor houtvlotten, per MJ op den
waterspiegel gemeten -0.01.
b. Voor houtvlotten, die met ver
gunning van burgemeester en
wethouders in de openbare
wateren der gemeente worden
geborgen, per maand of gedeelte
daarvan, per M2 op den water
spiegel genieten- 0.02.
Art. 3.
Het havengeld wordt geheven
lo. Voor zeeschepen naar de bruto inhonds-
grootte volgens den rijksrneetbrief.
2o. Voor rivier- en binnenvaartuigen naar de
netto inhoudsgrootte volgens den rijksrneetbrief.
Bij gebreke van een meetbrief of eenig ander
document, waaruit de inhoudsgrootte voldoende
blijkt, wordt de inhoud van het vaartuig door
een deskundige, door burgemeester en wethou
ders aan te wijzen, geschat. Wanneer het ha
vengeld volgens die schatting geheven is en
binnen twee maanden na de betaling daarvan
een meetbrief wordt aangeboden, wordt, hetgeen
te veel mocht zijn berekend, teruggegeven.
Art, 4.
De belasting is verschuldigd door den schipper
of den eigenaar van het vaartuig.
Behalve in het geval, dat de belasting in
eens en voor het geheele jaar betaald wordt, is
zij verschuldigd telkens wanneer ten behoeve van
het vaartuig gebruik gemaakt wordt van de in
art. 1 genoemde gemeentewerken.
Art. 5.
Tegen betaling van het havengeld per reis
kan ieder schip of vaartuig, bedoeld sub A en B
van art. 2, gedurende een termijn van 30
ieder vaartuig, bedoeld sub C en D van art. 2,
gedurende een termijn van 20en ieder hout
vlot genoemd sub E a van art. 2, gedurende een
termijn van 5 achtereenvolgende dagen van de
in art. 1 genoemde gemeentewerken gebruik
maken.
Bij langer verblijf is voor eiken ingetreden
nieuwen termijn bet havengeld weder verschul
digd.
Art. 6.
Het jaar, waarvoor de belasting betaald wot'dt,
loopt van 1 Januari tot 31 December.
Voor vaartuigen sub C en D in art. 2 genoemd,
die eerst na 30 Juni gebruik maken van de in
art. 1 genoemde gemeentewerken, is over dat
jaar slechts de helft van het in eens per jaar
te betalen verschuldigd.
Art. 7.
De bolasting is voor een gedeelte verschuldigd
voor
a. De zeeschepen en andere vaartuigen, die,
ledig zijnde, binnen de gemeente komen om te
repareeren of te timmerenvoor welke, ge
durende die reparatie, niet meer dan het halve
havengeld betaald wordt, ten ware zij geheel of
gedeeltelijk beladen mochten vertrekken, in welk
geval het gewone havengeld verschuldigd is.
b. De lichterschepen, behoorende aan ingezete
nen dezer gemeente, welke zullen betalen 4/5
van het onder punt 3 letter C, van Art. 2
bepaalde havengeld.
c. De zeeschepen, welke hier met gebroken
last aankomen of met gebroken last van hier
vertrekken, voor welke een havengeld verschul
digd is pvenredig aan het hier uitgeloste of
ingenomen gedeelte der lading, in vei houding tot
het bedrag, dat naar het tarief van art. 2 letter
A voor de geheele inhoudsgrootte van het schip
zou moeten betaald worden.
Deze bepaling is alleen van toepassing op die
schepen, welker gezagvoerders of vertegenwoor
digers, ten genoegen van het dagelijksch bestuur
der gemeente, het bewijs leveren, welk gedeelte
hunner lading hier werd uitgelost of ingenomen.
d. Die vaartuigen, welke alleen I 'Stemd zijn
om te laden uit of te lossen in de t„.n de boeien
liggende schepen en door storm of ijsgang ge
noodzaakt worden in de haven te vluchten en
daarin niet langer dan 36 uren vertoeven, welke
de helft van het havengeld zullen betale".
Art. 8.
Aan deze belastip». zijn niet onderworpen
o. De booten behoo rende bij schepen, stoom-
boo.en en vaartuigen voor welke het havengeld
betaald is.
b. De zeeschepen, welke met ongebroken last
aangekomen, na alhier geheel gelost te zijn, ledig
blijven overwinteren, voor den tijd dier over
wintering, doch in geen geval langer dan
gedurende de maanden Januari, Februari, Maart,
April, November en December.
Voor de Hl art. 2 onder letter D bedoelde
schepen wordt deze termijn verlengd tot 30 Juni.
c. Ooilogsschepen, zoowel Nederlandsclie als
vreemde en alle andeie vaartuigen in directen
dienst van het rijk. mits geen personen of
koopmansgoederen tegen vracht vervoerende.
d. Reddingbooten aan reddingmaatschappijen
behoorende.
e. De binnen de gemeente gebouwde schepen
en vaartuigen, gedurende de 60 achtereenvolgende
dagen na hunne tewaterlating, mits niet eerder
in de vaart gebracht.
f. Vaartuigen, die in de gemeente komen uit
sluitend om te repareeren, geen lading lossen
of innemen on niet langer binnen de gemeente
vertoeven dan voor de reparatie noodzakelijk is.
g. De zoogenaamde overzetbooten, vaartuigen
of ponten, alleen gebruikt wordende tot com-
municatie met straten, wegen of erven binnen
deze gemeente.
h. Ieder schip of vaartuig, httwelk op last of
met toestemming van den havenmeester uit de
havens, grachten of van de gemeanteweiken
verwijderd is, om eenig gevaar te ontgaan en
daarna op zijne eerste aanmaning, daarin of
daaraan wordt ternggevob.-d. -
i. De vaartuigen, die uitslu'tend van de boeien
gebruik maken om te lossen of te laden aan de
aldaar liggende zeeschepen, zonder binnen de
havens te komen of van andere gemeentewerken
gebruik te maken en die, welke de buitenhaven
bezoeken, uitsluitend om te laden aan de aldaar
liggende zeeschepen, mits zij binnen vierentwintig
uren na belading vertrekken.
Hiermede zijn niet bedoeld vaartuigen, die
langs zijde der bovenbedoelde zeeschepen komen,
uitsluitend om scheepsbenoodigdheden en al dat
gene aan te voeren of in te nemen, wat niet
gerekend kan worden tot de lading dier zeeschepen
te behooren.
Vaartuigen, die de gemeente verlaten heb
ben uitsluitend om aan een binnenlandsche werf
herstellingen te ondergaan of aldaar te hellingen,
en vandaar onmiddellijk onbeladen terugkeeren,
zoomede die, welke, tengevolge van bij de uitreis
bekomen schade of ontstane muiterij, binnen den
termijn van art. 5 weder in de haven of aan de
boeien terugkomen.
Art. 9.
Wanneer een vaartuig, waarvoor per jaar
havengeld is hetaald, wagens herstelling tijdelijk
uit de vaart wordt genomen, kunnen Burge
meester en Wethouders voor het vaartuig, dat
voor het hersteld wordende in dienst komt,
tijdelijk vrijstelling van havengeld verleenen.
Wordt echter een grooter vaartuig in dienst ge
steld, en duurt deze indienststelling langer dan-
veertien dagen, dan strekt de vrijstelling tich<
slechts uit tot de grootte van het vaartuig,
waarvoor betaald is, en zal voor de meerdere-
grootte het volgens deze verordening verschui-
digde moeten worden bijbetaald.
Art. 10.
O vergangsbepal Ing
Aan schippers of eigenaars van vaartuigen
die, overeenkomstig de verordening van den 6deu
December 1892, voor 1896 het in eens per jaar
te betalen havengeld hebben voldaan, zal worden
gerestitueerd hetgeen over het tijdvak 1 April
31 December meer is betaald, dans volgens deze
verordening verschuldigd zou zijn.
OKTWERP-VEKORDEKINe 05» dtr
Invordering der belasting onder
den naam van havengeld te
Schiedam,
Artikel 1.
De schipper of eigenaar van het schip, vaar
tuig of vlot is bij het ontstaan van den belas
tingplicht gehouden tot het doen van de noodige
aangifte voot het havengeld ten kantore van
den gemeeete ontvanger of den beambte, die
hem vervangt.
Wanneer dia aangifte niet volledig kan g».
schieden, doordien de juiste maat, waarnaar de-
belasting moet worden berekend, niet voldoende
kan worden bewezen, zal de belastingplichtige
of zijn gemachtigde zich, ten genoegen van den
gemeente-ontvanger, moeten verbinden tot dr
betaling van het verschuldigde, na de lossing
van het schip en de opmeting er van door den
daartoe vanwege het gemeentebestuur aari te wij
zen rijks- of gemeente-ambtenaar, of met over
legging van den scheepsmeetbrief.
Art. 2.
De betaling van het per reis verschui ligde
geschiedt bij aankomst in de gemeente of ge
bruikmaking van gemeentewerken in éen ter
mijn.
Art. 3.
Het per jaar verschuldigde wordt, mede in
éen termijn, over het volle jaar voldaan in den
loop der maand Januari, of, zoo de belastingplicht
dan nog niet is ontstaan, dadelijk na liet ont
staan daarvan. Hiervan is uitgezonderd liet ver
schuldigde wegens de sub c, 4o. van art. 2 van
liet besluit tot heffing vermelde vaartuigen, waar
van de betaling in vier termijnen t. w. in Januari,
April, Juli en October zal mogen geschieden,
wanneer de vaartuigen alhier te huis behooren.
Art. 4.
Geen schip of vaartuig zal gelost- of geen
houtvlot opgeborgen mogen worden, vóórdat de
betaling van het verschuldigde geschied of ten
genoegen van den gemeente ontvanger verze
kerd is,
Ait. 5.
De betaling van het verschuldigde geschiedt
aan den ontvanger of den beambte, die hem
vervangt, op behoorlijke quitantie voor bet be
taalde havengeld; terwijl bovendien de spoeling-
schouwen met een jaarlijks afwisselend merk
zullen worden ingebrand.
Art. 6.
In geval van nalatigheid in de betaling, ge
schiedt de invordering der belasting overeen
komstig de bepalingen van de artikelen 258 tot
en met 262 der wet van den 29.sten Juni 1851
{Staatsblad no. 85), gewijzigd bij de wet van den
7den Juli 1865 Staatsblad no. 79) met dien
verstande, dat de aangifte en beteekening der
stukken, ingevolge art. 260 dier wet aan den
belastingschuldige te doen, aan boord van het
schip of vaartuig, of op het vlot, waarvoor het
havengeld betaald moet worden, zullen kunnen
geschieden, en inmiddels, tot aan de voldoening
van de belasting en de kosten, het vertrek van
het schip, vaartuig of vlot zal kunnen belet-
worden.
Art. 7.
De quitantie van het betaalde havengeld zal
op de eerste aanvrage door den schipper of
eigenaar van het schip, vaartuig of vlot aan de
ambtenaren der plaatselijke belastingen moeten
worden vertoond.